De praalstoet der Nederlandse taal
Nu het stoute opzet van de Groeningestad met zulk succes werd bekroond, durft men toegeven welke gewaagde onderneming het is geweest.
Er zijn inderdaad reeds zoveel stoeten, vooral dan in West-Vlaanderen, met stoere middeleeuwse krijgers, fiere prinsessen, mooi gekostumeerde muziekkorpsen, hoge praalwagens, plechtstatige reuzen...
Onlangs werd zelfs een publicitaire kalvakade aangekondigd als ‘Praalstoet’.
In deze ‘stoetkonjunktuur’ heeft Kortrijk willen vernieuwen: ‘De Luister der Nederlandse Taal’ is een nieuw thema dat ook voor de toekomst uitzonderlijk rijk is aan mogelijkheden tot vernieuwing.
Dank zij Marcel Notebaert vooral is de Praalstoet der Nederlandse Taal echter ook naar de vorm een uiterst geslaagd vernieuwingsexperiment.
In een toespraak voor radio Kortrijk heeft Notebaert zijn ideeën als volgt samengevat:
‘Ik heb de keuze van mijn onderwerpen vooral gedaan 1) in funktie van de beeldende en natuurlijk ook de literaire kwaliteit van het gegeven en 2) ook in funktie van de ritmische mogelijkheden daarvan.
Want het werd U misschien reeds verteld: mijn opzet is geweest beweging en ritme te verwerken in dit rijke tema; dus niet het statisch voorbijtrekken van figuren uit een ver verleden of iets dergelijks, maar een plastisch en koreografisch kombineren van de boodschap die een werk inhoudt.
Het is dus eerder het uitdrukken van de geest van een werk dan het afbeelden van het verhaal van dit werk; een soort expressionisme dus, waardoor ik geprobeerd heb de conceptie die ik in 1952 reeds met het massaspel vooropzette, verder uit te bouwen.
En daarin, meen ik, zijn we weer nieuw en modern en zal Kortrijk eens te meer de voorloper zijn van een formule waarrond nog veel zal kunnen gebrodeerd en geëxperimenteerd worden’.
De vele tienduizenden die op zondag 10 juli te Kortrijk waren, zullen getuigen dat zij inderdaad iets volledigs nieuws hebben gezien waarvan de frisse en veelvuldige originaliteit bewondering afdwong.
De inrichters overdrijven nochtans zeker niet wanneer zij beweren dat ‘hun Praalstoet’ door het ongure weer slechts voor een derde tot zijn recht is gekomen: niet alleen omdat de prachtige kostuums, waarvan meer dan 800 volledig nieuwe, waarvoor geen kosten werden gespaard, niet mochten schitteren, (dit voor de ‘gouden’ Lucifer-groep, in de letterlijke betekenis van het woord) in een stralende julizon.
Wegens de regen konden de praalwagens, in plaats van 's morgens vroeg, slechts te 3 uur in de namiddag worden buitengebracht; één wagen moest achterblijven; op drie plaatsen van de stoet ontbraken de bandopnemers, waardoor drie van de mooiste choreografische groepen, die meer dan een maand hadden geoefend, tot eenvoudig opstappen waren gedwongen.
De zeer geslaagde dans rond de drukpers, van de moderne letters, die steeds opnieuw uit de bladzijden van een boek te voorschijn kwamen, was van bij de aanvang een der hoogtepunten van deze choreografische stoet.
De herkomst en groei van het Nederlands werd uitgebeeld door de nederzettingen: Kelten, Romeinen, Franken en Saksen, langs een reusachtige stroom van tweehonderd choreografische meisjes met licht groene, en licht blauwe voile.
De draak van de legende van ‘Siegfried van de Nederlanden’ was een zo mooie vondst dat weinig toeschouwers er zich rekenschap van gaven dat zij hier de choreografie misten die door de jeugdgroep ‘Fro’ gedurende weken was ingestudeerd.
De ballade van Heer Halewijn en de sproke van Beatrijs werden door zeer suggestieve taferelen uitgebeeld; doch vooral in de Reynaert de Vos had Notebaert opnieuw zijn geniaal tekenaarstalent kunnen botvieren: Reinaert, in een stijlvol, modern herenpak tegenover Canteclair met spoor en harnas, Courtois, Kantaert, Coppe, Sproete... allen stapten ze mee in dit groots middeleeuws dierenepos, waarbij men steeds denkt aan het spel der mensen, en lachen moet.
De mensen van het Kortrijkse toneelgezelschap ‘Taal en Kunst’ hebben inderdaad gezorgd voor een spel dat ‘af’ was.
Volgden de Rederijkers, met hun bonte mengeling van 't vroede, 't sotte, en 't amoureuse; de Geuzenliederen die werden geskandeerd door het Geuzenspreekkoor, dat opstapte in twee rijen waartussen een rij geboeide edelen, en dan Vondels Lucifer, die eveneens werd uitgebeeld door de jeugdgroep ‘Fro’.
Ook voor deze kostuums, en voor de gouden Hemelwagen, die werd voorgesteld door de Icosaëder van da Vinci, verdient Marcel Notebaert alle lof.
Hoe kon men beter Conscience's Leeuw van Vlaanderen uitbeelden dan door enkele der mooiste groepen van de Gulden Sporenstoet van 1952?
Op het programma was vervolgens een zeer mooie groep voorzien voor de drie Fondsen: Davidsfonds, Willemsfonds, Vermeylenfonds; wat spijtig dat deze wagen niet kon vertrekken: daardoor is ook de uitbeelding van het uitlenen en uitdelen van boeken door een groep jongens en meisjes, die steeds maar boeken moesten doorgeven van de wagen naar het volk, en omgekeerd, bijna in de letterlijke zin van het woord in het water gevallen.
Gelukkig volgden daarop de zeer frisse groep van een honderdtal Rodenbachjongens die, met de blauwvoet