De beiaard van Kortrijk
De beiaard van de Groeningestede dankt zijn ontstaan aan het mechanisch uurwerk dat tijdens de tweede helft van de veertiende eeuw op het belfort werd aangebracht. Dit uurwerk droeg geen wijzer. Telkens het uur verstreken was zagen de poorters een geharnaste ridder een der zijtorentjes verlaten om het nodige aantal slagen op de uurklok te laten dreunen; om het halfuur verscheen een vrouwenbeeld, eveneens met harnas omkleed. Dit werd in die tijd voorslag genoemd.
Uurmechanisme en klokken werden in 1513 naar de Sint-Maartenstoren overgebracht. Om het spel te vermeerderen werden twee klokjes te Oudenaarde aangekocht terwijl de Mechelse gieter Jan Waghevens 8 klokken leverde alsmede 3 schellen. Op die manier werd de voorslag tot een voorspel uitgebreid. De stad gelastte op 12 april 1602 Florent Delecourt uit Douai 19 klokken voor de beiaard te gieten. Ruim een eeuw later, in 1738, kreeg Georges Dumery, stadsbeiaardier te Antwerpen, opdracht een nieuwe beiaard van 30 klokken samen te stellen. In december 1742 werd een nieuw muziektrommel gebracht, die echter op verre na niet voltooid was; 18.000 vierkante gaten werden erin geboord, bestemd om spillen of noten te ontvangen, en na vier jaar vlijtig werken kon deze in 1746 in gebruik genomen worden. In die tussentijd was het uurwerk zelf gans vernieuwd en gecombineerd met de beiaard, die, de luidklokken van de Sint-Maartenstoren meegeteld, reeds 41 klokken telde. Een handschriftelijke kroniek vermeldt dat, toen de nieuwe beiaard voor het eerst bespeeld werd, het volk van Kortrijk over zijn welluidendheid hoogst verrukt was.
Op 7 augustus 1862 brak in de Sint-Maartenskerk brand uit ten gevolge van het inslaan van de bliksem. De toren en een groot gedeelte van de kerk gingen in de
Klavier van de Kortrijkse beiaard
vlammen op; de klokken en het uurwerk werden vernield. De huidige elegante torenspits, waarvan het middendeel een open lantaarn is, oprijzend uit een klokvormig dak, was in 1876 voltooid. Een nieuw klokkenspel werd in 1880 gegoten door de firma Vanaerschodt uit Leuven. Het is deze 49 klokken tellende beiaard die tot voor enkele jaren tot een klankrijk spel in staat was. Regelmatig werden onder bevoegde leiding, onder meer van de Mechelse beiaardier Jef Denijn, aanpassingen en verbeteringen aangebracht.
Spijtig genoeg waren de basklokken door een te grote afstand van de kleine gescheiden, waardoor de muzikale waarde sterk benadeeld werd. Thans zijn deze basklokken uit de toren verwijderd: drie werden als luidklokken naar de Sint-Elizabethskerk overgebracht, de overige vier berusten in het arsenaal van de brandweer. Ook zijn de hoogste octaafklokken niet meer in akkoord; mechanisme en toetsenklavier dienen totaal vernieuwd; de ophanging van alle klokken moet volledig in de toren gebeuren en niet meer gedeeltelijk in de torenspits: om al die redenen zou de beiaard dus een grondige herstelling moeten ondergaan.
Maar dan zou onze Kortrijkse beiaard ook weer de rang kunnen bekleden die hij verdient en waar hij behoort; een beiaard die met zijn 49 klokken een plaats inneemt in de rij onzer grote toreninstrumenten en daarom aller belangstelling verdient, zou weer een uitstralingsmiddel worden van onze Vlaamse kultuur. In die nationale kultuur vormt de muziek van eigen bodem, zoals een Jef Denijnpreludium en Van Hoofsonate, benevens een rijke keuze van bewerkingen uit onze volksliederenschat, toch niet het geringste aandeel. Maken de beiaardconcerten trouwens ook niet een onafscheidbaar deel uit van het stadsbeeld?