het korte, bloedige contact aan de Thala-oever in 751 had niettemin een vonk doen overslaan, en het papier van de Chinese in de westerse beschavingswereld overgebracht. Door een toeval bevonden zich onder de Chinese krijgsgevangenen, die naar Samarkand (Turkestan) werden gevoerd, enkele papiermakers, die zich bereid toonden de geheimen van hun ambacht te veropenbaren aan hun nieuwe meesters: te Samarkand richtten deze Chinezen de eerste muzelmaanse papiermolens op. In China zelf hadden ze als grondstof voor de papierbereiding hetzij de bast van de moerbezieboom (in het Noorden) hetzij bamboeriet (in het Zuiden), gebruikt. Maar moerbeziebomen en bamboeriet komen niet voor in Turkestan: na enig zoeken vonden ze een ersatzstof, die nog beter bleek dan de oorspronkelijke materie - vlas en hennep en de daaruit vervaardigde stoffen, die voor normaal gebruik niet meer deugen (lompen).
Vanuit Samarkand begon het papier een ware zegetocht doorheen de muzelmaanse wereld. Rond 1000 had de kloeke Chinese spruit reeds het zoveel brozer Egyptisch papyrus gedood - maar terzelfdertijd de naam van de verslagene overgenomen: papier betekent inderdaad zoveel als papyrus.
Met het papier wandelden ook de papierfabrieken, of, zoals men hen gewoonlijk heet, naar hun voornaamste uitrustingsstuk, de papiermolens, langzaam naar het Westen: via Perzië, Mésopotamië, Egypte, bereikten ze tenslotte, in de twaalfde eeuw, Spanje. Te Xativa bij Valencia verrezen vóór 1150 de eerste papiermolens op Europese bodem. In 1099 namen de kruisvaarders Jeruzalem in. Gedurende bijna twee eeuwen behielden de ‘Franken’ steunpunten in het Midden-Oosten. Maar noch de ambtenaren van de westerse ridders, noch de Italiaanse handelaars in het Heilig Land, schijnen bevroed te hebben dat de nederige schrijfstof die ze zich in de bazars aanschaften iets heel speciaals was, en hebben in elk geval geen pogingen aangewend het fabricatiegeheim te doorgronden. De enkele bladen en registers van papier, die men voor de twaalfde eeuw in christelijk Spanje en Italië aantreft, zijn alle van Arabische oorsprong.
Men zou moeten wachten tot de grote slag van Las Navas de Tolosa (1213), die de muzelmannen achteruit dreef in de bergstreken van Zuid-Spanje, om eindelijk christelijke papiermolens te krijgen, en met name de herdoopte muzelmaanse papiermolens van Xativa.
Vanuit Xativa begon nu eindelijk het papier een grotere verspreiding te krijgen in het christelijke Europa. De Italianen zagen thans in dat er met papier geld was te verdienen: hetzij door muzelmaanse relaties, hetzij door economische spionage te Xativa of elders, wisten ze eveneens het fabricatieprocédé te achterhalen. In 1276 wordt te Fabriano (bij Ancona) de eerste Italiaanse papiermolen vermeld.
Nog geen twintig jaar later brachten Genuese galeien regelmatig papier aan te Brugge, en het Venetië van het Noorden zorgde voor de verdere verzending en verspreiding in West-Europa.
De Fransen en Duitsers slaagden er echter in, na enkele dekaden, het Spaans en Italiaans papiermonopolie te verbreken: in 1338 verschijnt te La Pielle bij Troyes de eerste Franse papiermolen; in 1390 richtte Ulman Stromer te Nürnberg de eerste Duitse fabriek op.
Ulman Stromer had het niet gemakkelijk om zijn bedrijf in te richten en heeft zijn wedervaren in een bewaard gebleven notaboekje te schrift gesteld. De koopman, die het Italiaanse papiermonopolie in Duitsland wilde verbreken ten bate van de eigen beurs, smokkelde twee Italiaanse specialisten naar Nürnberg. Hij liet hen zweren ‘aan deze zijde van de Lombardische berg (Alpen) voor niemand anders papier te maken’. Doch de twee papiermakers kregen hiermede in de gaten welke onmisbare personages ze waren, en begonnen allerlei streken uit te halen met de kennelijke bedoeling het Stromer zo beu te maken dat deze hen uiteindelijk de molen zou overdragen. Doch de Duitser stopte de twee saboteurs in een donker kamertje en zette hen op een diëet van water en brood tot de weerstand begaf. Dat was de oorsprong van de Duitse papierfabricatie.
In België bouwde Jean l'Espagnol in 1405 de eerste papiermolen op de Hoyoux te Hoei. In de eerste helft der zestiende eeuw waren er een paar bij Gent en te Tourneppe. Later, in de zeventiende en achttiende eeuw, werd, met steun van de regering, een reeks fabrieken in Brabant opgericht. Doch alles bij alles is de papiervervaardiging in ons land niet zeer groot en niet zeer actief geweest en zijn we afhankelijk gebleven, in de vijftiende en zestiende eeuw van de Fransen en Duitsers, in de zeventiende - achttiende eeuw inzonderheid van de Hollanders.
Om te besluiten: toen Gutenberg omstreeks 1440 de boekdrukkunst uitvond, had het papier overal in Europa het perkament in het defensief gedrongen. De uitvinding van Gutenberg kwam in de eerste plaats het papier ten goede: perkament is niet alleen zeer duur, het is ook zeer moeilijk om bedrukken (het slorpt de de vette drukinkt niet op). Voortaan zou het papier onbedreigd triomferen!
Gecombineerd met Gutenbergs uitvinding, als dienaar van de drukkunst, heeft het bescheiden papier het overwicht van Europa helpen verzekeren over zijn voedstervader, de muzelmaanse wereld, en zijn natuurlijke vader, China. Het is meteen de grondslag geworden van onze hedendaagse atoombommaatschappij: gans onze westerse beschaving berust in feite op het fragiele papier.
DR. L. VOET
Conservator van het Museum Plantin-Moretus