muziek, bel canto, en hartziekte
In opera-werken is de dood een bijzonder vruchtbare inspiratiebron voor componist en toneeldichter. Verdi gaf het afscheid van het leven van Aida en Radames zo ontroerend weer, dat Mahler er een van zijn meest aangrijpende Kindertotenlieder aan ontleende.
Het is echter niet gebleven bij louter spel. Vele malen trof de dood daadwerkelijk de spelers en dit soms in eigenaardige situaties.
Op 4 maart ll. gaf de Metropolitan opera te New York een galavoorstelling van Verdi's populaire opera La forza del destino. De grote bariton Leonard Warren had juist gloedvol de aria Urna fatale del destino mio gezongen, toen hij dood op het toneel neerstortte, getroffen door hartverlamming, terwijl langzaam het doek zakte, zowel over zijn leven als over het toneel.
Deze dood heeft in operakringen de legende verstevigd, dat la Forza del destino een ongeluks-opera is.
Immers in 1959 was reeds in hetzelfde theater en tijdens de uitvoering van dezelfde opera de dirigent Pietro Cimara in elkaar gezakt. Hij is weliswaar niet gestorven, maar heeft sindsdien niet meer gedirigeerd.
Dichter bij ons, is in het Amsterdamse Carré theater de bariton Francesco Frederici in 1923, ook al tijdens een uitvoering van La Forza del destino onwel geworden en enkele dagen later overleden.
Op 10 februari 1897 stierf de bas Armand Castelmary tijdens een voorstelling van Martha. In de scène waarin Lady Harriet hem op het toneel laat dansen kreeg hij een hartaanval. Hij speelde zijn rol door tot hij erbij viel en door het publiek dat blijkbaar zijn onbeholpen danspassen als gekkigheid beschouwde, met lachsalvo's en applaus in de dood begeleid werd.
In 1921 was het te beurt aan de beroemde tenor Jozef Mann, tijdens een opvoering van Aida (alweer Verdi) door de Berlijnse staatsopera.
In 1943 stierf te San Francisco, na het smartlied van Paljas te hebben gezongen, de Zweedse tenor Aroldo Lindi.
Jacques Caro's dood was minstens even pijnlijk; hij zong in Tivoli (1932) de grote aria uit Der Fliegende Holländer en precies na de woorden Niemals der Tod, Niemals ein Grab stortte hij neer op het podium, eveneens door een hartverlamming getroffen.
In 1959 moesten we nog de dood betreuren van Eduard van Beinum, vast dirigent van het Amsterdamse Concertgebouw en van Mario Lanza beiden aan een hartkwaal overleden.
Dat vooral de psychische belasting, de stress, die het kunstenaarszijn met zich medebrengt, veel meer dan de physieke activiteiten, de oorzaak van hartziekte is, hoeft geen betoog. Een zeer bekend toneelspeler, destijds verbonden aan het gezelschap van de Nederlandse Comedie, verklaarde dat het eerste contact met het publiek zo zenuwslopend is, dat hij, alhoewel geroutineerd en bovendien gevierd toneelspeler, nooit de scène betrad zonder een trinitrine tablet te kauwen, als voorzorgsmaatregel omwille van zijn angina pectoris.
De wereld van de kleinkunst schijnt deze psychische stress in mindere mate te ondergaan. Er worden geen fatale accidenten vermeld op de scènes van de Olympia of van Broadway.
De reuzen van de Jazz schijnen een sterke gezondheid te hebben. Hun muzikaal volume gaat gepaard met enorme physische prestaties, die alleen maar getuigen van de elan vital van deze musicale fenomenen. Satchmo zingt nog altijd even fors, zij het rauwer, als in de tijd van Congo-square en Canalstreet.
Dit is zeker geen cririek op Jazz. Dat er waar kunstenaarschap bij deze meesters is zal Marcel Dupré, de organist van de Notre Dame te Parijs wel kunnen vertellen, sinds hij op een dag van zijn klavier werd geduwd door Fats Waller, die in de lege Notre Dame choralen van Bach ging spelen.
Wellicht heeft deze muziek iets meer ontspannends dan het ernstige repertoire van de klassieke opera. Zingt immers Belmonte niet in Mozart's Entführung aus dem Serail:
O! wie ängstlich, O! wie feurig
klopft mein liebevolles Herz!