Goya: De Hertogin van Alva.
feite maar weinig te betekenen. Het bekende werkje van Franz Roh
Nach-Expressionismus dateert van maart 1925; welnu hij rangschikt hierbij fel uiteenlopende meerdere richtingen zoals: een vernieuwd impressionisme van Derain, een verstild expressionisme van Unold en Seewald, de constructivismen van Kandinsky, Klee en de Franse puristen, de metaphysische werken van Carrà en Chirico, het neo-classicisme van Picasso en Metzinger, de naieve kunst à la Rousseau en tenslotte het magisch realisme en het verisme. Zonder enige twijfel zou Roh onze grote vlaamse expressionisten, die hem in 1925 totaal onbekend waren en tenandere nog maar sedert een vijftal jaren deze weg waren opgegaan, beslist onder de post-expressionisten ofte neo-expressionisten gerekend hebben...
Zo de uitdrukking ‘neo-expressionisme’ verwarrend mag heten, de term ‘expressionisme’ is het niet minder. Volgens Roh bestaat het eigenlijke expressionisme uit: het vroeg-expressionisme met Gauguin, van Gogh en de ‘Brücke’, het cubisme, de absolute schilderkunst (abstracten), de constructivistische machiene-romantiekers en het Italiaanse futurisme. Friedrich Haack voegt in zijn standaardwerk
Die Kunst der neuesten Zeit (eveneens van 1915) bij deze zogenaamde expressionistische stromingen ook nog het werk van Toorop, Delaunay, Juan Gris, Chagall, de dadaïsten en vele anderen. Een wonder allegaartje, al even verscheiden als het allegaartje waarop Herwarth Walden het etiket ‘expressionisme’ plaatste in 1913; hij was, naar dikwijls beweerd wordt, de uitvinder van het woord,
Matisse: Tabac Royal (Verz. Lasker, New York).
maar hij gebruikte het voor gelijk welke vorm van avantgardistisch anti-impressionisme, waarvan de vertegenwoordiger met zijn blad
Der Sturm sympathiseerde of eenvoudig maar exposeerde in zijn galerij: fauvisten, futuristen en abstracten evenzo goed als cubisten. Van het begin af schijnt er dus een grote onzekerheid bestaan te hebben over de betekenis van de term ‘expressionisme’.
De kunstcritici en de kunsthistorici, deze lieden die alles beter weten dan de artiesten zelf, hebben sedertdien in deze babelse verwarring orde geschapen; zij hebben gedekreteerd dat de term ‘expressionisme’ dient voorbehouden te worden tot de ‘Ausdruckkunst’, dat zij geboren werd te Saint-Remy in Frankrijk, dat zij stierf met het uiteenvallen van de ‘Blaue Reiter’ te München. Welke waarde hebben dergelijke dekreten? Maar laten wij terugkeren tot wat wij hoger het expressionisme als universeel verschijnsel genoemd hebben, het expressionisme als immer actueel verschijnsel. Dit is niet zozeer een bepaalde stijl, maar een bepaalde houding van de schilder tegenover het kunstwerk, een ‘attitude’: Peindre les créatures et les choses non pas telles qu'elles apparaissent, mais d'une part, telles qu'on les a senties, telles qu'elles ont retenti jusque dans notre moi le plus profond, et, de l'autre, telles qu'elles sont dans leur nature véritable que nous ne pouvons pénétrer que par une participation à ce moi profond. Deze bepaling van Bernard Dorival beantwoordt tamelijk goed aan wat de Duitsers reeds vóór W.-O.I. ‘Ausdruckkunst’ heetten. De subjectivistische