[Enkele buitenlandse invloeden, vervolg]
raire gemeenschap, die in de letterkundige geschiedenis als L'Abbaye bekend staat. De voornaamsten onder hen waren Arcos, Chennevière, Duhamel, Romains en Vildrac. Hun ideaal was door hun kunst en voorbeeld een hernieuwing van het hele leven door te drijven.
De meest kenmerkende eigenschappen van hun geschriften waren waarachtigheid en maatschappelijke belangstelling. De unanimisten verafschuwden alle gezochtheid en onnatuur. De kunst mocht zich niet verminken tot het uitspreken van individuele ervaringen; de gehele gemeenschap, en nog ruimer, al het zijnde, was bij hun belangstelling betrokken. Bij voorkeur streefden de unanimisten naar de onmiddellijkste en eenvoudigste verwoording. Op die manier hoopten zij het volk te kunnen bereiken. Het unanimisme heeft, inzonderheid langs Apollinaire die tot de kring van zijn geestesgenoten behoorde, kritisch op het expressionisme ingewerkt en het zijne ertoe bijgedragen om het, meer binnen de grenzen van de Franse redelijkheid, zijn opgezweepte toon en bezwerende overmoed te ontnemen.
Een diepe ontreddering zouden de invloeden van het futurisme en dadaïsme teweeg brengen. Marinetti publiceerde het manifest van het futurisme in 1909. Tot nog toe, verklaarde hij, heeft de letterkunde de bedachtzame onbeweeglijkheid, de extase en de slaperigheid verheerlijkt. Nu bestond er volgens hem geen schoonheid dan in de strijd, De kunst moest aanvallend zijn, vrij van alle overgeleverde taboe's, een nieuwe wereld voorbereiden op het puin van de oude. ‘De oorlog is de enige hygiëne van de wereld’. Hij wilde de taal bevrijden uit de toestand waarin eeuwen wetmatigheid haar gebracht hadden, de woorden losmaken uit alle vooropgezette verbanden en alle fonetische en ortografische middelen aanwenden om de geest van aanvallende nieuwe menselijkheid te vertolken.
In 1916 maakte Marinetti deel uit van een kleine groep kunstenaars, schilders en letterkundigen, die geregeld te Zürich samenkwamen en daar twee jaar later een bureau oprichtten, dat onder de leiding van Tzara het bulletin Dada uitgaf. Het dadaïsme, de negatie van het gezond verstand en de concrete zin voor levenswerkelijkheid, was geboren. Het dadaïsme verdedigde de ‘slechte smaak’ als de enige natuurlijke aandrift, die in staat was om alle voortbrengselen van ‘de goede smaak’ uit het verleden op te ruimen. Zij heetten de logica een gekkin; hun werk mocht niet begrepen worden. Het was ook onbegrijpelijk: na ‘les mots en liberté’ kwamen klankgrepen zonder betekenis en ten slotte alleen maar letters, die typografisch op een bijzondere manier gerangschikt stonden. Die methode kon slechts in de poëzie toegepast worden; voor toneel en verhaal was zij uiteraard niet te gebruiken.
De eerste belangrijke expressionisten zijn Duitsers geweest: Wedekind, Werfel, Trakl, Heym, Hasenclever, Daübler, Unruh en Frank. De Vlamingen, vooral Moens, hebben ook de pathetische lyriek van Else Lasker Schüler bewonderd. Op Van Ostaijen heeft voor zijn futuristische periode Stramm enige invloed uitgeoefend, terwijl Sorge voor Verbruggen en Van der Hallen als een belangrijke figuur zal gegolden hebben. Voor allen is de bloemlezing Menschheitsdämmerung (1920) richtinggevend geweest.
Aanvankelijk hebben de aanhangers van de beweging geloofd dat zij een internationale verspreiding en betekenis zou krijgen, maar dat vooruitzicht is buiten West-Europa, in het bijzonder buiten Duitsland en Vlaanderen, niet bewaarheid geworden. De weinige Engelsen, Fransen en Nederlanders, die er eerst bij behoorden, zijn spoedig naar andere opvattingen geëvolueerd. Voor andere volkeren heeft het expressionisme weinig belang opgeleverd en ook bij de Duitsers en Vlamingen is het vrij spoedig, door het leven terecht gewezen en door nieuwe stromingen voorbijgestreefd, een historisch feit geworden. Waar wij hier eindigen, zou na ons overzicht van de invloeden de geschiedenis en de studie van de expressionistische literatuur moeten beginnen.