West-Vlaanderen. Jaargang 11
(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
Louis Vandenbrande
| |
[pagina 259]
| |
Bloemfontein) heb ik enkel foto's gezien. Hiernaar te oordelen zou hij wel een talentvolle schilder zijn. Onlangs werd me verteld dat hij het academisme waaraan hij trouw was gebleven, zou losgelaten hebben en aan zijn persoonlijke stijl de voorrang zou verleend hebben. Het zou me zeer interesseren zijn jongste produktie te mogen zien. Mevr. Dely (Rose-Marie Laconte)Ga naar voetnoot* heeft in juli haar werk tentoongesteld in Ateljee 101 te Johannesburg. Het bestond uit Vlaamse, Kongolese en Zuidafrikaanse landschappen, uit stillevens en portretten. Ze vond een goed onthaal bij de critici. Zelf was ik niet in de gelegenheid haar doeken te gaan bewonderen. Een tijd lang, van 1960 tot 1961, verbleef ook de beeldhouwer Jean Boedts in de Republiek. Door hem werd een borstbeeld van Dr. H.F. Verwoerd, vervaardigd. Het werd door de Kongo-vluchtelingen aan de Eerste-Minister overhandigd, als huldeblijk voor de door de Zuidafrikaanse regering in 1960 verleende hulp. Geen kunstenaar, maar kunstlievend en een grote vriend van ons land is Dr. Scott, van Bloemfontein. Hij verdient een speciale vermelding voor zijn werk als crititus en voor alle inspanningen welke hij reeds gedaan heeft om de moderne Vlaamse schilderkunst in Zuid-Afrika beter bekend te maken. Hij zal er ongetwijfeld toe bijdragen om van de Tentoonstelling van Belgische Moderne Schilderkunst in Zuid-Afrika een succes te maken. Deze tentoonstelling zal in 1963 worden ingezonden, in het raam van het Belgisch-Zuidafrikaans Cultureel Akkoord. Verhoopt wordt ook dhr. J. van Lerberghe, hoofd van de Dienst voor Kunstpropaganda van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, tegelijk in dit land te mogen begroeten voor een reeks lezingen over onze kunst. De schilderijen zullen wellicht voorafgegaan worden door een wandtapijten-tentoonstelling. Onderhandelingen zijn aan de gang om deze reeds in de tweede helft van dit jaar naar de Republiek te krijgen en er bestaat een redelijke verwachting deze inspanningen met succes bekroond te zien. Waar op minder succes mag gerekend worden is bij het regelmatig uitsturen van groepen, inzonderheid toneelgezelschappen. Niet dat deze geen bijval zouden kennen in Zuid-Afrika: Integendeel - het optreden van het Nationaal Toneel van België in 1950 en 1952, van het Nederlands Kamertoneel in 1959 en van de Vlaamse Volksdansgroep in 1960, heeft dit op schitterende wijze bewezen - maar de financiële middelen ontbreken om de frequentie van dergelijke bezoeken te verhogen en aldus tot duurzame resultaten te leiden. Een compensatie (en welke!) vinden we thans gelukkiglijk in de aanwezigheid van Prof. Fred Engelen, sedert 1961 aan
Maurice van Essche
het hoofd van het Departement Dramaturgie bij de Universiteit Stellenbosch. Dit jaar is hij van wal gestoken met een ‘musical’ voor kleurlingen, Mr. Paljas. Hij heeft hiermee heel wat succes geoogst. Op 24 februari ll., heeft dan de première plaats gevonden van Mary of Nimmegen in het nieuwe openluchttheater van de Universiteit van Kaapstad. De hoofdrol werd gehouden door Tine Balder (Mevr. Fred Engelen), die voor het eerst in haar leven in het Engels speelde. Volgens de Engelssprekenden was Tine Balders uitspraak verrassend mooi. Onverwacht voor het publiek was het ontbreken van decors en rekwisieten (afgezien van een pomp en een Mariabeeldje). Prof. Engelen had er nl. de voorkeur aan gegeven gebruik te maken van het natuurlijke decor van zuilen en gaanderijen, iets wat te onzent bij openluchtspelen ook soms gedaan wordt. Het mirakelspel werd ook aan een verjongingskuur onderworpen, met het resultaat dat het een boeiend, levendig toneelstuk is geworden. De critiek heeft van een wonderwerk gesproken en alle lof komt toe aan Prof. Fred Engelen, die aldus, eens te meer, onze kleuren waardig verdedigd heeft. Indien, op het gebied van het toneel, de situatie gered wordt door Prof. Fred Engelen, zo is er tot heden niemand geweest om de Vlaamse film beter bekend te maken alhier. Met de Vlaamse film in Zuid-Afrika is het maar treurig gesteld. De grote speelfilms zoals Meeuwen sterven in de haven werden hier nog niet vertoond. Zelfs een uitwisselingsakkoord tussen die rolprent en een Zuidafrikaanse film kon niet tot stand komen. Voor het eerste Suid-Afrikaanse Internasionale Filmfees te Bloemfontein in 1960 werd ook geen Belgische deelnemer gevonden. Zowel de Suid Afrikaans | |
[pagina 260]
| |
Belgiese Vereniging als de Belgische Ambassade zijn druk in de weer om aan deze toestand te verhelpen. De T.V.-produktie Beatrijs werd op het einde van 1961 voorzichtig in omloop gebracht. In januari ll. moest deze prent echter naar Rome gestuurd worden, zodat geen conclusies uit de paar vertoningen kunnen getrokken worden, welke in Transvaal plaats vonden. Naar het oordeel van velen was Beatrijs te Rooms om hier te kunnen inslaan. Bovendien begreep de Afrikaner de tekst van Z.E.H. Anton van Wilderode niet. Met de cultuurfilmen is het niet veel beter gesteld. De Belgische Ambassade bezit een twintigtal spoelen. Vergeleken bij de filmotheken van de andere diplomatieke zendingen is de Belgische eerder wat aan de povere kant. Dit is echter meer te wijten aan de relatief arme produktie van ons land op dit gebied, dan aan een slechte bevoorrading uit Brussel. De kwaliteit van deze prenten is over het algemeen bevredigend, maar niet overweldigend. Op de eerste avond van het Festival van de Ambassadefilm, georganizeerd door de Suid Afrikaans Belgiese Vereniging (S.A.B.V.) kwam op de vier vertoonde filmen, Brugge van G. De Boe als laatste uit. Eerste werd Crin Blanc, met 50% der punten, tweede: Souvenirs from Sweden, met 25%, derde: Im Schwarzwald scheint die Sonne met 17%. Brugge werd door het publiek te statisch gevonden, een gebrek, eigen aan de meeste van onze rolprenten. De S.A.B.V. wil het nog een proberen op een ander gebied en verwacht veel van de Smalfilmwedstrijd van 1963 alsmede van de invoering in Zuid-Afrika van bepaalde vormen van bioscoopvertoningen eigen aan ons land (Ontdek de wereld, Kunstseminarie en dgl.). Als de nood het hoogst is, is de hulp nabij. Suggesties of daadwerkelijke steun ter verbetering van deze toestand zijn altijd welkom en zouden onder de aandacht moeten gebracht worden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Dienst voor Voorlichting en Culturele Betrekkingen) te Brussel. Lezingen over de Vlaamse letterkunde werden gehouden door de heer K. Jonckheere, gedurende zijn bezoek aan Zuid-Afrika. Overal waar de heer Jonckheere optrad was de opkomst verrassend groot en het applaus hartelijk. Conferenties zijn dit jaar voorzien ter gelegenheid van de Vlaamse Boekententoonstelling en wel door de Professoren W. de Pauw en Dekker te Pretoria. Bovendien wordt een reeks lezingen verwacht van Prof. Dr. P. Mariëns van de Universiteit Leuven en wel over natuurkunde, kernkracht, radioactiviteit en dgl. Kostbaar zijn ook de radiopraatjes over onze fraaie letteren door Prof. Dr. van der Walt. In de S.A.U.K. werden ook enkele luisterspelen gebracht van dhr. J. Van Remoortere. Onverwacht kwamen ook over de S.A.U.K. twee zeer Roomse spelen: het mirakel Beatrijs on een Afrikaanse bewerking van Timmermans Juffrouw Simforosa, begijntje door Mevr. Audrey Blignault. Een gunstige factor voor de verspreiding van de Vlaamse literatuur is de aanstelling van Vlaamse professoren in de letterkunde, zoals te Pretoria bij de Universiteit van Zuid-Afrika (Prof. Dr. W. de Pauw) en te Grahamstad bij de Rhodes-Universiteit (Prof. Dr. Rob. Anthonissen). Professor in de dramaturgie aan de Universiteit te Stelienbosch is dhr. Fred Engelen. Deze aanwezigheid kan natuurlijk nog niet opwegen tegen de grote moeilijkheden waarmee de introductie van het Vlaamse boek in Zuid-Afrika gepaard gaat. In hun oorspronkelijke versie komen de Vlaamse letterkundige werken in dit land door toedoen van hun Nederlandse uitgaven. De Vlaamse uitgevers hebben geen vertegenwoordigers in Zuid-Afrika. Een paar onder hen verkopen rechtstreeks aan enkele boekhandelaars alhier. Er werd tot heden geen behoefte gevoeld agenten aan te stellen. Het Nederlandse boek (het Vlaamse boek erin begrepen) is trouwens minder gewild dan men zich te onzent inbeeldt. Het wordt zelden door private personen (tenzij Nederlandse immigranten) gekocht. Volgens boekhandelaars, waarmee ik het probleem ben gaan bespreken, heeft het niet veel zin het in het uitstalraam te plaatsen, want niemand komt erop af. Enkel door middel van persoonlijke démarches of schriftelijke aanbieding aan de openbare bibliotheken gaat het van de hand. Er bestaan hiervoor verschillende redenen. Vooreerst dient opgemerkt dat de openbare bibliotheken meer bezocht worden dan bij ons en dat er minder private bibliotheken worden gevormd. Verder mag niet uit het oog worden verloren dat de meerderheid van de Engelssprekenden geen of bijna geen Afrikaans verstaat. Van de Afrikaners heeft alleen de oudere generatie onderwijs in het Nederlands genoten. Het verschijnen van de Afrikaanse bijbelvertaling heeft ook de laatste overblijvende Nederlandse lectuur (die van de Nederlandse bijbelvertaling) uitgeschakeld. De jongeren moeten weliswaar, om het matriek (humaniora) examen af te leggen, een Nederlands (Vlaams of Hollands) boek gelezen hebben. Deze lectuur gaat zelden erg vlot. Indien de Vlaming nog gemakkelijk het Afrikaans kan lezen, ligt het probleem immers anders voor de Afrikaner. De Vlaming daalt van een gecompliceerde taal af naar een vereenvoudigde, een soort basisch Nederlands; hij begeeft zich in geen onbekend gebied. De Afrikaner daarentegen, komt terecht in een milieu dat hem vreemd is: vervoegingen, onregelmatige werkwoorden, de woordenrijkdom. Hij kan de ongewone termen meestal terugvinden in zijn Afrikaans woordenboek. Niettemin zijn ze hem vreemd. Het bekende grapje over het Afrikaans zal nu ook wel al in België de ronde doen: Afrikaans is 95% Nederlands; de rest is wat de Afrikaner praat. Het Nederlands, als taal, bekoort hem niet. De Afrikaner leest nog liever Engels, zijn tweede landstaal. Niet weinig Afrikaanse personaliteiten uit de wereld van kunst en onderwijs zouden de Afrikaner liever naar het Nederlandse boek dan naar het Engelse zien grijpen. Heel wat inspanningen worden in die zin ge- | |
[pagina 261]
| |
WALTER BATTISS: ‘Vissers en ruiters’
| |
[pagina 263]
| |
Maurice van Essche: Watuzis.
E.P. Frans Claerhout vóór een van zijn doeken.
| |
[pagina 264]
| |
daan, niet het minst door de openbare bibliotheken. De actie om het Vlaamse boek in Zuid-Afrika te introduceren ontmoet in die milieus heel wat sympathie. Als voorbereidende werkzaamheden welke reeds verricht werden bij deze actie kunnen worden vermeld: een Gallup-poll om het interesse te polsen; een grote rondreizende Vlaamse boekententoonstelling (dank zij de samenwerking van de Vereniging tot bevordering van het Vlaamse Boekwezen, van de Suid Afrikaanse Belgiese Vereniging, van de Belgische Ambassade en van vele andere instellingen en ondernemingen); het schenken van Vlaamse boekenverzamelingen en abonnementen op tijdschriften aan een aantal bibliotheken (door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur); het vertalen van de meest representatieve werken van onze grote auteurs (ook met de hulp van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur)Ga naar voetnoot1; het verschaffen van documentatie aan ons uitgeverijbedrijf om het in staat te stellen reclame te maken voor zijn produktie; het plaatsen van artikels en foto's over onze letterkundigen in de dagbladpers; het aanbieden van hoorspelen aan de S.A U.K. (zonder veel succes helaas); het organizeren van opstelwedstrijden in de scholen, de uitbreiding van het systeem van penmaats. Wat zal dit alles geven? Volgens de enen (meestal professoren in de Nederlandse literatuur) zijn de vooruitzichten gunstig, volgens de anderen (welke beweren het bij het goede einde te hebben omdat ze in contact met het publiek zijn, t.t.z. de boekhandelaars, de bibliothecarrissen) vleien we ons met ijdele hoop. Maar wie heeft het nu ook gezegd (vermits het prins Willem I niet was): Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer. Waar een wil is, is een weg. En, men moet niet alleen beginnen, men moet ook volhouden. Een grote stap ware het, zo onze uitgeverijen voortaan de boekhandel en het bibliotheekwezen in Zuid-Afrika van catalogi en prospecti zouden voorzien. Het zou interessant zijn te weten of bijv. de Zweden, Noorse en Deense boeken lezen en hoeveel. De verhouding Nederlands-Afrikaans kan inderdaad vergeleken worden met die welke bestaat onder de Skandinavische talen. Geheel gescheiden van het probleem van de verkoop van het Vlaamse boek aan de blanke bevolking dient dit van zijn verspreiding onder kleurlingen en bantoes te worden beschouwd. De boekwinkels zijn wel dezelfde voor allemaal maar ik heb nog geen kleurling of bantoe in een boekwinkel gezien waar Nederlandse boeken worden verkocht. Dr. Friis, de zeer dynamische directeur van de Kaapse Provinsiale Biblioteekdiens, heeft me verzekerd dat de geëvolueerde kleurling zeer veel leest. Dit is een factor waarmee rekening dient gehouden. Naast de 1,6 miljoen Afrikaners zijn er inderdaad 1,5 miljoen kleurlingen waarvan de negen tienden Afrikaans spreken. De taal maakt in dit geval niet gans het volk. Men kan de bruinmense bezwaarlijk Afrikaners noemen. Kenmerkend is reeds dat ze tot allerlei verschillende kerken behoren, dan wanneer de Afrikaners bijna zonder uitzondering bij één van de drie gereformeerde kerken zijn aangesloten. Verder dient aangestipt dat hun beroepsbezigheden meestal van ondergeschikte aard zijn (bedienden, vissers, fabrieks- en landbouwarbeiders, dienstboden). Ze hebben doorgaans een vrolijk temperament. De geheelonthouding schijnt onder hen weinig aanhangers te hebben. Ze zijn over het algemeen zeer muzikaal en hun EOAN-operagroep begint faam te verwerven. De levensstandaard van deze bevolkingsgroep is, in de loop van de laatste jaren, gestegen en de tijd ligt niet meer ver af waar ook aan hen zal dienen gedacht te worden voor de verkoop van het Vlaamse boek. Aan het Universiteitskollege van Bellville zal een verzameling letterkundige werken worden afgestaan en aan het Ministerie van Nationale Opvoeding en Kultuur werd gevraagd bij de verdeling van de boeken rekening te houden met de aanwezigheid van een grote kleurlingengemeenschap rond de Kaap. De grote vraag is of de kleurling in het Vlaamse boek zal aanbijten? Vele bantoes spreken ook wat Afrikaans, maar dan als tweede, derde of vierde taal. Het is niet waarschijnlijk dat ze zich ooit voor het Nederlands geschreven woord zullen interesseren. Voor hen, en misschien ook voor de kleurlingen, zal op vertaling beroep moeten gedaan worden als aan de verspreiding van de Vlaamse fraaie letteren onder deze bevolkingsgroep zal gedacht worden. Multa gemens keren we ons, ten slotte, tot de muziek. Voor de executanten, vooral als ze talrijk zijn, blijven de reiskosten prohibitief. Voor de grammofoonplaten is er wel de mogelijkheid van uitzending over de S.A.U.K., maar van de Vlaamse muziek is er nog niet veel op platen vastgelegd. Gelukkiglijk bestaat er een uitwisselingsakkoord van programma's op tape tussen B.R.T. en S.A.U.K. Meer en meer belangstelling wordt er de laatste tijd evenwel getoond voor partituren. Wie zorgt ervoor dat een paar stelletjes goede partituren naar Zuid-Afrika komen? Het minder moderne genre en de volksliederen worden hier op prijs gesteld: P. Benoit, Jan Blockx, Paul Gilson, August Deboeck, Flor Alpaerts en vooral de liederen van Emiel Hullebroeck. Hiermee wil ik dan dit overzicht van de Vlaamse kunst in Zuid-Afrika besluiten. Er is nog enorm veel te doen voordat, in dit land, onze cultuur de plaats zal bekleden welke haar, ter wille van de stamverwantschap, toekomt. Nochtans is dit jaar, 1962, waarin West-Vlaanderen zijn blik naar het zuiden gericht heeft, ook een jaar van grote verwachtingen geworden. Er is nu een grote en voortvarende activiteit in het Belgische verenigingsleven te bespeuren en alles wijst erop dat voortaan bewust naar het uitoeefnen van een prestige zal gestreefd worden, waaraan het ons tot hiertoe grotelijks ontbrak. |
|