in aanmerking om vanwege de gemeenschap de hulp te ontvangen die onontbeerlijk is om deze overlegde educatieve activiteit ruime kansen te schenken.
Steeds meer educatieve formules komen zich aan de aandacht opdringen zowel van de jeugdigen als van de opvoeders en de overheid. Allerlei vormen als jeugdbewegingen, jeugdgroeperingen, jeugddiensten, jeugdtehuizen en -clubs, sportclubs, jeugdateliers, volkshogescholen, vakantiekoloniën en dgl. hebben zichzelf met de zware opdracht belast de integratie van de jonge mens in het volwassenenleven in belangrijke mate te vergemakkelijken door hem de gelegenheid te geven bewust te worden van eigen kennen en kunnen.
Ten overstaan van al deze initiatieven is het vanzelfsprekend de taak van de overheid in een democratische samenleving, het privé-initiatief zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen, daar in de rijkdom van de individuen en de groepen de echte rijkdom van de gemeenschap gelegen is.
Op het gebied van het jeugdwerk kan de overheid er zelfs niet aan denken alle initiatief tot zich te trekken en de spontaan tot stand gekomen activiteiten te negeren. De taak van de overheid ligt eerder in de lijn van het bevorderen en aanmoedigen van de prestaties die het privé-initiatief in al zijn verscheidenheid voortbrengt en die, mits aangepaste steun, nog aan kracht en invloed zouden winnen.
Algemeen wordt immers erkend dat de jeugdbewegingen, die voor lidmaatschappij vrij openstaan, gerechtigd zijn in totale onafhankelijkheid in te staan voor de opvoeding van hun leden en de vorming van hun leiders en hierdoor recht kunnen doen gelden op financiële, materiële en morele steun van overheidswege.
De religieuze binding, de politieke opvattingen en de inneming van morele standpunten kunnen immers in een democratische samenleving het voorwerp niet uitmaken van overheidsbemoeiingen. Dit blijkt niet alleen uit het wezen zelf van de jeugdbeweging, doch in nog grotere mate uit de overweging dat de valorisatie van het individu door hemzelf bewerkt wordt buiten de schoolopleiding of de beroepsactiviteit. Verder kent het democratisch bestel slechts een zo volledig mogelijke ontplooiing als elk individu in alle mate van het mogelijke met al zijn talenten kan meebouwen aan het leven der gemeenschap.
Deze absolute strakheid van principes geldt echter niet met dezelfde intensiteit voor alle activiteiten die betrekking hebben op het terrein van de vrijetijdsbesteding. Zo bestaan er zuiver materiële diensten, die door de overheid ter beschikking van alle organisaties kunnen gesteld worden, zo b.v. het permanent of occasioneel openstellen van terreinen of gebouwen, het tijdelijk uitlenen van duur materiaal, enz...
Er bestaan ook domeinen buiten het zuiver materiële waarin de overheid haar aandeel kan bijbrengen om het vrije jeugdwerk te helpen in zijn specifieke opdracht, b.v. door voor bepaalde educatieve technieken waar veel uitgaven mee gemoeid zijn, faciliteiten te verlenen om hun verwerkingen in het programma der jeugdbewegingen die zulks verlangen mogelijk te maken. Zo belast de Nationale Dienst voor de Jeugd bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur bevoegde technisch-gespecialiseerde organismen met het geven van cursussen, waarop kaderleden van jeugdorganisaties, federaties voor speelpleinen en dgl., die reeds een basisopleiding in hun eigen organisatie ontvingen, kunnen deelnemen om dan later op hun beurt bedoelde technieken via leidersdagen of -cursussen in hun respectieve organisaties aan te leren.
De uitgesproken bedoeling hierbij is dat de jeugdorganisaties zelf deze technieken zouden inschakelen in hun educatief systeem of liever nog, in hun eigen programma en levensvisie zouden verwerken: enkel op deze wijze krijgen de technieken zin en helpen zij mee aan de opvoeding der jongeren door uiteindelijk veel meer te zijn dan tijdvulling.
Wat het creatieve werk betreft, heeft de Nationale Dienst voor de Jeugd in zekere zin pionierswerk verricht door de technieken ter opwekking van de creativiteit in ons land in te voeren, op een ogenblik dat het jeugdwerk en ook de onderwijswereld als het ware onbewust aan het wachten waren op een aanleiding, een aanknopingspunt.
Met opzet werd zeer bescheiden van wal gestoken om geen bedriegelijke verwachtingen te doen ontstaan: in geen geval wilde ons initiatief het risico lopen zich voor te geven als de oplossing, die achteraf al de schijnbare voordelen als de reële nadelen van een ersatz-uitweg zou bieden.
Thans kunnen een aantal voorlopige besluiten, met alle gepaste voorzichtigheid, geformuleerd worden naar aanleiding van de kadervormingsmethodes die totnogtoe gevolgd werden om de technieken van het creatieve werk te onzent te introduceren, hoewel de objectiviteit ons anderzijds ertoe noopt vast te stellen dat deze formules - tot onze grote vreugde en bekommernis - zodanig om zich heen hebben gegrepen, dat zij werkelijk met een zeer actief enthoesiasme door zowat het hele jeugdwerk werden gepebliciteerd.
Het demonstratie-stadium is gelukkig door de evolutie zelf grotendeels achterhaald: opvoeders van moeilijk-opvoedbare en verwaarloosde jeugd, jeugdleiders en onderwijskrachten hebben met de opvattingen van het