ger op de commissarissen der verschillende paviljoenen. Herbert Read, Jean Lemayrie, Giulio Carlo Argan en andere, hebben de reputatie der Biennale in handen en Alea jacta est: de Grote Prijs voor schilderkunst gaat naar Fautrier en tevens naar Hartung en er is geen grote prijs voor Sculptuur. Zo oordeelden de rechtvaardige rechters. Sculpteurs de tous les pays, levez-vous! Is dit te wijten aan de retrospectieve Brancusi? Al zijn er maar weinig werken, toch zijn zij van zulk een gehalte, dat zij het klassieke bereiken en de adel van de gebruikte materialen - marmer en koper - is wel eigenaardig tegenover al dat ijzer, gips en pinnekensdraad der nieuwste
modernen. De lenige figuren van de Oostenrijker Rudolf Hoflehner maken hierop een aristocratische uitzondering. Hij is zonder twijfel de sculpteur van het jaar. Zijn beelden zijn edel en groot zoals de namen welke ze dragen: ‘Archon-Mediterrane Göttin - Stehend’. De kloeke kunst van Oscar Jespers - alhoewel ze dertig jaar te laat getoond wordt - verheugt ons Vlaams expressionistisch voelend hart. Wat de schilderkunst aangaat is het de triomf van het abstrakte en er is in het succes van de laureaten een interessante tendens te bespeuren: het verfijnde van het porseleinen palet van Fautrier, tegenover het spontane Germaanse werk van de Fransman Hartung, de uitdrukking van de raket, de atoombom en een opstand tegen de normen van onze tijden. Zeer merkwaardig de tentoonstelling van Franz Kline in het paviljoen der Verenigde Staten: geringe middelen maar krachtig uitdrukkingsvermogen. En wat te zeggen van het Japanse paviljoen: een oase van oosterse spontaneiteit waar de grafiek van Hamaguchi in het maanlicht werd getekend.
Daar komt Karel Appel, een maangezicht waarover een zwarte snor die lichtjes over de mond hangt. Ondertussen in Amsterdams Frans vertelt hij in zijn roze broek over de Biennale. Eerder vlakke gedachten maar een zwier in hand en arm als hij spreekt over schilderen waaraan men ziet dat hij het kent. Die hand of liever die klauw is zo brutaal als Mondrian koel was, maar zo kleurvol als Van Gogh. Naast hem staat een transparente Machteld, de hals lichtjes gezwollen, een wassen gezicht, de nauwe leest in een prachtige creatie van Balenciaga en het donkere haar golvend over de schouders. Bovenal zorgvuldig geschminkte ogen waardoor de levende pop zin en zinnen krijgt. Geen woord, tenzij een meewarige glimlach, komt uit die perfekte lippen en zo valt het gesprek dood en wordt vanzelf met anderen over wat nieuws gepraat.
Zo zijn we te Venetië en de lange gondels zwengelen als elegante lijkwagens langs het afwaswater der kanalen: het Dogenpaleis met zijn roze wand glijdt voorbij en verder op liggen de Giardini met de tempeltjes der kunst die elk land daar heeft neergeplant. België heeft een villa zonder vensters in rechthoekige bouwstijl waar dit jaar rond de sculpteur Oscar Jespers, enkele landgenoten exposeren. De goede Mortier, de reus die naast Permeke staat met zijn abstrakt expressionisme, en die Permeke terdege met zijn kleur verplettert, zorgt met zijn fonkelende ogen en ontmoedigde glimlach voor de toekomst der Vlaamse Kunst. De Westvlaming Landuyt, schepper van de patat-mens en ziekelijke tekenaar van abortus en placenta vult de doeken met kleuren en puisten. Uit Van Eyck werd enkel de neus van Vander Paelen bewaard en surrealisme wordt hier banale anatomopathologie. Hier ziet gij de mens uit de rottende Leie geboren, de gulden rivier die een Vlaanderen van grafmakers drenkt. Soms ligt een meewarige liefde voor het land in dit ziekelijk werk. Stilaan ontstaat een litteken dat teder van kleur en van bezieling is, en men verwacht na zijn scheve glimlach en doorgezakte hoed, een ruimere blik en een mildere kijk op ons goede leven. Kent U de schitterende oranje rode vazen van Landuyt? Deze werden door de Belgische selectie te Venetië niet getoond. Het werk van Alechinsky, de Belgische Israëliet uit Parijs, ontroert mij niet, en wat kan men dan over een schilder denken?
De Italianen hebben zichzelf, zoals de meeste mensen het gewoonlijk doen, het eerst en het best bediend. Zij beschikken over een oppervlakte die bijna zo ruim is als deze der andere landen samen. Jammer genoeg is er geen Michel Angelo om de ruimte te vullen. Men vindt er ongelooflijke creaties, waaronder de genaaide zakken en verroeste blikken platen van Alberto Burri, dokter in de geneeskunde, naar het schijnt, waarschijnlijk dermatoloog vóór hij schilderde. Het roze, rode, koralen en garnalen doek van Afro, behoort tot deze nietfiguratieve werken die het hart ontroeren en de geest bevredigen. Er is ook een realist Guttuso waarvan het werk veel minder belang heeft dan Wolvens of een Lemair, maar dat als toegeving aan het linkse realisme wordt getoond.
Onder de beeldhouwers vindt men Lardera die zijn dunne metalen platen in de stijl van het boegijzer der gondolen maakt. De balken en koperen platen van Gonsagra vormen zwart en gouden basreliëfs die de Italiaanse prijs voor sculptuur verdienden.
Opzettelijk spreek ik niet over de revue van het futurisme welke eveneens op de Biennale te zien is. Afgezien van de mechanische collages van Schwitters biedt deze richting enkel tekenboeken voor grote kinderen en misschien een alfabet voor de martianen. Nu zijn er zovele groten en kleinen welke te Venetië tentoonstellen, dat men na enkele uren zo moe wordt, dat men niet meer reageert. Zo wonderlijk, zo onsamenhangend, zo nieuw, zo onvoorzienbaar, zo onoverzichtelijk, zo wild, zo ongebreideld, en wie weet misschien zo schoon als de ‘indépendance’ Als U te Venetië zijt moet U de mostra bezoeken: want er is wat te leren voor een jonge Westvlaming.
H.P.