| |
| |
| |
vakliteratuur
Kroniek der christelijke letteren
E. Langgässer, Christelijke Literatuur, Uitg. Patmos, Antwerpen, 1963.
Willem Meyveldt verzorgde deze vertaling van het bekende werkje ‘Das Christliche der christlichen Dichtung’ (Walter-Verlag, Olten), bestaande uit lezingen en brieven van de schrijfster van ‘Das unauslöschliche Siegel’ (‘Het onuitwisbaar merkteken’) en ‘Markische Argonautenfahrt’ (‘Op weg naar het Gulden Vlies’).
Elisabeth Langgasser, die evenals Gertrud von Lefort aan het kwaad een apokalyptische gestalte geeft zoals ook Bernanos het deed, is bij ons vooral bekend om de indrukwekkende roman ‘Het onuitwistbaar merkteken’. Dr. Wilhelm Hoffmann bracht enkele revelerende teksten samen van zijn in 1950 overledene echtgenote, die thans in het Nederlands vertaald werden. Zij zijn meestal geschreven na de oorlog, gedurende dewelke de hartstochtelijke katholieke romanschrijfster harde slagen beleefde in eigen gezin en fabriekwerkster was, nadat zij in 1936 van het nationaal-socialisme schrijfverbod had gekregen. De teksten verduidelijken de diepere zin van haar werk.
In ‘Huidige kansen voor een christelijke literatuur’ (1948, Royaumont) pleit zij voor het opvatten van de schrijverstaak als een charisma, een begenadiging, een pneumatische of profetische inspiratie ten dienste van de mensheid, die een prooi is van de existentiële vertwijfeling en het nihilisme; daartoe is een pneumatische taal vereist, die zich niet tot de burgerlijke ratio richt maar tot een mens die een nieuw wereldbeeld en een nieuw existentieel bewustzijn heeft veroverd; deze taal heeft zij willen spreken in haar eschatologisch werk.
‘Grenzen en mogelijkheden van een christelijke literatuur’ (1949, Hamburg) houdt voor dat de kern van de christelijke heilsgeschiedenis en van de christelijke roman dezelfde is: zonde, genade, verlossing; of anders uitgedrukt: God en Satan in hun in tijd en ruimte zich afspelende strijd, waarvan de romanfiguren als de symbolen zijn. Nooit is de wereld er beter aan toe geweest dan heden om dit te begrijpen, maar de christelijke roman heeft zijn eigen vorm nog niet gevonden.
‘De christelijke werkelijkheid en haar literaire uitbeelding’ (1949) eist wederom een eigentijdse vormgeving voor de christelijke idee, een stijl aangepast aan het levensritme, een existentiestijl dus. Het christendom als een godsdienst van het mysterie, in tegenspraak tot de negentiendeeuwse rationeel-positivistische burgerlijke levensbeschouwing, beantwoordt aan de existentiële ingesteldheid van heden. Het grote nieuws dat men heden verwacht is dat van de genade. De christelijke schrijver heeft dit te brengen.
‘De geestelijke ruimte van de christelijke schrijver in Duitsland’ (1950) beschrijft het Duitse kultuurmilieu als afgebroken van de grote tradities van Goethe e.a. Maar meteen is de wording aangebroken van een specifiek christeijke uitdrukkingsstijl. Zij ziet in Duitsl. als schrijverstypen: de geraffineerde estetici (weinig gelezen), de wereldbeschouwende moralisten (veel gelezen), de esoterici (niet gelezen), de verouderde actualisten: alles samen holheid en gemis aan maatstaven. Twee krachten dringen in tegen deze holheid: christendom en communisme. Het drietal brieven dat volgt op de lezingen, die wij hoger resumeerden, herneemt meerdere thema's eruit, naast enkele andere zoals de behandeling van de zonde in haar werk.
De belangwekkende beschouwingen van Elisabeth Langgässer kunnen gelegd worden naast enkele Franse werkjes, die vroeger verschenen maar nog actueel zijn:
| |
P.-H. Simon, La littérature du Péché et de la Grace 1880-1950. Reeks Je sais - je crois 120, Parijs; A. de Parvillez, La Plume au Service de Dieu. Zelfde reeks 114. Beide 118 blz.
Het werkje van de Parvillez is een theoretische uiteenzetting. In een eerste hoofdstuk wordt aangetoond dat de Schepper een absolute heerschappij voert over het schepsel en zijn daden, ook op intellectueel en artistiek plan. Het tweede hoofdstuk toont dat zulks de schrijver niet mag afschrikken, want Gods eisen zijn vooral negatief: niet bedriegen, niet in dwaling brengen of bederven, zich wachten voor de hoogmoed des geestes; dat belemmert zijn geestesvrijheid en zijn creativiteit niet. Integendeel, betoogt het derde deel: het aanvaarden van Gods wetten en van het christelijke geloof geeft geen talent, maar helpt hen die talent bezitten. Het werkje lijkt ons op zijn geheel wat irreëel, hoewel het overloopt van goede bedoelingen.
De romancier en hoogleraar P.-H. Simon deelt om dezelfde principiële reden het optimisme van Elisabeth Langgässer voor de christelijke literatuur: het failliet van het negentiendeeuwse positivisme. Dit positivisme was zo alles beheersend omstreeks 1880 in het intellectuele milieu dat men toen kon schrijven: ‘L'Eglise est en train de s'abîmer dans le néant intellectuel’. Waar echter de Duitse schrijfster voor haar land nog niet kon schrijven over een reeds meerdere generaties ver strijkende heropleving der christelijke literatuur, daar kan Simon ons wijzen op een lange reeks grote namen uit de laatste tachtig jaren, die aantonen hoe het katholicisme traag maar zeker zijn posities herovert, zodat op dit ogenblik de christelijk geïnspireerde letteren algemeen ook door het ongelovige kamp als een belangrijke afdeling der Franse literatuur beschouwd worden, waarvan de waarde objectief zeer hoog moet geplaatst worden; verrijking in de breedte waaraan een verrijking in de diepte beantwoordt vermits de theologische begrippen van genade en zonde, gebed en bovennatuur in de Franse letteren zeer diep wortels hebben geschoten. Simon brengt een beknopte maar gedegen analyse van de innerlijke motiveringen der voornaamste Franse letterkundige produkten, die van een christelijke ideeënwereld uitgaan.
| |
Prof. N. Vroom e.a., Geest van de tijd, Reeks Amboboeken, Uitg. De Fontein, Utrecht/Merksem, 1964; 264 blz.
De landdagen van de Sint-Adelbertvereniging, die N.-Nederlandse katholieken uit leidende kringen groepeert, zijn gekenmerkt o.m. door toespraken van zeer hoog gehalte, waarvan de voornaamste uit de laatste jaren hier verschijnen; er zijn ook Vlaamse sprekers bij zoals Prof. Dondeyne en P. Wildiers. In verband met deze kroniek willen we wijzen op twee toespraken uit het jaar 1958, nl. van Prof. Vroom en Prof. Rogier, die een tegenstelling bieden met het optimisme, dat in Frankrijk en Duitsland bestaat wat betreft de culturele betekenis van het katholicisme.
Vroom spreekt over de inertie bij de Nederlandse katholieken op esthetisch gebied. Als voorbeeld neemt hij de architectuur. De kerkbouw staart zich blind op de beruchte canon 1164, die vraagt de traditionele vormen te eerbiedigen; bovendien zijn de met kerkbouw gelaste architecten meest ‘mensen die reeds oog in oog met Abraham staan’ en dus bijna niets afweten over moderne technieken; geen architect mag met kerkbouw belast worden zo hij niet vroeger reeds een kerk heeft gebouwd; het resultaat is de verstarring der naoorlogse Nederlandse kerkelijke architectuur. Een ander voorbeeld is de TV. Het KRO-beleid bracht een reeks erge mislukkingen omdat te weinig om de nodige kundigheid gegeven wordt door het bestuur, en omdat te weinig talentvolle katholieken om de TV begaan zijn, krachtens de voor intellectuele katholieken zo karakteristieke inertie en zelfvoldaanheid.
Prof. Rogier had het vooral over de culturele inertie. Op wetenschappelijk gebied spreken de cijfers: katholiek zijn 27 % der Ned. studenten, 20% der afgestudeerden, 10% der schrijvers van wetenschappelijke werken. Een reden der inertie is dat waar vele wetenschapsmensen domineeskinderen zijn, een goed deel, zoniet het beste der katholieke elite door het celibaat van voortzetting verstoken is. Vooral in de exacte wetenschap is de katholieke achterstand groot. De katholieke gemeenschap leest minder en minder wetenschappelijk, studeert minder,
| |
| |
geeft minder geld aan wetenschap, doet aan kunst om zuiver apostolische redenen (Vondelstudie!), kent en waardeert slechts het ónze op letterkundig en kunstgebied, doet niet mee aan gemeenschappelijke culturele initiatieven op neutrale basis, bezit geen cultuuridealisme, compenseert zijn spiritualistische levensbeschouwing door materialistische geneugten, produceert winkeliers en herbergiers en weinig intellectuelen behalve priesters, overbeklemtoont volgzaamheid ten koste van de waarheid en initiatief, vat de opvoeding op als klokhen-zorg, laat de journalistiek over aan dilettanten, enz.
Hoevele dezer verwijten treffen ook niet de Vlaamse katholieke gemeenschap?
| |
F. Kurris e.a., Moderne literatuur in Christelijk perspectief, Uitg. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1964, 174 blz.
Deze uitgave, gerealiseerd door het Katechetisch Centrum Canisianum, is in twee jaar tijd reeds aan haar vierde druk. Zij bedoelt een aantal belangrijke auteurs, of althans hun voornaamste werk, te beschouwen in ideologisch opzicht en hun standpunt te confronteren met de christelijke levensopvatting. Dit gebeurt eerlijk en zonder vervalsing der feiten. Volgende auteurs komen aan bod: Kafka, Bernanos, Greene, Borchert, Camus, Steinbeck, Sagan, Osborn, Claus, Böll, Blaman. Ook bibliografisch is het werk zeer nuttig, alsmede om de keuze van typische teksten voor elke auteur en de verwijzing naar Bijbelteksten.
A.S.
| |
Varia
Uit de nalatenschap van Warden Oom, drukkerij Vonksteen, Langemark. Samenstelling: E.H. Marcel Vermeulen. Geïllustreerd met een 50-tal foto's.
Het werk omvat een inleiding door André Demedts en bestaat verder uit vier grote delen:
I. Uit zijn dagboek. II. Uit het landelijk leven van weleer (schetsen). III. Het boerenkind (verhaal). IV. Uit het Boerenleven.
Wij kunnen dit boek niet beter voorstellen aan onze lezers, dan met de inleiding, die André Demedts ervoor schreef:
Op 6 juli was het dertig jaar geleden dat Edward Vermeulen overleed. De schoonste hulde die hem nog kon gebracht worden was ongetwijfeld de uitgave van zijn nagelaten werk. Tot zijn erfenis behoorden enige handschriften die nooit gepubliceerd werden en een verzameling artikels die alleen in bladen verschenen en daardoor moeilijk terug te vinden waren. Dit boek bevat een keus uit die nalatenschap samengesteld door E.H. Marcel Vermeulen, de neef van de schrijver.
Achteraf bekeken blijkt dat met de geschriften van Edward Vermeulen een periode in onze volks- en cultuurgeschiedenis werd afgesloten. De tijd die hij gekend heeft keert nooit meer weer. Tussen de twee wereldoorlogen is het landelijke Vlaanderen veranderd. Omer Karel de Laey, de dorpsgenoot van Edward Vermeulen, die veel meer was dan een volkse dichter waarvoor hij doorgaans gehouden werd, had die ontwikkeling voorzien en zich ten andere ingespannen om ze te helpen doorvoeren. Hij drong aan op meer onderwijs en verfijning, op een ruimere intellectuele belangstelling op een zelfstandige levenshouding. Wat hij verlangde is er gekomen, niet ineens en toch vlug genoeg, om het uitzicht en de sfeer, de gewoonten en gedragingen op de Vlaamse buiten binnen het enge bestek van een kwarteeuw sterk te wijzigen. Nieuwe gedachten hebben nieuw leven gewekt. De sociale en economische vooruitgang hebben samengewerkt om de vrijheidszin te versterken en de macht te verstrekken die voor de volkse bewustwording onmisbaar was. Door de uitbreiding van de techniek en de nijverheid, door de ontmoeting met andere opvattingen en volkeren, werd een mensentype gevormd, dat zijn verleden niet kon verloochenen en er toch vervreemd tegenover staat.
Voor hedendaagse lezers bezit het werk van Edward Vermeulen in de eerste plaats een documentaire waarde. Dat is inzonderheid het geval met zijn schetsen over het landelijke Vlaanderen en zijn bewoners, maar ook met zijn karakterstudies en dagboekaantekeningen.
Eerlang zullen de geschiedschrijvers uit het werk van Streuvels en Vermeulen afleiden hoe onze Westvlaamse voorouders geleefd hebben en de taalkundigen erin zoeken naar woorden en wendingen die naargelang ze minder gebruikt meer bewonderd zullen worden. Nog is dat niet alles. Want in de geschriften van Vermeulen ligt ook een epische schoonheid die haar glans niet verloren heeft. Wij denken aan ‘De Blieckaerts’ en ‘Verstervend ras’ zoals aan sommige bladzijden, tragisch of humoristisch, die hier volgen. Toen Vermeulen begon te verhalen bestond er een traditie van Westvlaamse vertellers, ingezet met Lodewijk Van Haecke en Victor Huys, waartoe Gezelle en Verriest, Leroy, Vanhee en Declercq behoord hebben, voor ze haar bekroning vond in Stijn Streuvels, de grootste van allen. Vermeulen heeft die traditie voortgezet en wat hem eigen was eraan toegevoegd, zijn romantische liefde voor de mens, geworteld in zijn christelijk geloof en de goedheid van een hart dat geleden had zonder hoogmoed. Dat hij zijn lezers nog aanspreekt wordt bewezen door het feit dat een herdruk van ‘Zwarte Pokken’ in korte tijd uitverkocht was. Wij hopen dat ook deze bundel, uit Vermeulens nagelaten werk samengesteld, een gunstig onthaal zal genieten.
| |
't Manneke uit de Mane, Volksalmanak voor Vlaanderen 1965, prijs: 20 F., te bestellen bij Karel M. de Lille, Cartonstraat, 40, Ieper.
‘'t Manneke’ 1965 is verschenen: 160 bladzijden smakelijke humor, opgediend volgens het beproefde, oeroude procédé Alfons Van Hee en Achiel Denys. De redactie werd waargenomen door het driemanschap Karel M. de Lille, Lucien Dendooven en Raf Seys. De medewerkers zijn: Willem Denys, Raf Seys, Boschvogel, Dr. L. Spyckerelle, Marja de Smet Vercauteren, Karel M. de Lille, Marcel van de Velde, M. Deforche, Noel van de Breen en Z.E.H. Van de Kerckhove.
Zoek in deze almanak niet méér dan een gezonde lach en even gezonde volkswijsheid: maar is dat al niet voldoende om het boekje hartelijk aan te bevelen?
| |
Bert Bijnens: Zuid- of Frans-Vlaanderen, Heembibliotheek ‘Bachten de Kupe’, nr. 2, 1964, 216 pag., 51 foto's en kaarten.
Deze uitgave werd bedoeld als ‘Gids’ voor Zuid- of Frans-Vlaanderen. In zijn inleiding laat de auteur uitschijnen dat het samenstellen van een dergelijk werk vast niet probleemloos is en dat er, vooral wat betreft de vorm, veel gewikt en gewogen dient te worden - hetgeen wij volkomen kunnen beamen na kennismaking met het boek. In een eerste deel schetst Bert Bijnens land en bewoners, de Vlaamse activiteiten, de taal in de Westhoek en de taalgrens. Dit deel werd zeer bondig gehouden, maar bevat de hoofdzaken en geeft o.i. een duidelijke kijk op de toestanden en hun evoluties. Deel II van het werk wordt betiteld: ‘Wij reizen van stad tot dorp, van dorp tot stad’, een reis van Adinkerke tot Gijvelde, over Grevelingen, St.-Omaars, Rijsel en Kassel. Tientallen dorpen en steden worden één voor één voorgesteld: voorkomen, ligging, een bondig geschiedkundig overzicht, de bezienswaardigheden en zo meer, het geheel verlucht door passende foto's.
Het derde deel - tevens het belangrijkste - bevat een schat aan heemkundige gegevens en men vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat één mens - hij moge nog geholpen worden door een groep specialisten - al die gegevens zó kan verwerken, dat ze ook voor degenen, die geen heemkundigen zijn, interessant worden om lezen. Dit deel werd uiteraard onderverdeeld in een aantal hoofdstukken: Vlaamse vroomheid, vooraanstaande figuren, volksleven en kerkelijke kunst. Het besluit met een lijst der geraadpleegde werken, een alfabetische bladwijzer der gemeenten en twee kaarten ‘De Westhoek’ en ‘Nederland in Frankrijk’. Auteur en uitgevers dienen gelukgewenst met dit werk, dat beslist een belangrijke bijdrage is tot de kennis van Zuid-Vlaan- | |
| |
deren, een stuk van het oude Dietse Moederland, dat voor al té veel Dietsers nog steeds onbekend en dus onbemind is.
| |
Huldeboek Antoon Vander Plaetse 60 jaar.
Het is vanwege het Huldecomité Antoon Vander Plaetse 60 een gelukkig initiatief geweest, als sluitsteen van de hulde aan de jarige voordrachtkunstenaar, een boek uit te geven over ‘Tone’. Laten wij onmiddellijk bekennen, dat wij zeer veel genoegen hebben beleefd aan de lezing van dit werk, geschreven en samengesteld door de beste vrienden van de gevierde. Er wordt - zoals het past - nogal plechtig begonnen, met een opsomming van al degenen, die zetelden in hel bescherm-, het opdrachtgevend, het uitvoerend en het erecomité (een bladzijdenlange lijst met namen uit alle Vlaamse gouwen en zelfs uit Nederland en Frankrijk). Volgt dan een beknopte bio-bibliografie van Antoon Vander Plaetse, maar daarna kan de lezer genieten van het gemoedelijke levensverhaal van de jarige, geschreven door André Demedts, die zijn ontroering en zijn vreugde nauwelijks kan verbergen. Men kan dan nog nà-genieten van een achttal gedichten van de hand van ‘Tone’, een beknopt verslag van de huldeplechtigheden te Kortrijk op 26 april jl., om dan - nogmaals zoals het past bij dergelijke gelegenheden - te eindigen met het dankwoord van de gevierde zelf: ‘Uw vriendschap neem ik dankbaar aan als het zegelmerk op mijn leven en werk...’
Vermelden wij nog dat het flink verzorgde en mooi geïllustreerde boek werd aangeboden door het A.W.T., het C.V.K.V. en het Davidsfonds West-Vlaanderen, onder de auspiciën van het Provinciaal Bestuur en het Stadsbestuur van Kortrijk. Lannoo nam het in druk en haalt eer van zijn werk. Wie nog geen exemplaar rijk is, kan bestellen bij Gilbert Libbrecht, Lindelaan, 49, Zwevegem.
| |
Dit is de Gidsenbond, brochure uitgegeven door de Gidsenbond Brugge en West-Vlaanderen 1964, samengesteld door Hervé Stalpaert, met de medewerking van de Raad van Beheer.
Deze mooie, typografisch flink verzorgde brochure houdt een historische schets in over ontstaan en groei van de Gidsenbond en handelt vervolgens over de School voor Gidsen, de Dienst der Begeleidingen, de Culturele Activiteiten en de Bibliotheek. Ten slotte wordt een volledige bibliografie gegeven van de aantrekkelijke reeks uitgaven, die de Gidsenbond op zijn actief heeft: tijdens het huidig werkjaar zal nummer 50 in de reeks een feit geworden zijn! Enkele interessante foto's verluchten het geheel.
| |
B.R.T. - Derde Programma - 4de kwartaal 1964. Programmabrochure nr. 25, 30 F., giro 54.68 van de B.R.T., Flageyplein, 18, Brussel 5.
Het strekt de B.R.T. en inzonderheid Maurits Bilcke tot eer, dat elke brochure met zoveel zorg wordt uitgegeven. ‘Derde Programma - 4de kwartaal 1964’ bevat een algemeen weekschema der uitzendingen gedurende de bedoelde periode en geeft vervolgens een gedetailleerde uiteenzetting van de gesproken en de muziekuitzendingen. Het geheel wordt uitstekend verlucht met zorgvuldig gekozen illustraties, die de soms uiteraard wat dorre opsommingen ‘breken’ op een gepaste wijze.
Aanbevolen aan alle liefhebbers van het Derde Programma!
j.v.r.
| |
Tijdschriften
Biekorf, Westvlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore.
Redactie en beheer: A. Viaene, Annunciatenstraat 82, Brugge.
Abonnementsprijs 125 fr. Giron. 2335.37.
3, Lentemaand: Wulveringem 1680 (A. Viaene) - Moreel/Mareel (F. Debrabandere) - Gezelle aangevraagd voor Engeland (Jozef Geldhof brengt documenten over de poging van Gezelle in 1857 om missionaris in Engeland te worden) - Ingevoerd timmerhout (A. Viaene) - Boldersmaatschappijen in het Brugse (M. Cafmeyer) - Mengelmaren (o.m. de Nieuwpoortse zilversmid J. van der Postelrie in 1419; J. Maréchal, La chapelle fondée par P. de Salamanca, Verh. K. Academie v. België; M. Coornaert, Het Land achter de Evendijk/Heist).
4, Grasmaand: Leie en leven in mijn vlastijd (J. Hugelier over vijftig jaar geleden) - Walburgaviering (A. Viaene) - Viering van Fr.-Jos. Beyts te Brugge als ‘primus van Loven’ in 1782 (V.D.E.) - Onse Vrauwe ter Veinstersterre (Santa Maria de Finisterre; A. Viaene) - De naam Zuid-Vlaanderen (A. VH.) - Kerk van Wielsbeke 1588 (J. De Smet) - Vlaamse Jeruzalemvaarders in 15o E. (K.M. De Lille) - Mengelmaren (o.m.: + Raym. Vandenberghe; P. Debrabandere, Geschiedenis van de schilderkunst te Kortrijk).
5, Bloeimaand: De Vlaamse pers in 1825-30 (F. Didier) - Ooievaarsnesten in W.-VI. (A. Viaene) - Boldersmaatschappijen (vervolg) - De Suzannieten van Poperinge, een quietistische secte in 1855 (J. Geldhof) - Het Amerikaans-Vlaams weekbad ‘De klok van Overzee’ in 1914 (A. Viaene) - Mengelmaren.
6, Zomermaand: Rond de prinsenwieg te Male in 1330 (A. Viaene over de geboorte van Lodewijk van Male) - Leie en Leven in mijn vlastijd (vervolg) - Jacobijns Marktliedje voor de boeren 1793 (A. Viaene) - Taalaantekeningen (K. De Busschere begint de publicatie van zijn taalzantingen over de levende gesproken taal in W.-VI.; er zijn een paar duizend aantekeningen van grote waarde, waarvan de eerste reeks gaat van A tot Auto; vele typische volksgezegden) - De Moetsaetsen (muchachos), Vlaamse trosjongens in Spaanse soldatendienst, 1567-1600 (A. Viaene verzamelde zeer belangwekkende gegevens) - Remedies van Pater Caestryck uit Voormezele rond 1840. (J. Geldhof) - Mengelmaren o.m.: Dom T. Van Biervliet, Lodewijk-Albert Caytan, Uitg. Gesch. en Oudh. Genootsch. Roeselare).
7, Hooimaand: Kortrijkse hist. naam ‘Kerkhof der Fransen’, 1567-1961 (A. Viaene over naamoverblijfsels van 1302) - Taalaantekeningen (vervolg van Baalaard tot Buspoer) - Leie en leven in mijn vlastijd (vervolg van de studie van Hugelier, die een wetenswaardige uiteenzetting brengt van het vroeger vlasbedrijf) - Van Doniniek naar Mientje (D. Cracco) - Frans toneel te Brugge in 1793-98 (A. Viaene over de toneelgroep van het Fr. bezettingsleger) - Mengelmaren (o.m.: Album Archivaris Jos De Smet samengesteld door H. Stalpaert; de kostschool van Mr. Catteeuw te Waarschoot rond 1800).
8, Koornmaand: Oostendse drukpers, Bibliogr. van stadsdrukker B. Bricx 1790-1813 (A. Viaene) - Van Jozef tot Joos - Kortrijks sociaal conflict in 1850 (J. Geldhof zet de uitpluizing voort van de correspondentie van Mgr. Malou) - Mijfelen, mijfelare, mijfelschole, Oud-Iepers (A. Viaene) - Marktlied op de overw. van Lodew. XV in 1745 (A.V.) - Mengelmaren (o.m.: ‘Stille getuigen’, kunst- en geestesleven aan de IJzer; de brand van Wevelgem in 1822; Bulletin van de K. Ned. Oudh. Bond, aflev. 3, 1964, over Sluis, Damme (L. Devliegher), zes herbouwde belforten (id.), Fr. belforten, Ter Doest).
A.S.
| |
Ons Erfdeel, 7de jg., nr. 4, juni 1964, abonnement 100 F (4 nrs. per jaar), giro 5893.45 van J. Deleu, Rekkem.
Inhoud: Italiaanse waardering voor het Nederlans (Dr. G. Prampolini), Commendatio, Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen XX (Luc Verbeke), Het jongerenkontakt Noord-Zuid (Dr. J. Lehembre), Die van 't Fonteintje (Prof. Dr. Fr. Closset), Gedichten van Minne, Herreman, Roelants en Leroux, De landelijke woning in Frans-Vlaanderen (Nestor Depoers), Die hedendaagse musiek in Suid-Afrika (Jan Bouws), In de rand (A. Demedts), De schilder Jules Steelandt (Dr. J. van den Driessche), Le Carillon de Bruges (Jules Steelandt), Steden van Frans-Vlaanderen - Rijsel II (L. en F.
| |
[pagina binnenkant achterplat]
[p. binnenkant achterplat] | |
Pittery), Grote Frans-Vlamingen - Willem van Rubroec (G. Van Ryckeghem), Kulturele kroniek, Tijdschriften en Boeken, Aantekeningen en Verslagen, Programma's.
| |
Ons Erfdeel, 8ste jg., nr. 1, september 1964.
Inhoud: Onze taak (Jozef Deleu), Het Nederlands onderwijs in Tsjecho-Slovakije (Dr. Olga Krijtova), Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen XXI (Luc Verbeke), De dichter Herman Gorter (Prof. Dr. Garmt Stuiveling), Gedichten (Herman Gorter - vert. André Piot), De hedendaagse architectuur in Vlaanderen (Ir. Jan Delrue), Het water (Guido Gezelle), Het onderwijs in de Friese taal in de Nederlandse provincie Friesland (G. Sinnema), Herinneringen - De vervloekte minnaar (Herman Vos), ‘Paradise regained’ (Hendrik Marsman - vert. André Piot), Reisindrukke ‘Twee oren om te horen’ (Peter Blum), De geschiedenis van de schilderkunst in Frans-Vlaanderen I (Dr. J.E. van den Driessche - bewerking W. Spillebeen), De schilder Sam De Vriendt (Jan D'Haese), In de rand (André Demedts), Steden van Frans-Vlaanderen: Hondschote (Frits en Lieselot Pittery), Grote Frans-Vlamingen - Andreis Steven uit Kassel (Eugène de Bock), Bibliografie: Het Nederlandstalige boek in vertaling, Kulturele kroniek, Tijdschriften en boeken, Aantekeningen en verslagen. Het begin van deze nieuwe jaargang is een uitstekende gelegenheid om andermaal eens de bijzondere aandacht te vragen voor ‘Ons Erfdeel’, dat beslist geen gewoon periodiek is met een of ander beperkt artistiek programma: een diepe bekommernis om het algemeen-Nederlands erfgoed ligt aan de basis van dit tijdschrift. Een betere kennis van ons cultureel erfdeel moet ons immers nader bij elkaar brengen.
Wij hebben met vreugde vastgesteld dat in de loop van het voorbije ‘Erfdeel’-jaar meer dan 300 nieuwe abonnees werden ingeschreven. Wij hopen vast dat dit aantal nog zou mogen aangroeien en wensen ‘Ons Erfdeel’ van harte een goede vaart in zijn achtste jaar!
| |
Trefpunt, jg. 1963-64, nr. 3, abonnement: 100 F (4 nrs.), giro 6475 Bank Soc. Gén., Brugge.
Inhoud: Verhalen van Jack Verstappen en Dries Janssen, Poëzie van Marnix Van Gavere, J.-P. Bresser, Albe, M. de Smet-Vercauteren, Roel Houwink, René Verbeeck, J.H. Eekhout, Lieve Van Damme, Alyd, Brink, Fernand Florizoone en Joan Th. Stakenburg. ‘Piet de Smeerpoes’ door M. Custers. ‘Keramieker Jan Kellner’ door A. De Caluwe. Schijnwerper op Dr. Inge Meidinger-Geise, Buitenlandse Brieven door Jan Deloof, Dr. Inge Meidinger-Geise en Clark Stillman. Verder boekbesprekingen.
| |
Yang, tweemaandelijks literair tijdschrift, abonnement: 100 F (6 nrs.), giro 9174.24 van M. Thibau, Houtbriel, 16, Gent.
Het is de eerste maal, dat wij kennismaakten met ‘Yang’, een goed verzorgd en over het algemeen lezenswaard tijdschrift, dat, naar het ons voorkomt, vooral in handen is van jongeren, o.m. onze leden Jan Emiel Daele en Daniël Van Ryssel. Vooral sympathiek is de vlotte en goede samenwerking tussen Noord en Zuid, dia in de nummers, die wij ter inzage ontvingen, duidelijk merkbaar is. Het is en blijft waar, dat uit wederzijdse belangstelling beter begrip en grotere liefde geboren worden. Wij hopen dat ‘Yang’ ook daartoe het zijne zal blijven bijdragen.
| |
Manifest, tweemaandelijks literair tijdschrift, abonnement: 80 F., giro 873777 van Eric de Preester, Speelstraat, 38, Zingem.
Nogmaals een jongerentijdschrift, dat zeer vooruitstrevend schijnt en dat eveneens Noord en Zuid hand in hand wil doen gaan. Wat ons bijzonder getroffen heeft, is de mooie lay-out van dit periodiek: fijnzinnige foto's van Willy Schmidhamer en Hans Joachim Schröter en uitstekend tekenwerk van Fred Gubbels en Jos Nien. De teksten - meestal gedichten en korte schetsen - zijn over het algemeen goed gekozen en het lezen waard.
Dus eveneens krediet voor dit ‘Manifest’.
| |
De Tekengids, nr. 54, 18de jaargang, abonnement 60 F (4 nrs. per jaar), giro 4162.30 van O.V.T., Brugge.
Inhoud: Activiteiten (Pros Van Leeuw), Activiteiten in het Middelbaar Onderwijs (Jo. Verhenneman), De Creatie (Joz. Noreille), Muzikale en Plastische Opvoeding (Jo. Verhenneman), Het vizueel waarnemen (Alfons Van Wanzeele), TG-Front.
| |
Notre Flandre, 12de jg., nr. 1, 1964, abonnement 80 F, giro 5201.80 t.n.v. D. Bossuyt, Kasteelstraat, 19, Desselgem (W.-VI.).
Inhoud: Nieuw Europa! (V.V.F.), Pilotage? (Les Amis de la Sud-Flandre), Frontières, douanes, tarifs - et relativité (M. Dumoulin), Nobles demeures des champs aux Pays-Bas français (G. de Le Salle), Les Nouvelles Synthèses prennent figure (J. Vandamme), Actualités maritimes (A. Bourgeois), Verjaringen: K.R. Berquin, Prof. Dr. R. Sterkens, Lode Baekelmans - Ger Schmook, Uit boek en blad, Lezers schrijven ons, Gingen heen, De tout un peu, Van hier en elders, Chronique de chez nous.
| |
Kortrijk, 3de jg. nr. 4, 1964, abonnement 25 F (12 nrs. per jaar).
Inhoud: Kortrijk in expansie, Wie, wat, waar?, Onze nieuwe zusterstad: Bad Godesberg am Rhein.
j.v.r.
|
|