Georgius du mery me fecit
Brugis anno 1748
Hoe het groeide
Om zijn uitzonderlijke klankrijkdom, zijn bijna volmaakte zuiverheid van toon en het mals-ronde timbre van zijn klokken wordt de Brugse beiaard als het edelste van onze klokkenspelen beschouwd. Deze beoordeling is niet gegroeid uit een enggeestig chauvinisme; zij is integendeel de objectieve realiteit, gestaafd door het eensluidend oordeel van bevoegde vakmensen. Het sierlijke Brugse Belfort draagt de mooiste schakel van de melodieënketen, die zich van toren tot toren door de Lage Landen slingert.
Vanaf de eerste ontwikkelingsjaren van de torenmuziek verheft zich de machtige stem van het Brugs vrijheidssymbool in het koor der zingende torens. Reeds in het begin van de 14de eeuw bevonden zich vier klokken in de nog onvoltooide Halletoren. Zij vormden geen samenspel; het gelui van ieder klok had een eigen betekenis: de schepenklok diende om de magistraten ter zitting te roepen; de bruidsklok werd geluid bij voorname huwelijken; de werkklok duidde het begin en het einde van de werktijd aan; de gemeenteklok was een onderdeel van het torenuurwerk en kondigde dus de tijd aan. Deze laatste klok was de kiem waaruit zich het latere klokkenspel zou ontwikkelen. In de 14de en 15de eeuw werden steeds meer klokken bij het uurwerk-mechanisme ingeschakeld. In het begin van de 16de eeuw vormden zij een volledig octaaf, maar tot dan bleven zij een onderdeel van het uurwerk zonder daarbuiten gebruikt te worden.
Voor Brugge vinden we de eerste aanwijzing, die duidt op een klokkenspel, met de handen bespeeld, in de oude stadsarchieven van 1535. We noteren daaruit de volgende tekst: Heer Adriaan vander Sluus, de somme van xxxvij s.gr., te wetene de xxv s.gr. over ghelycke somme die hy heeft en xij s.gr. van diverschen coperdrade, yserdrade ende andere by hem gheoirboirt jn tspannen van de appele omme daerup te speilne.
De eer, als eerste beiaardier te Brugge te zijn opgetreden, schijnt dus toe te komen aan vermelde Adriaan vander Sluus, die tevens als inrichter van de spelinstallatie vermeld wordt. Deze clocxkins of appele, elf in getal, dateerden van 1528.
In 1603 werden zij vervangen door 20 nieuwe van Marc le Serre, die er in 1631 nog zes bijvoegde. De toenemende artistieke ontwikkeling van het volk ging mettertijd hogere eisen stellen, ook aan het instrument onder de torentransen dat als gemeen goed werd beschouwd. De Breydel-zonen bleven geen genoegen nemen met hun minderwaardige publieke speeldoos, voornamelijk omdat in die tijd de beiaard als een maatstaf beschouwd werd van de rijkdom en de kunst van de gemeente. Daar de eer en het aanzien van het noordelijk Venetië er mee gemoeid was, werd tot de aankoop van een nieuw en beter klokkenspel besloten. Gepaard met allerhande feestelijkheden werd in 1673 het nieuwe toreninstrument van de vermaarde klokkengieter Melchior de Haze ingespeeld. De zegevaan wapperde op de toren want geen enkele stad werd toen door dergelijk subliem spel opgeluisterd. Doch de 39 bronzen zangers van de Haze hebben geen patriarchale levensduur gekend. In april 1741 kwam er een tragisch einde aan hun feestelijk lied. Een felle brand, ontstaan ten gevolge van blikseminslag, vernielde het binnenhoutwerk van de toren en de klokken. De verslagenheid was algemeen bij het aanschouwen van deze historische ramp. Gelukkig kon het vuur en de schade enigszins beperkt worden en het gebouw zelf hield stand. Maar de vrolijke zang, die de architectonische schoonheid van het Belfort nog meer reliëf bijbracht, was jammerlijk verstikt. De scone stede kon haar triomfzang niet meer laten horen en moest, als bezitster van het mooiste klokkenspel, haar roemvolle eerste plaats afstaan.
De Vlaamse koppigheid won het echter van de kortstondige ontmoediging: er moest en zou een nieuw klokkenspel komen! Als het ware boven de smeulende resten van het oude klokkenspel werden de eerste plannen gesmeed voor herstel van toren en beiaard. Enige maanden na de ramp was het toenmalig stadsbestuur reeds in onderhandeling met de Antwerpse gieter Joris Dumery. De klokken zouden ter plaatse gegoten worden, naar de gewoonte van die tijd. Het vervoer van zware gewichten stelde immers té grote moeilijkheden. De uitvoering van het plan zou acht lange jaren aanslepen. In 1748 werd eindelijk de inhuldigingsvlag gehesen. De 49 nieuwe klokken lieten voor de eerste maal hun triomfzang over