Brussel kosmonaut
Van 9 tot 13 december 1966 werd te Menton een ‘Rencontre d'Écrivains Belges et Français’ gehouden naar aanleiding van de twintigste verjaardag van de ondertekening van het Frans-Belgisch Cultureel Akkoord. Van overheidswege waren in de Belgische delegatie ook drie Vlamingen aangeduid: Marnix Gijsen, Bernard Kemp en schrijver dezes. Wij kregen als opdracht te spreken over de ontwikkelingsgang der Vlaamse letteren vanaf Maerlant tot de avantgarde 1966.
Uiteraard werd bij de besprekingen, zoveel als mogelijk, politieke problematiek ter zijde gelaten; maar, in a-parte's, wensten ettelijke Franse gastheren toch wat meer te vernemen over wat er in ons land gaande is.
Een - niet in de politiek, maar wel in de culturele wereld - vooraanstaande Franse personaliteit stelde mij vlakaf de vraag: ‘Waarom voeren jullie, Belgen, het federalisme niet in?’
Ik antwoordde dat, zo er inderdaad, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, een, moeilijk te schatten, aantal voorstanders is van deze oplossing, te Brussel daarentegen het percentage uitermate miniem zou uitvallen; iets wat rationeel ook te begrijpen is... Naar de hoofdsteden van een autonoom Vlaanderen en een dito Wallonië zouden automatisch tienduizenden ambtenaren afvloeien, en allicht zou, in zekere mate, dit ook het geval zijn voor wat de economische en financiële instellingen betreft: hetgeen de Brusselse ‘commerce local’ met lede ogen zou zien.
‘Wat zou er, in dit extreme geval, met Brussel gebeuren?’ wou de Fransman nog weten...
Ik veronderstelde dat Brussel, overwegend francofoon zijnde, sentimenteel zich zou uitspreken voor Wallonië. Maar deze aansluiting zou veel weg hebben van de ‘aansluiting’ van de kosmonaut, die door een precaire navelstreng verbonden blijft met het ruimteschip: pure acrobatie!...
Voor het overige wenste ik geen pronostiek te doen. Wanneer de god Wodan voor een ingewikkeld probleem gesteld staat, gaat hij te rade bij de godin Erda: ‘Weisst du wie das wird?... Op wat moet dit alles uitlopen?...’ Ik echter ken geen godin Erda - alleen aardse dames, uit wier oordeel men niet veel wijze uitspraken kan halen...
Raymond Brulez