keuze zal zijn persoonlijkheid belichten en in reliëf brengen. Wàt hij zegt is een ander probleem - maar aanstonds meer daarover.
Eerst even overschakelen naar de luisteraar. Uiteraard is het voor deze altijd moeilijk het technisch nieuwe te doorstaan. Hij neemt zeer geredelijk aan wat geweest is, moeilijk, of niet zo vlug althans, wat is. Het zuiver aktuele kan hem verbijsteren. Na verbijsteren komt verovering, of langzaam begrijpen, of halsstarrig weigeren. Het is klaar dat het esthetisch aanvaarden aan de muziekluisteraar niet opgelegd wordt. Ook hij reageert met zijn eigen persoonlijkheid. Wel zal een opleiding in het klank-aanvoelen de luisteraar zeker vooruit helpen. Geen enkele stijlperiode is muzikaal-technisch te verwerpen of te verkiezen. Ze volgen elkaar op in een logische evolutie die we ononderbroken historisch kunnen vaststellen, en waarvan we de toekomst niet kunnen voorspellen.
Dit eerste probleem, uit de gezichtshoek van de komponist en muziekluisteraar belicht, handelde alleen over de door de tijd heen vooruitwentelende techniek. Komt dan het andere probleem.
De muziek is bovenal een van de schoonste uitingen van de mens zelf, zijn verstandsvermogen, zijn waardig mens-zijn, de onzichtbare inhoud die van hem het wezen maakt verheven boven alle levend wezen, weerglans van het Al. Benevens de beheersing van vakmanschap, bezit de muziek de weerspiegeling van het eigen-zijn, de persoonlijke inhoud van de mens-komponist. Hij heeft de bedrevenheid tot komponeren ontwikkeld, maar daarnevens draagt hij in zich de drang tot het zich uiten in klanken. Deze drang vindt haar oorsprong in de gave. En die gave komt uit de Oerbron. Het vermogen om zich te uiten zal aldus moeten gedragen worden niet door de komponist alleen, maar ook - vooral zelfs - door de mens met hoger streven, met de kracht van het zoekende groeien. Het is de weerschijn van innerlijkheid, zijn naar omhoog kijken, zijn betrachting, zijn ideaal. Geen enkel schrijvend musicus kan verbergen wat hij in zich draagt als mens. Op het ogenblik dat de klanken loskomen uit de materie van partituur en instrumenten of stemmen, voelt hij zijn eigen ik in de ruimte, voelt hij de betrachting van zijn geest, zijn mens-zijn: goed of slecht, onbenullig of hoogzoekend, vals of eerlijk, negatief of positief.
Zo staat de komponist-mens voor zijn toehoorder: als naakte geest. Hij kan omhoog tillen, hij kan banaal zijn, of helemaal aan lager wal geraakt. Dit zal het niveau zijn van zijn werk, en de meest schitterende vormgeving noch enig ander technisch-muzikaal element zal hier verdoezelen. Wanneer de toondichter zijn muziektaal als vertolkster naar hoger streven uitwerkt, dan wordt zijn beroep een roeping die uitnodigt tot muzikale adel. Het wordt de subjectieve leidraad, die de toehoorder - boven het technische uit - zal voeren naar beleven van hoogreikende mededeelzaamheid.
HERMAN ROELSTRAETE