West-Vlaanderen. Jaargang 11
(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
DR. L. DEVLIEGHER | |
Het stadhuis te Thorn (Polen) en VlaanderenDoor bemiddeling van de h. architekt M. Vermeersch, maakten we in januari 1961 kennis met de h. Eugeniusz Gasiorowski, archeoloog en docent aan de universiteit van Thorn (Polen), die in ons land op studiereis was. Belast met een studie over het stadhuis van zijn woonplaats, was hij speciaal naar hier gekomen om vergelijkingsmateriaal in onze Middeleeuwse burgerlijke bouwkunst op te zoeken. Toen we hem in november ll. een artikel over Thorn vroegen, was hij onmiddellijk bereid dit te schrijven. Helaas, andere dringende werkzaamheden en ziekte hebben hem belet op tijd met de beloofde bijdrage klaar te zijn. Om aan dit tekort enigszins te verhelpen, hebben we aanvaard zelf een kort artikel aan het onderwerp te wijden, en dit aan de hand van het bibliografische materiaal over Thorn, dat we in een korte tijdspanne konden samenbrengen. Thorn (Toruñ in 't Pools) ligt op de rechter oever van de Weichsel, op de plaats waar een eilandje de stroom in twee armen verdeelt. Deze stad werd door de Duitse Orde als versterking tegen de heidense Pruisen gesticht en kreeg in 1233 stadsrechten.Ga naar voetnoot1 Door zijn gunstige ligging op een kruising van handelswegen, won Thorn snel aan betekenis als handelsplaats. Na aansluiting bij de Duitse Hanze, kende de stad het drukke handelsleven van de Duitse Oostzeesteden en werd o.m. het centrum van de handel tussen de Hanze en Polen. De bloeitijd van Thorn ligt in de 14de eeuw. In het midden van de oude stad ligt de ongeveer één ha grote markt; op deze plaats wordt in 1259 met de opbouw van een
Gedeelte van het stadsplan van Thorn (uit Merian, 1652). Het stadhuis bevindt zich op de markt van de oude stad die links afgebeeld staat. Een omheiningsmuur scheidt de oude van de nieuwe stad die daarenboven door de burcht van de Duitse Orde (in de rechter benedenhoek) van de Weichsel afgesloten is.
handelshalle begonnen; van dit gebouw bleef enkel het benedengedeelte van de toren bewaard. In 1343 krijgt men toestemming rondom de halle winkeltjes aan te bouwen die echter niet breder dan 8 voet mogen zijn en niet hoger mogen opgaan dan de onderkant van het dak. In 1385 werd de toren verhoogd. In 1393 bekomt de stad een oorkonde waarbij toegestaan wordt het oude bouwvallige handelshuis af te breken en op de plaats een nieuw en groter gebouw op te trekken waarvan de afmetingen nauwkeurig bepaald worden.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 35]
| |
Links: Doorsnede over de bovenste verdieping van de toren. Midden: Doorsnede over een vleugel van het stadhuis (gelijkvloers. (naar tekening E. Gasiorowski). Rechts: Grondplan van het gelijkvloers van het stadhuis (1738). De toren bevindt zich in de rechter bovenhoek. De naar buiten uitgevende winkeltjes en de middengang zijn duidelijk te herkennen.
In 1602-1603 doet de Mechelse architekt Antoon van Obbergen - naar wiens plannen ook een nieuwe stadsomheining tot stand kwam - een reeks veranderingswerken aan het stadhuis. Aan de vier vleugels van het gebouw voegt hij een tweede verdieping toe; daarenboven krijgt elke zo verhoogde vleugel een hoektorentje en een centrale gevelbekroning, beide in Renaissancestijl. Na een brand in 1703 worden o.a. die gevelbekroningen gewijzigd. De verbouwingen uit de 17de en 18de eeuw hebben ook het interieur grondig veranderd. Gelegen in een streek die, zoals Vlaanderen, arm is aan natuursteen, zijn de Middeleeuwse gebouwen te Thorn met baksteen gebouwd. Het stadhuis, dat buitenwerks 52 × 43 m meet, bestaat uit vier vleugels van 12-13 m breed die een binnenkoer van 26 × 18 m omsluiten; op de zuid-oost-hoek staat een 37 m hoge vierzijdige toren (buitenwerks 7,50 m). Deze toren behoort nog gedeeltelijk tot de in 1239 begonnen bouw, zoals o.m. de ligging binnen het huidige stadhuis bewijst. Tegen de toren, die op de hoek stond, sloten twee vleugels aan. De buitenwanden van de toren zijn versierd met spitsbogige blindnissen die over vier geledingen opgesteld staan.Ga naar voetnoot3 De bovenverdieping telt vier uitkragende hoektorentjes die van twee rijen blindnissen voorzien zijn. De borstwering russen de arkeltorentjes rust op een spitsbogenfries. De vier vleugels van het stadhuis behoren tot het in 1393 begonnen kompleks; de overwelfde kelder, die ook onder de koer doorloopt, en de benedenverdieping dienden tot stapelplaats en verkoopruimte; de verdieping
Het stadhuis van Thorn.
| |
[pagina 36]
| |
Gravure van het stadhuis (uitzicht vóór de brand van 1703)
was aan de eigenlijke bestuurszaken voorbehouden. Op het gelijkvloers, zijn tegen de middengangen kleine overwelfde verkoopsruimten aangebouwd die uitgeven op de straat en de binnenkoer; vensters boven deze gewelven geven licht aan de middengang (cfr. tekening). Van deze belangwekkende schikking kennen we geen voorbeelden bij ons. Maar belangrijker nog dan de binnenordonantie lijkt ons de behandeling van de straatgevels, waar hoge geprofileerde nissen met spitsbogen deuren en ramen van het gelijkvloers en de twee verdiepingen omramen.Ga naar voetnoot4
Het hoofdkenmerk van de gotische baksteenarchitektuur in het Oostzeegebied wordt ongetwijfeld gevormd door de hoge smalle blindnissen die men van Lübeck tot in Oost-Pruisen zowel aan kerk- en stadhuistorens als aan stadspoorten en huisgevels aantreft. Dat ze ook voorkomen aan verscheidene gebouwen in de Hanzestad Thorn, die maar op 150 km van Danzig gelegen is, zal wel niemand verwonderen. Door haar aanwezigheid van blindnissen aan het stadhuis en de toren zou men dan ook op 't eerste zicht geneigd zijn het gebouw volledig onder te brengen in de lokale baksteenarchitektuur. Toch zijn er enkele elementen die o.i. minder door het streekeigene uit te leggen zijn en misschien eerder door invloed uit de Nederlanden, en inzonderheid uit Vlaanderen, te verklaren zijn. Daar is vooreerst het samengaan van halle en belfort, een welbekende schikking in Vlaanderen, maar een - naar wij menen - zeer zeldzame of zelfs onbekende formule in het Oostzeegebied.
Bovenverdieping van de toren.
Daar is verder het grondplan: vier vleugels omheen een binnenkoer. Men denkt onmiddellijk aan de hallen van Ieper en Brugge - grotendeels in de tweede helft van de 13de eeuw te situeren - en aan de onvoltooid gebleven hallen van Mechelen, waarvoor Brugge tot voorbeeld genomen werd. Maar afwijkend van de geciteerde Vlaamse voorbeelden staat te Thorn de toren niet in het midden van een gevel, maar op een hoek. Hoektorentjes zijn aan de torens uit het Oostzeegebied niet gans onbekend, getuige het stadhuis te Danzig, maar toch zijn ze bijzonder kenmerkend voor de burgerlijke bouwkunst in het Middeleeuwse Vlaanderen, en dit zowel bij de belforten uit de 13de eeuw (Ieper en Brugge) als bij de latere uit de 14de en 15de eeuwen (Gent, Kortrijk, Nieuwpoort, Roeselare, Dendermonde, Sluis, Sint-Winoksbergen, Bethune, Douai, Komen). Dat de toren te Thorn geen steunberen heeft herinnert ook weer aan de Vlaamse burgerlijke bouwkunst (met uitzondering o.m. van de belforten van Gent en Douai). De van blindnissen voorziene horizontale geledingen en de eveneens met nissen versierde hoektorentjes ter hoogte van de bovenverdieping, geven het belfort van Ieper toch wel een sterke gelijkenis met Thorn. Met zijn talrijke kleine blindnissen en zijn sprekende arkeltorentjes mag het jongere belfort van Sint-Winoksbergen hier zekerlijk ook vermeld worden. Er zou een grondiger en meer technisch onderzoek nodig zijn om definitief te mogen besluiten dat het stadhuis van Thorn geïnspireerd is door de Vlaamse hallen en belforten. Toch leek het ons niet van belang ontbloot hier op een aantal overeenkomsten te wijzen tussen de Vlaamse burgerlijke bouwkunst uit de Middeleeuwen en Thorn, zoveel te meer dat Vlaanderen sinds het tweede kwart van de 13de eeuw bezocht werd door kooplieden uit het Oostzeegebied. |
|