West-Vlaanderen. Jaargang 9
(1960)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
de plaats van vlaanderen in de hedendaagse europese letterengeorg hermanowski, bad godesberg:Zo men de waarde van een literatuur wil meten naar de verscheidenheid der letterkundige prijzen dan zou men gerust kunnen zeggen: de Vlaamse letterkunde is in eigen land rijk, want ze telt nauwelijks een belangrijke auteur die nooit met een prijs werd vereerd; in Europees verband echter is ze ogenschijnlijk arm want ze heeft tot nu toe geen enkele Nobelprijswinnaar in haar rangen. Deze maatstaf blijkt nochtans bij de eerste blik reeds vals te zijn: de inflatie van de letterkundige prijzen in Vlaanderen kan niet waardebepalend zijn en wordt in het buitenland zelfs op een medelijdende glimlach onthaald; aan de andere kant heeft Vlaanderen een reeks auteurs die beslist grotere aanspraken kunnen doen gelden op de Nobelprijs dan heel wat buitenlandse schrijvers, vooral dan onder degenen die in de laatste jaren deze onderscheiding hebben ontvangen. Het is niet zo bijster moeilijk dit raadsel op te lossen: eerst en vooral worden letterkundige prijzen ook maar door mensen verleend en ten tweede is het helaas ook zo dat bij het toekennen van der gelijke prijzen niet alleen letterkundige overwegingen doorslaggevend zijn. Het lijkt ons daarom billijker de waarde van een literatuur te meten aan hetgeen ze de wereld heeft geschonken - of omgekeerd: aan het sukses dat ze in de wereld heeft gevonden. Dit betekent daarom niet direkt dat alle namen van ‘vertaalde auteurs’ of in vreemde talen verschenen werken absolute normen zijn. Ook onder schrijvers vindt men - zoals overal in het leven - managertypen, krachtpatsers en praatsmakers, die geen middel onverlet laten om hun eigen ‘gewrochten’ in vreemde talen gedrukt te krijgen: het begint met vertalingen die als zuivere ‘vriendendiensten’ in het licht worden gegeven, over de door de auteur zelf gefinanceerde vreemde uitgave, tot de poging om in het buitenland een uitgeverij te vestigen met het oog op de bevordering van het eigen ‘oeuvre’. Maar al die individuele spitsvondigheden en inspanningen kunnen tenslotte aan het totale beeld van de in het buitenland verschenen vertalingen maar weinig afbreuk doen. Zo menen wij dat het sukses van een titel als een vrij objektieve waardemeter kan worden beschouwd. Vlaanderen heeft reeds in de 19de eeuw zijn intrede in de wereldliteratuur gedaan; die eeuw bracht ons inderdaad Hendrik Conscience die wat het sukses betreft tot dusver alleen door Felix Timmermans werd overtroffen. De daar aangebroken weg werd met sukses in de 20ste eeuw voortgezet: twee Vlaamse auteurs hebben zich in deze periode een uitstekende plaats in de wereldliteratuur weten te veroveren: Felix Timmermans en Stijn Streuvels. Het drieluik Conscience-Timmermans-Streuvels zal voortaan blijvend tot de wereldliteratuur behoren en is er niet meer uit weg te denken. Enkele nadere gegevens zullen dadelijk de betekenis van de Vlaamse letterkunde in de 20ste eeuw op Europees niveau duidelijk maken. In deze eeuw zijn tot dusver rond de duizend werken uit het Vlaams in vreemde talen vertaald geworden: waarvan ongeveer 500 in het Duits - de andere 500 in vele talen over de gehele wereld. Wat het Duitse taalgebied betreft is het interessant de volgende vaststelling even onder de aandacht te brengen: in de jaren 1900-1945 werden ongeveer zoveel Vlaamse werken in het Duits vertaald als in de jaren 1945-1960. Dat wil zeggen: in 45 jaar zoveel als in 15 jaar; of anders gesteld: de verspreiding van de Vlaamse letterkunde in het Duitse taalgebied heeft zich in de jongste jaren verdriedubbeld. En dat is wel het zekerste bewijs dat de Vlaamse literatuur heel wat aan degelijkheid en waarde gewonnen heeft. Voegt men nog daarbij dat de vertalingen uit het Vlaams in Duitsland numeriek direkt na deze uit het Engels en het Frans komen, dus op de derde plaats, en dat op het ogenblik in Duitsland driemaal meer uit het Vlaams dan uit het Hollands wordt vertaald, dan is het voor ieder een onbetwistbaar feit dat de Vlaamse letterkunde haar plaats in Europa veroverd heeft en flink op weg is deze plaats voor de toekomst veilig te stellen. Het Duitse taalgebied - ook dat is een statistisch bewezen feit - is voor Vlaanderen de ‘springplank in de wereld’, vooreerst omdat zo 'n groot aantal Vlaamse werken in het Duits vertaald worden, en ten tweede omdat, naar is komen vast te staan, 72,4% van alle vertalingen in andere talen dan het Duits niet via het Vlaamse origineel maar aan de hand van de Duitse versie geschieden. Hieruit volgt natuurlijk dat de | |
[pagina 251]
| |
Duitse keus en de Duitse visie de keus en de visie van de niet-Duitse wereld grondig beinvloeden. De Duitse keus is echter eenzijdig: ze geeft de voorkeur aan ethisch-waardevolle en kristelijk-gefundeerde literatuur. Bepalend voor deze keus is de voorkeur van vertalers, uitgever en lezer. Terwijl bijv. Luc Ter Elst, Bernard Kemp, Raf van der Linde, Cor Ria Leeman (om hier maar enkele bekende namen van de jongste generatie te vermelden) al dadelijk met hun eerste werk sukses op de Duitse boekenmarkt hadden en het hart van de belangrijkste perslui stormenderhand wisten te veroveren, stuitten auteurs zoals bijv. Marnix Gijsen op de koudste onverschilligheid en moesten spoedig na publicatie opgeruimd worden. Terwijl Du Parc's De Vrouw van Pilatus meer dan 400 maal werd gespeeld, was voor Hugo Claus de eerste Duitse toneelopvoering meteen de laatste. Tot dusver werd het grootste sukses van de Vlaamse letterkunde in Duitsland gedurende de laatste 10 jaar geoogst. Aan de spits van de Vlaamse auteurs staat nog steeds Felix Timmermans, van wie ondertussen reeds 28 werken in Duitse vertaling verschenen zijn, met een totale oplage van bij de twee miljoen. Een Duitse TV-film over Timmermans, die door meer dan 5 miljoen kijkers werd gezien, heeft het zijne daartoe bijgedragen om de faam van deze schrijver opnieuw voor jaren te verstevigen. Ook Streuvels, rond wie het in Duitsland nu stil is geworden, telt 22 Duitse vertalingen - Walschap (met 16 vertalingen) en Claes (met 15 vertalingen) volgen op een behoorlijke afstand. Auteurs uit de midden-generatie die zich een vaste plaats wisten te veroveren zijn: Demedts (9 werken), Maria Rosseels (8 werken), Anton van de Velde (7 werken), Filip De Pillecyn, Fred Germonprez, Valère Depauw, Em. Van Hemeldonck (met ieder 6 werken). Een uitzonderlijk sukses in Duitsland boekten Maurice Roelants en Johan Daisne, wier verzamelde werken - hetgeen bij 't leven van een auteur slechts zelden voorkomt - reeds in het Duits verschijnen. Een uitgave in vijf delen van Maurice Roelants' bellettristisch oeuvre is reeds beschikbaar; vijf delen met zijn essayistisch werk zijn in voorbereiding. Van Johan Daisnes verzamelde werken verschijnt dit jaar de derde grote roman. Verder weze nog vermeld het sukses dat Matthijs, Boschvogel, Albe, du Parc, Lebeau, Inghelram, Yvonne de Man. Leo Mets verworven hebben. Het meest verheugende feit is nochtans de doorbraak van de jongste generatie, een uniek feit ongetwijfeld in Vlaanderens literatuurgeschiedenis. In de laatste vijf jaar slaagden: Cor Ria Leeman, Luc ter Elst, Raf Van der Linde, Bernard Kemp, Lia Timmermans, F. Goddemaer, Frank Gijsen, Gaston van der Gucht erin een plaats te veroveren, die menig ouder auteur hun terecht benijdt. Alle namen kunnen natuurlijk in zo 'n kort bestek niet worden vermeld, te meer daar het hier een nog niet afgesloten periode betreft. Auteurs zoals Ward Ruyslinck, Eugeen Winters, de helaas te vroeg gestorven Roger Fieuw zullen binnen zeer kort hun debuut in Duitsland vieren; voor een reeks andere figuren werden reeds voorbereidingen getroffen. Laat ons nu even kijken in welke mate de verschillende Vlaamse provincies daaraan deel hebben. Van de auteurs die in de laatste tien jaar in het Duits werden vertaald zijn 39% uit de provincie Antwerpen afkomstig: 28% uit West-Vlaanderen, 21% uit Brabant, 7% uit Limburg en 5% uit Oost-Vlaanderen. Verder is het interessant te noteren dat Nederland voor de Vlaamse auteurs geen springplank naar Duitsland is. Slechts 3% van de vertaalde Vlaamse werken zijn bij Nederlandse uitgevers verschenen. 74% van alle vertaalde werken zijn uit zes Vlaamse uitgeverijen afkomstig: De Clauwaert, Davidsfonds, Desclée De Brouwer, Heideland, Lannoo, Manteau. (Deze uitgeverijen werden alfabetisch en niet volgens het aandeel weergegeven!) Als heel bijzonder sukses mag hier ook worden verwezen naar de doorbraak van de Vlaamse Theologie in Duitsland (sedert 1953) hetgeen vooral het werk is van auteurs zoals P. Dr. Stracke, Schillebeeckx, Anciaux, Van den Bussche. De sectoren jeugdboek, reisverhaal, biografie, kinderboek kunnen slechts heel summier vermeld worden. En nu buiten Duitsland. Wat de vertaling van Vlaamse werken in vreemde talen buiten het Duits betreft, staat het Frans aan de spits. Zij maken ongeveer 20% van de Duitse vertalingen uit, waarbij echter rekening dient gehouden met het feit dat slechts 1/3 van deze vertalingen in Frankrijk en Zwitserland verschenen zijn, en 2/3 in België. Het beeld van de in België gepubliceerde Franse vertalingen verschilt grondig van het beeld dat Duitsland ons biedt. Al deze vertalingen werden rechtstreeks naar de oorspronkelijke Vlaamse tekst uitgevoerd. In Frankrijk daarentegen vindt men maar weinig Vlaamse werken die niet eerst in een Duitse versie verschenen waren. Na Frankrijk komt het Engelse taalgebied met ongeveer 11% van de Duitse vertalingen. Een groot gedeelte hiervan werd door Amerikaanse uitgeverijen bezorgd. Het technische boek, vooral het kunstboek, heeft voorrang op de fraaie letteren. Timmermans heeft in Engeland met negen titels een zekere bekendheid verworven; naast hem staat Marnix Gijsen (tien titels in Amerika). Wat de oplage betreft, staat Timmermans echter aanzienlijk hoger dan Gijsen. In het Russische taalgebied zijn vertalingen uit het Vlaams zeer schaars (ze kunnen op de vingers van één hand geteld worden). Streuvels en Timmermans zijn veruit aan de spits in het Sloveens, Serbokroatisch, Slowaaks, Lettisch, Lithaus, Pools, Italiaans en Portugees taalgebied, evenals in Skandinavië. Onder de Vlaamse auteurs hebben vooral de volgende bekendheid verworven: Hongarije (Ger- | |
[pagina 252]
| |
monprez), Griekenland (Jan Schepens), Tsjecho-Slowakije (Roelants, Germonprez, Depauw), Spanje (Van der Linde), Noorwegen (Marnix Gijsen), Amerika (Boschvogel). Japan geeft de voorkeur aan Timmermans, Israël eveneens aan Timmermans en Gijsen. De Vlaamse letterkunde vindt ook een vrij vruchtbaar verspreidingsgebied in Zuid-Afrika. Een vergelijking tussen de bibliografie der vertalingen uit het Vlaams in de 20ste eeuw en de in Vlaanderen geschreven ‘Vlaamse Literatuurgeschiedenissen’ voert ons onvermijdelijk tot deze eigenaardige vaststelling: het buitenland ziet de Vlaamse letterkunde zonder uitzondering helemaal anders dan Vlaanderen zelf. De tien ‘top-auteurs van de Vlaamse literatuur - zoals bijv. Karel Jonckheere ze in zijn (op 't ogenblik wel nieuwste) overzicht ‘De Vlaamse Letterkunde’ vermeldt - vonden tot dusver in de hele wereld heel weinig belangstelling (nauwelijks werd misschien hun naam eens vernoemd!). Maar ook de andere auteurs, die wij hier als ‘Vlaanderens literatuur’ voorgesteld hebben, blijken maar relatieve groten te zijn; slechts zeven op de ongeveer veertig vermelde schrijvers vonden een echo in de wereld. Moest de hele wereld aan de hand van de bestaande vertalingen en geleid door eigen keus een literatuurgeschiedenis samenstellen, dan zouden op de 23 ‘meester-auteurs’ die de redactiestaf van het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ vormen slechts vier in aanmerking komen, op de tien Vlaamse auteurs van de redactie van ‘Dietsche Warande en Belfort’ daarentegen zes, en minstens vijfentwintig belangrijke auteurs, die van geen van beide redacties deel uitmaken. Daarmee werd een getal genoemd: Vlaanderen bezit op 't ogenblik minstens 35 auteurs die bij de wereldliteratuur mogen worden gerekend. Het heeft bovendien minstens 16 auteurs, die meer recht hadden op de Nobelprijs dan menig Nobelprijswinnaar van de laatste jaren. Vlaanderen heeft zijn weg naar Europa gevonden en kan er trots op zijn dat het op deze weg wordt vertegenwoordigd door een garde, die het tot eer strekt, die de oeroude traditie getrouw een echt, zuiver, ethisch, kristelijk scheppend vermogen waarborgt. | |
pierre brachin, professor aan de sorbonne, parijs:De vraag ‘De plaats van Vlaanderen in de hedendaagse Europese letteren’ is m.i. voor twee interpretaties vatbaar. Ze kan nl. betekenen ofwel: ‘In hoeverre en op welke manier wordt Vlaanderen vandaag in de literatuur van de overige Europese volkeren behandeld en beoordeeld?’, ofwel: ‘Welke plaats neemt de Vlaamse letterkunde in de productie van het hedendaagse Europa in?’ Het is uitsluitend met deze laatste interpretatie dat ik me zou willen bezig houden. Ze kan echter ook weer onderverdeeld worden: 1) Hoe is het gesteld met de verspreiding van de Vlaamse literatuur in Europa, bijzonder in Frankrijk? 2) In hoeverre kan de Vlaamse literatuur op zichzelf (dus afgezien van het al dan niet bekend zijn buiten de grenzen) als ‘Europees’ beschouwd worden? De verspreiding van de Vlaamse, en in het algemeen van de Nederlandse letterkunde hangt, naar ik meen, van tweeërlei factoren af, materiële en historische. Het aantal buitenlanders dat Nederlands perfect verstaat is gering. Daarom wordt b.v. de Franse vertaling meestal door twee personen gemaakt. De een is een Nederlandstalige, die zijn best doet om alle schakeringen van het oorspronkelijke getrouw weer te geven, maar de vreemde taal onvoldoende beheerst, zodat het resultaat er vrij onbeholpen uitziet. Hier grijpt nu de tweede in, een Fransman, die, met een stevige schaaf bewapend, zolang werkt tot de Franse tekst onberispelijk, maar ook nogal kleur- en zouteloos geworden is. Daar zal pas een einde aan komen als de uitgevers er eindelijk toe overgaan, de weinige werkelijk bevoegde krachten behoorlijk te honoreren. Er is al veel gediscussieerd over de redenen waarom de Nederlandse literatuur in het buitenland minder opgang gemaakt heeft dan laten we zeggen de Scandinavische. Ik zou, zonder daarmee andere theorieën tekort te willen doen, de voorkeur geven aan de volgende, zij het ietwat laag-bij-de-grondse verklaring. Gedurende de negentiende eeuw heeft de Nederlandse literatuur (wie zou het ontkennen?) niets geleverd dat de vergelijking kon doorstaan met Björnson of Ibsen, Tegnér of Strindberg: ik noem opzettelijk slechts schrijvers, uit kleine landen afkomstig. Pas Gezelle en de Tachtigers brachten ze weer op Europees niveau. Maar lyrici zijn nu eenmaal onvertaalbaar. Vandaar dat men in Frankrijk gewend raakte, de Scandinavische auteurs wel, de Nederlandse niet te waarderen. En zo bleef het tot op onze dagen. De circulus vitiosus is nog altijd niet gebroken: men kan de Nederlandse schrijvers niet lezen | |
[pagina 253]
| |
omdat ze niet vertaald zijn, men vraagt geen vertaling omdat men de schrijvers niet kentGa naar eind1. Zeker zijn er de laatste tijd pogingen gedaan om de situatie te verbeteren: door de Vlaamse Academie, de uitgeverij Elsevier, de vereniging Ilita (Ik heb het hier alleen over Zuid-Nederland). Laten we hopen dat, vooral als er een nauwere samenwerking tot stand komt, ze het succes zullen boeken dat ze verdienen. Want ze verdienen het. Natuurlijk is ook hier elke overdrijving uit den boze. Onlangs stelde Maurice Roelants een enquête bij 25 literatoren uit Noord en Zuid in en maakte, op grond van hun antwoorden, een lijst op van zegge en schrijve 14 Nederlandstalige auteurs die in aanmerking zouden komen voor de Nobelprijs van literatuur. Niet ten onrechte merkte Albert Westerlinck daarbij op (Dietsche Warande en Belfort, feb. 1960, p. 146): ‘Stuk voor stuk zijn dit zeker namen van talentvolle schrijvers... Men kan zich evenwel afvragen of... dit lijstje, als geheel beschouwd, geen uiting is van een soort collectieve zelfoverschatting die in kleine cultuurgebieden nog wel eens voorkomt?’ Dit neemt niet weg dat er onder de 14 namen op zijn minst één was, aan wie zo 'n hoge onderscheiding wel degelijk had kunnen worden toegekend, ik bedoel Stijn Streuvels. Wat het buitenland echter van Streuvels kent, is hoogstens zijn jeugdwerk, die romans van hem die enigszins aansluiten bij de Vlaamse ‘traditie’, bij de gehechtheid aan de vadergrond. Daar houdt het buitenlands publiek juist van. Conscience, Timmermans, Claes zijn het meest vertaald. Het gaat niet aan, dezen van hun voetstuk omver te willen werpen. Groot zijn zij, als schrijvers én als vertegenwoordigers van een wezenlijk aspect van de Vlaamse geest. Maar de wens van andere Vlamingen om, naar het overbekende woord, ‘Europeërs te worden’ is óók gewettigd. Er zijn universele problemen waarbij ook de Vlamingen betrokken zijn, aan de oplossing waarvan ook zij mogen meewerken. Dit wordt nu tamelijk algemeen erkend, en ik zou geen open deur willen intrappen. Toch zal ik me een dubbele opmerking veroorloven: a) Uit het feit dat de meeste ‘provincialisten’ katholiek zijn hoeft men niet te concluderen dat de schrijvers uit de andere ‘school’ per se vrijdenkers zouden moeten zijn. Waarom zouden niet ook de gelovigen de nog zo aardige anecdotes en het nog zo schilderachtige detail willen laten varen? Waarom zouden zij minder gretig naar Pascal, Claudel of Mauriac grijpen dan andersdenkenden naar de Encyclopedisten of Sartre? b) De Vlaamse auteurs, van welke levensbeschouwing ook, moeten zich wachten om uit reactie tegen de ‘couleur locale’ in een ander uiterste te vallen. Ze moeten het vermijden om in hun wijze van denken en schrijven zó voor de dag te komen dat ze in geen enkel opzicht meer te onderscheiden zouden zijn van een Fransman of een Duitser - of een Amerikaan. Uit gebrek aan ruimteGa naar eind2 wil ik hier geen namen noemen, maar het gevaar lijkt me niet denkbeeldig. In elk geval zouden de Vlaamse ‘Europeërs’ van heden er goed aan doen om zich het voorbeeld te herinneren van Gezelle, die de Engelse, en zelfs de Deense en Portugese literatuur op zijn duimpje kende en tegelijk ‘rond den heerd’ zat te luisteren; van Vermeylen, de anarchist en latere socialist, die het ‘particularisme’ tegenover het Noorden voorstond; van Karel van de Woestijne, de cosmopoliet die niettemin het onsterfelijke ‘Vlaanderen, o welig huis’ zong. Moge de lezer zo vriendelijk willen zijn om deze opmerkingen van een buitenlander niet kwalijk te nemen en er geen indiscrete inmenging, maar een blijk van belangstelling en sympathie in te zien. |