ontmoetingen
Het mimecentrum ‘Pantalone’ te Roeselare
Onder alle scenische kunsten is in ons land de Mime altijd de zwakste geweest. Wij kennen het Sabbattini-theater, met de onvolprezen M.A.J. Hoste, en verder de Israëli Zwi Kanar - evenals Hoste leerling van Marcel Marceau - die na enkele jaren verblijf in Europa als mime-kunstenaar reeds naam en faam verwierf. Meer professionele mimes vindt men in ons land niet. Iemand die de situatie van het theaterleven in België kent, zal zich daarover niet verwonderen. Daarenboven stuiten wij in de geschiedenis van de Mime op een zeer lange onderbreking tussen de gouden jaren van het Comedia dell Arte en het réveil met Decroux en Barrault, de enkele opflakkering met Deburau in de vorige eeuw niet te na gesproken.
Het publiek vervreemdde van deze volkskunst bij uitstek en Decroux en Barrault (de grondleggers van de Mime als autonome kunst) ontdeden haar meteen van alle hulpmiddelen als dekor, muziek en recitant. De Mime werd een randgenre, een spel voor ingewijden. Toch is er geen kunst die, ook als ze abstraheren wil (wat uiteindelijk de bedoeling van elke kunstvorm is) zo konkreet is in middelen en uitdrukkingsvormen, zo gebonden aan het leven van elke dag.
Geen gebaar is er om zijn lineaire schoonheid alleen. Geen beweging ontsnapt in de ruimte. Mime-technisch betekent dit: dat iedere beweging haar aanvangspunt heeft, een duidelijk afgelijnde weg volgt en haar voltooiing vindt in een rustpunt. De mime verovert niet de ruimte zoals de ballerina (zij is een vlinder en de ruimte wordt een tuin) maar trekt de ruimte naar zich toe, kondenseert deze zoals ze de tijd kondenseert. ‘Il y a un autre univers’, schrijft Jean Dorcy, ‘l'univers du perroquet qui du bec, des pattes, des ailes, oscille, se traîne, se tord, se hisse au sommet du perchoir’.
Vanzelfsprekend zijn voor een kunst als deze, naast de onontbeerlijke spontaneïteit, zin voor humor (en discipline), een uiterste lichaamsbeheersing en kennis van eigen fysiek en psyche vereist. Pas dan kan aangevangen worden met het zoeken naar een persoonlijk ritme en het opbouwen van een eigen grammatica.
Om deze en nog andere redenen verheugt het kennis te maken met een mimecentrum in eigen provincie: groep Pantalone, die reeds enkele jaren te Roeselare werkt. Deze groep werd in 1961 gesticht door vier leerlingen van M.A.J. Hoste en trad vrij vlug op in verschillende steden van ons land: Brugge (Portinari), Gent (Sabbattini), Kortrijk (Atrium), soms met kindervoorstellingen: Antwerpen (Sportpaleis). Het repertorium bestond toen reeds uitsluitend uit eigen kreaties en verraadde duidelijk de invloed van Hoste, invloed die de leden van Pantalone ook nu niet verloochenen willen.
Vanaf 1963 werkt de groep onder leiding van Magda Vandewalle (24) en Geert Vanallemeersch (29). Deze laatste, bekend als cartoonist en zwart-wit-kunstenaar, is leerling van M.A.J. Hoste, terwijl Magda Vandewalle, danspedagoge en realisator van zovele dansmanifestaties in en buiten de provincie, leerlinge is van de Nederlandse mime Jan Bronk. De zware en uiterst geladen stijl van deze grootmeester (sterk verschillend van de meer verfijnde en latijnse Hoste) drukte zijn stempel op haar spel en uiteindelijk op dat van gans de groep. In 1961 en 1962 reisden Magda en Geert naar Israël. Het kontakt met de levende folklore en het zoeken naar nieuwe uitdrukkingsvormen bij de jonge Israëlis openden andermaal nieuwe mogelijkheden, die gestalte kregen in de dansen, die de intermezzi vormen tussen de onderscheiden mimenummers.