| |
| |
| |
Lorenz Schultz
Radio en Afrikaans
Indien ik zou moeten antwoorden op de vraag wat thans, op het huidige ogenblik, de voornaamste rol en functie van de radio in het Afrikaanse taal- en cultuurgebied is, dan zal ik moeten zeggen dat hij een groeiend bolwerk vormt tegen het verval van het Afrikaanse toneel op het platteland en vooral in de grootstad. Trouwens, ware het niet dat er twee- tot driemaal per week radiotoneel werd aangeboden, dan zou de Afrikaanssprekende geruime tijd geleden al van alle genietingen van dramavorm verstoken geweest zijn. Indien hij gelijk welke vorm van toneelspel hoegenaamd wou bekijken of beluisteren, dan zou hij moeten vrede nemen met het steeds groeiende Engelssprekende theaterwezen in de steden. De radio in Zuid-Afrika werd al enkele malen verweten dat hij bestaande dramaturgen en bekende toneelspelers zou weglokken van het levende toneel, ter oorzake van de onmiddellijke geldelijke voordelen, die worden aangeboden, alsook ten gevolge van de verleiding die voortspruit uit het feit dat dramaturg en speler een landswijd publiek kunnen bereiken, oneindig veel groter dan dat, dat gedurende een kort seizoen de zalen kan bezoeken.
Wat degenen, die de radio voornoemd verwijt toesturen, echter vergeten, is dat de radio ook jonge schrijvers en spelers naar voor heeft gebracht, ontdekt en aangemoedigd, jonge mensen, die anders niet zo gemakkelijk het podium zouden betreden, noch zo produktief en snel een plaats ingenomen hebben in het levende Zuidafrikaanse toneel.
Als interessant voorbeeld hiervan wil ik de opvoering van een historisch spel in taferelen vernoemen, dat doorging op Vereeniging, plaats waar het vredesverdrag na de Anglo-Boerenoorlog werd ondertekend. Dit gebeurde op 1 oktober 1961 (de verjaardag van Paul Kruger). Die avond hebben radiospelers - die voordien zelden op het podium hebben gestaan - samen met geroutineerde toneelmensen - die wegens de heersende omstandigheden hoorspelspelers geworden zijn - een puike vertoning geleverd, waarbij het spel van de eerstgenoemden moeilijk van dat van de oude toneelratten te onderscheiden was.
Het stuk was voor die gelegenheid geschreven door een bekende Afrikaanse radiopersoonlijkheid, Pieter de Bruyn. Gezien de omstandigheden, waaronder gespeeld werd en in acht genomen de stof, die aangeboden werd, kon het moeilijk in een andere vorm gegoten en bezwaarlijk door iemand die geen radioman is, geschreven worden. En hier precies ligt de uiterst belangrijke bijdrage van de radio tot het levende Afrikaanse toneel, alsook tot de Afrikaanse taal en cultuur: een eigen, unieke toneelvorm scheppen in het Afrikaans.
Het hartverwarmende van de reactie op dit Verhoogs-radiospel (of radio-verhoogspel, als U dat verkiest) was, dat het jonge, onontdekte schrijverstalenten aangepakt heeft en een ongekende drift ontketende tot het schrijven van drama's voor de nieuwe vorm.
Heden is een volksfeest bijna niet denkbaar zonder een opvoering van een stuk in die, voor het Afrikaans nieuwe, vorm op het programma. Trouwens, van een verhoogs-radiospel gaat een onfeilbare lokroep uit. Hetgeen ik hierboven gezegd heb, betekent echter niet dat ik het programma van elke dag - muziek van allerlei slag, hoorspelen, klankbeelden, praatjes, en zo meer - geringschat. Integendeel, want het is dank zij dit programma dat de daareven besproken spelvorm op de lange duur mogelijk is geworden. Het genoemde programma geringschatten, staat gelijk met de strijd van het Afrikaans in het radiowezen te ontkennen en minachten, want het Afrikaans moest zich door hard werken een plaats veroveren in de radio, door vindingrijkheid, scheppingsdurf, strijd tegen het vooroordeel van anderstaligen, en door strijd met zichzelf. Er zijn ongetwijfeld weinig talen in de wereld, die op dezelfde wijze en in dezelfde mate bijgedragen hebben tot het radiowezen, als het Afrikaans.
Indien wij geen boek willen schrijven over deze prestatie - en daarover valt inderdaad een heel boek te schrijven - dan zullen wij ons moeten beperken tot een vrij algemene indeling van de verschillende gebieden, waarop gestreden, gestreefd en gepresteerd werd, en met een bondige opsomming of uiteenzetting van de prestaties op elk terrein.
De verschillende facetten zijn:
1. Geschiedenis van de strijd. 2. Vrijmaking van het gesproken uit het geschreven woord, alsook verrijking van de taal. 3. Taalzuiverheid. 4. Verrijking van de literatuurschat - uit eigen taal en ook uit andere talen. 5. Het uitdragen van het Afrikaans, zijn taal en letter-
| |
| |
Kaapstad: Hall van het gebouw van de Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporasie.
Het nieuwe studiogebouw van de Zuidafrikaanse radio te Sea-Point.
| |
| |
kunde, naar andere landen. 6. Inspiratie en bezieling voor het levende Afrikaanse toneel. 7. Een levende, stevige band met andere landen en culturen, in het bijzonder deze van de stamlanden: Noord- en Zuid-Nederland. 8. Ter uitbreiding en voortzetting van 7) een nauwere samenwerking met het Dietse cultuurgebied, ten opzichte van taal- en andere gemeenschappelijke culturele problemen.
Daar nog niet alle van bovenvermelde punten verwezenlijkt zijn, moeten wij weer een onderverdeling maken ten overstaan van wat reeds verworven is en dat, wat nog moet verworven worden.
In de onderverdeling wat reeds verworven is, vallen alle facetten, met uitzondering van 5, 7 en 8. Ten opzichte van nummer 7 geldt het onverworvene slechts gedeeltelijk, zoals wij straks zullen zien.
| |
1. Het geschiedkundige aspect
Pas een twaalftal jaren nadat het Afrikaans van ambtswege als landstaal erkend geworden is, verkreeg het ook in de radio volwaardigheid (1936). Vóór die tijd was het radiowezen in handen van de African Broadcasting Company, een privé onderneming, die haar uitzendingen naar de behoeften en voorschriften van de zakenwereld - het grootste merk en de beste winst - gericht had. De ganse omroep was dus engelsgeschoeid. Pas in 1928 besloot deze maatschappij aan het Afrikaans ook een klein gedeelte van haar zendtijd af te staan. In juni 1928 konden de Afrikaanssprekenden in Johannesburg voor de eerste keer een nieuwsbulletin over de zenders van de A.B.C. horen in hun eigen taal... nadat het eerst in het Engels voorgelezen werd. Daarnaast werd een verdere toegeving gedaan: een Afrikaans programma, dat een uur per week moest vullen. Dit uur vullen was niet zo gemakkelijk. De radio was een nieuw medium voor het Afrikaans, zodat dikwijls niet genoeg stof uit de eigen taal voorhanden was voor het ‘onverzadigbare monster’. Geld om eigen, oorspronkelijk werk van Afrikaanse medewerkers te betalen, was er feitelijk niet. Het uur werd gevuld met voordrachten, in het Afrikaans, uit eigen dichtkunst en proza, soms bespreking van enkele nieuwe Afrikaanse boeken, een paar klavierrecitals door een Afrikaanse musicus en verder een aantal liederen in het Engels, Duits of Italiaans. Afrikaanse grammofoonplaten waren zo schaars als water in een woestijn. De Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporatie, een door de Staat gesubsidieerde organisatie, heeft later de African Broadcasting Company opgekocht. (31 juli 1936).
Toen de Uitsaaiwet van 1936 (Wet op radio-uitzendingen) de Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporatie in het leven riep, bepaalde die wet dat de Korporatie haar programma's moest opstellen en uitvoeren met behoorlijke inachtneming van de belangen van zowel de Engelse als de Afrikaanse Cultuur. Dit heeft geleid tot een tweetalig beleid, waarin de omroepers in al hun aankondigingen de twee landstalen om beurten moesten bezigen. Dit lokte heftige tegenkantingen uit bij het publiek, dat niet van een dergelijke ‘Babelse toestand’ wou weten. De enige uitweg was het tot standkomen van een tweede programmadienst, het zogeheten B-program, met het Afrikaans als voertaal. Om 10 h 30, die ochtend van de 25ste oktober 1937, is dan de eerste zuiver voltijdse Afrikaanse dienst uit de moederstad Kaapstad, de lucht ingezonden. Op 1 december 1937 heeft Johannesburg voor de eerste keer ook een alternatief B-program door de ether geloodst. Het Afrikaans kan nu dagelijks in duizenden woningen, overal in het land, worden gehoord.
Met echter slechts twee kortegolfzenders ter berschikking kon deze nieuwe cultuurfactor - levendiger en machtiger dan alle voorgangers - op verre na niet alle Afrikaanssprekende gezinnen in Zuid-Afrika bereiken. De zender, die Kaapstad moest bedienen, kon feitelijk niet in Kaapstad of omgeving gehoord worden, wel in zekere gedeelten van het Kaapse platteland. Kaapstad kon wel de Johannesburgse uitzendingen opvangen en omgekeerd - zowat 1.600 kilometer van mekaar af! Een Johannesburger kon echter niet zijn eigen uitzending uit Johannesburg beluisteren en de Kapenaars evenmin hun eigen programma.
Een Boer maakt echter altijd een plan, anders is hij de naam Boer niet waard. Een junior-ingenieur uit Kaapstad bouwde voor zichzelf een draagbaar zendertje, zo groot als een koffer. Proefnemingen daarmee op de 50 meterband leverden redelijk goede ontvangsten op in het Kaapse schiereiland en ook in bepaalde verafgelegen gebieden. Van overheidswege is het ambtelijke gebruik ervan als hulpmiddel evenwel verboden. Inmiddels beschikken de Engelse uitzendingen over een sterke middengolfzender, hetgeen overal duidelijk kon gehoord worden - in Kaapstad zelf, in de omgeving en ook verder verwijderd. Op 30 mei 1938 hebben de Afrikaanse omroepers hun middengolfzendertje tóch zonder toelating in gebruik genomen en meteen stroomden tientallen telefonische oproepen en telegrammen van verheugde Afrikaners de Afrikaanse ateliers binnen. Achtenveertig uur later greep de overheid in, doch zij had zonder het publiek gerekend, want achtenveertig uur later was het zendertje terug in de ether met Afrikaanse uitzendingen en ditmaal ambtelijk blijvend. Dadelijk werd ook besloten om middengolfzenders voor de Afrikaanse programma's op te richten in de steden. Door het uitbreken van de oorlog is de uitvoering ervan tien jaar lang vertraagd.
Pas tegen 1952 was de zendkracht van Afrikaanse en Engelse diensten overal precies gelijk.
Vandaag wordt het Afrikaans in elk huis en elke tent, tot in de verste uithoeken van het land, Zuidwest-
| |
| |
Werkopnamen in de studio's van de Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporasie.
| |
| |
Afrika incluis, gehoord en ook buiten onze grenzen: Rhodesië, Uganda, Oost-Afrika, Kongo, Europa en zelfs verder.
| |
2. Het gesproken woord vrijgemaakt
Het is een Afrikaanse gewoonte om het hoofdwerkwoord aan het einde van een zin te plaatsen. Voor het ‘vluchtige’ medium, heeft de stelregel ‘hoofdwerkwoord aan het einde’ gladweg niet gedeugd. Stel u de opeenhoping van werkwoorden aan het einde van een zin voor, zoals u het zal horen wanneer het gelezen wordt, zonder dat u de tekst vóór zich heeft... De radiomensen hebben hier ook een eigen recht gebruikt en het hoofdwerkwoord zo vroeg mogelijk in de zin geplaatst, zodat de luisteraar onmiddellijk en zonder twijfel kan snappen wat gezegd wordt. Na jaren hebben de taaldeskundigen dit ook in de schrijftaal aanvaard.
De tijd is bijna nergens zo streng als vóór de microfoon. Daarom moet de omroeper op zijn tellen letten en zijn zaken kennen. Tijd om woordenboeken na te slaan, is er niet steeds en nog het minst van al, als men aan een levende uitzending, bijvoorbeeld een sportreportage, deelneemt.
Als nu in aanmerking wordt genomen dat de omroeper of reporter voor nieuwe dingen komt te staan - crickett, bofbal, hokkie, tennis of golf, waarvoor er geen eigen termen bestonden, hetgeen in de beginjaren van de Afrikaanse uitzendingen beslist het geval was, dan zal u begrijpen dat dit een ongeëvenaarde vindingrijkheid, een bijna onbegrijpelijke ‘taaldurf’ en een ongekende veer- en levenskracht van de taal zelf heeft gevraagd om de problemen te boven te komen.
En de problemen zijn overwonnen! Tientallen lijsten met vaktermen bevatten heden ambtelijk erkende woorden, die inderhaast, bijvoorbeeld op een auto- of motorrenbaan, uit nood ontstonden. Het verheugende in deze scheppingsstrijd was, en is nog, dat alle Afrikanen, die de uitzendingen beluisterd hadden en nog beluisteren, de omroepers en verslaggevers geestdriftig hebben bijgestaan. Spontaan hebben ze nieuwe woorden voor bepaalde begrippen en dingen geschapen en naar de radio gezonden. Eerst werd dit opgevat als spel, later was het een eer om, al was het maar één enkel woord, bijgedragen te hebben. Ik ken geen enkele taal, waarvoor op een zo grote schaal, zo eendrachtig, zo spontaan, zo vindingrijk en oorspronkelijk en binnen een zo korte tijdspanne, een nieuwe woordenschat, een nieuwe, rijke taalerfenis voor het nageslacht werd uitgebouwd.
| |
3. Taalzuiverheid
Ten einde het hoofd te bieden aan problemen op dit gebied, heeft de S.A.U.K. omstreeks 1952, bij de opstelling van een schema voor taaltoezicht en taaladvies, medewerking verkregen van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns.
De S.A.U.K. heeft in zijn personeelskader een full-time taaladviseur benoemd, die bijgestaan wordt door vier leden van de Akademie, allen vooraanstaande deskundigen op het gebied van het Afrikaans. Op die wijze werd een Komitee vir Taaladvies gevormd. Het Komitee werd sedertdien vergroot door bijvoeging van een professor in de Engelse taal, bijgestaan door vier penleden, in alle provincies.
De Taaladviseur beluistert dagelijks de Afrikaanse uitzendingen, wijst de omroepers op eventuele fouten, die zij begaan, en is te allen tijde te hunner beschikking, telkens als er onzekerheid bestaat betreffende woord-of taalgebruik. Op zijn beurt legt hij al zijn problemen voor aan het Komitee, dat op bepaalde tijdstippen bijeenkomt om hem van raad te dienen.
| |
4. Verrijking van de literatuurschat
In tegenstelling met de Engelse dienst, die overal uit Engelstalige landen - Engeland, Amerika, Canada en Australië en elders - programma's kon laten aanrukken, was het Afrikaanse programma uitsluitend op Afrikaanse bronnen aangewezen. De uitdaging is niettemin met een brede glimlach aanvaard geworden. Alles, wat ook maar in handen kon gekregen worden, werd vertaald. Spoedig hielp zowat al wat Afrikaner in en rond Kaapstad was, met een onblusbare geestdrift om prograrnmamaterieel bij mekaar te krijgen. En weer heeft de Afrikaanse luisteraar mee helpen bouwen aan een medium, zoals waarschijnlijk weinig andere volkeren hielpen bouwen aan een nieuw cultuurmedium! Niettemin zal van de beginjaren kunnen gezegd worden dat, althans wat de radio betreft, het Afrikaans hoofdzakelijk een vertaal-taal was.
Natuurlijk is zulks nu nog steeds het geval, maar in veel kleinere mate. In dit opzicht verkeren wij in Zuid-Afrika in dezelfde positie als alle andere radiomensen over heel de wereld. De radio is immers onverzadigbaar, allerminst uit eigen taal- en cultuurbronnen alleen.
Het vertaaltijdperk is mettertijd grotendeels vervangen geworden door de periode van bewerkingen van zowat alle Afrikaanse romans en toneelstukken, die aan de toen reeds strenge eisen voldeden.
Gedurende de eerste jaren werden zowat twintig volledige opera's en operetten in het Afrikaans de ether ingezonden. Dit leidde tot de medewerking van radiomensen aan de vertaling en de allereerste uitvoering in het Afrikaans (op podium) van Carmen van Bizet (1946), gevolgd door Die Verhale van Hoffmann van Offenbach en Die Towerfluit van Mozart.
| |
| |
De muziekbibliotheek van de S.A.U.K. te Johannesburg bevat thans meer dan duizend vertalingen van liederen, terwijl de hoorspelen, in het Afrikaans vertaald en uitgezonden, de duizend ver overschrijden. Er is bijna geen enkel Zuidnederlands werk van formaat, dat nog niet ten gehore werd gebracht. Hetzelfde geldt voor liederen en operetten uit Vlaanderen, hoewel men deze bij voorkeur in de oorspronkelijke taal aanbiedt.
Nu dat bijna alle belangrijke, in het Afrikaans gepubliceerde werken, voor de microfoon bewerkt en uitgezonden werden, en steeds meer en meer vooraanstaande auteurs oorspronkelijke werken speciaal voor de radio schrijven, ontdekt het uitgeverswezen ook nieuwe talenten en worden steeds meer hoorspelen in boek- of bundelvorm uitgegeven, nadat ze werden uitgezonden.
| |
5. Het uitdragen van het Afrikaans naar buiten
In 1959 werd de S.A.U.K. lid van de Italia-prijzen, die jaarlijks een internationale wedstrijd inrichten voor klankradio- en televisieprogramma's uit heel de wereld. Van veel groter belang dan de te veroveren prijzen, is de publiciteitswaarde, want de mededingende programma's worden dan gehoord en gezien door radiomensen uit tal van landen en worden vaak door hen besteld voor gebruik in eigen diensten. Langs die weg zal een gedeelte van onze Afrikaanse programma's ongetwijfeld in vreemde talen en over heel de wereld uitgezonden worden. Hieruit zal voortspruiten dat buitenlandse zenders onze Afrikaanse radioschrijvers rechtstreeks zullen contacteren voor het schrijven van hoorspelen.
Wij hebben immers reeds het stadium bereikt, waarin buitenlandse radiostations Afrikaanse componisten verzocht hebben om voor hen muziekdramatische werken, liederen en orkestwerken te schrijven. Wij denken hierbij o.m. aan de componist John Joubert, die, omstreeks 1956, een feestelijke ouverture schreef, in opdracht van de B.R.T. Brussel.
En verder is het Afrikaanse volks- en kunstlied lang niet onbekend in Vlaanderen.
| |
6. Bezieling voor het levende Afrikaanse Toneel
Wij hebben hierover al gehandeld. Het beeld zou echter onvolledig zijn, indien ik naliet te vermelden dat onlangs een toneelzaal in de ateliers van de S.A.U.K. te Johannesburg werd ingericht, waar de spelers tegelijkertijd én voor de microfoon én voor een publiek optreden. Mensen, die anders niet graag meer het levende toneel bezochten, voeren als het ware stormlopen uit om deze toneelopvoeringen vóór een microfoon bij te wonen. En last but not least vestigen wij de aandacht op de bezieling en de stuwkracht, die van de radio uitgaan bij de opbouw van een eigen Afrikaanse operacultuur op de toneelplanken.
| |
7. Een levende klankband met stamlanden
Er bestaat thans een overeenkomst met de Wereldomroep van Radio Nederland te Hilversum, volgens dewelke omroepers van de S.A.U.K. de gelegenheid krijgen om een jaar lang in Nederland te gaan werken en buitenlandse ervaringen op te doen. Zij verzorgen de Afrikaanse uitzendingen, die dagelijks uit Nederland (over Nederland) uitgezonden worden. Zij maken ook heel wat opnamen over alle mogelijke onderwerpen, die van gemeenschappelijk belang voor Nederland en Zuid-Afrika kunnen zijn en zenden dan deze opnamen naar Zuid-Afrika, waar ze heruitgezonden worden.
Omgekeerd worden in Zuid-Afrika ook faciliteiten verleend aan Nederlandse radiocorrespondenten om allerlei commentaren, verslagen en verkorte culturele programma's op te nemen, die dan naar de Nederlandse Binnenlandse Omroep worden gezonden. Een dergelijke dienst wordt ook aan de culturele correspondent van de B.R.T. in Zuid-Afrika (schrijver van dit artikel) verleend.
| |
8. Nauwere samenwerking
Ik ben ervan overtuigd dat de Afrikaanse radiomensen hun stamgenoten in Vlaanderen en Noord-Nederland op taalgebied behulpzaam kunnen zijn bij de toenemende taalproblemen, waarmee zij te kampen hebben. Ook zij kunnen ons in Zuid-Afrika helpen bij de bestendiging van onze taal en culturele aanwinsten.
Ik wens dus, dat de tijd spoedig zal aanbreken, dat op dit gebied daadwerkelijk samenwerking komt, opdat wij niet zouden vervreemden van de wortels van onze taal en opdat het Nederlands zou kunnen blijven de vruchten plukken van de levenskrachtige, jonge boom van de Afrikaanse taal.
Radio Zuid-Afrika groet zijn Vlaamse omroep-broeders met: Hou die praatstok warm en mag julle uitsendings steeds duidelik en met vriendskap oor die lug ontvang word!
Naslagwerk: Die Triomf van Afrikaans as Radiotaal, door Gideon Roos.
Voortrekkers Bpk, Johannesburg.
|
|