| |
| |
| |
oude boekdrukkunst te brugge
De zon van de gotiek was nauwelijks twintig jaar ‘ondergegaan achter de gigantische drukpers van Mainz’, toen de Brugse ‘boecscrivere’ Colard Mansion, een geboren Fransman, zijn Jardin de Dévotion besloot met het explicit: ‘Dit is het eerste werk gedrukt door mij Colard Mansion. Te Brugge. Geloofd zij de Almachtige.’
Mansion heeft de datering van zijn eerste boek overgelaten aan de moderne geleerden. Algemeen wordt het jaar 1474 als datum voor de eerste Brugse wiegedruk aangenomen. Mansion wordt dan ook, in de geschiedenis van het gedrukte boek in de Nederlanden, op de lengte van niet meer dan één jaar geklopt door Jan van Westfalen, Dirk Martens en Jan Veldener te Leuven en te Aalst, en door de eerste drukkers (Ketelaer en de Leempt) van Utrecht. Brussel (Broeders van het gemene Leven) volgt op twee jaar, terwijl Arnold de Keysere (Oudenaarde en Gent) en de grootheden van Antwerpen (Mathijs van der Goes en de allergrootste Gerard Leeu) op een afstand van vijf jaar volgen.
Het prestige van Brugge in de Nederlanden was in de jaren 1470 nog onaangetast. Stond de stad als wereldmarkt reeds in een dalende curve, als residentiestad van de Bourgondische hertogen kende zij de onvergelijkelijke culturele en artistieke bloei die van Eyck en van der Goes uit het oosten en talrijke miniaturisten uit het zuiden binnen haar muren had gelokt. En Hans Memlinc, die alsdan in zijn grote schilderjaren stond, was aangetrokken geweest ook uit dat Rijnland vanwaar nu de boekdrukkunst, via een Engels koopman-diplomaat, naar Brugge zou overkomen.
De bezoeker van de heerlijke King's Library in het British Museum te Londen krijgt in de eerste Engelse vitrine, als eerste boek dat in de Engelse taal werd gedrukt, het Recuyell of the Histories of Troye onder ogen dat door William Caxton te Brugge werd gedrukt in samenwerking met Colard Mansion. De geschiedenis van het Engelse boek begint steeds met de geschiedenis van de boekdrukkunst te Brugge.
| |
William Caxton
William Caxton was een zakenman uit Kent die jarenlang in de Nederlanden had vertoefd en enige tijd aan het hoofd had gestaan van de Merchant Adventurers te Brugge. In 1469 werd hij secretaris van Margareta van York die het jaar te voren de echtgenote van Karel de Stoute was geworden. Op zijn reizen leerde hij te Keulen de nieuwe kunst van het boek kennen en zo vatte hij het plan op zijn Engelse vertaling van de Histoires de Troye (een werk van Raoul le Fèvre, kapelaan van hertog Filips de Goede) op de markt te brengen volgens het nieuwe procédé van de drukkunst. Met grote last en zware onkosten heb ik dit boek voortgebracht ‘in prynte’, zegt Caxton in de inleiding, volgens de manier die gij hier kunt zien en het ‘is not wreton with penne and ynke, as other bokes ben’. Hier ontmoeten we onmiddellijk de twistvraag wie de eerste boekdrukker te Brugge geweest is: Caxton of Mansion. Vast staat dat de twee mannen in de jaren 1474-1476 hebben samengewerkt. De vraag is: was Caxton een leerling van Mansion te Brugge, of omgekeerd: heeft Caxton de eerste drukpers te Brugge opricht en heeft Mansion het vak bij de Engelse prototypograaf aangeleerd?
Engelse geleerden hebben zich in de jongste tijd uitgesproken voor een prioriteit van Caxton: deze zou, nadat hij in 1471-1472 te Keulen (misschien samen met Mansion?) de nieuwe kunst had aangeleerd, zijn eerste boek te Brugge hebben gedrukt vóór het einde van 1473. Het Jardin de Dévotion, dat het eerste typografische werk van Mansion geweest is, kan volgens hen ten vroegste in 1474 gedrukt zijn. Caxton zou dus de eerste boekdrukker te Brugge geweest zijn. En Mansion, die zijn beroep van boecscrivere voort uitoefende, heeft het boekdrukken bij Caxton aangeleerd. En de ongedateerde Brugse drukken die tot nu toe aan Mansion werden toegeschreven, dienen op de naam van Caxton gesteld te worden...
Deze jongste kijk op de zaak heeft niet alle vraagtekens weggenomen. Zoveel is zeker, dat Caxton, ook als drukker, vooruit en vooral een businessman geweest is. Meer dan Mansion heeft hij de economische betekenis van de nieuwe uitvinding ingezien: met het ‘prynten’ wist hij voordelig te concurreren tegen het ‘boecscriven’. In Engeland teruggekeerd werd hij de eerste drukker van zijn vaderland. Tot aan zijn dood, in 1492, heeft hij belangrijke zaken gedaan als uitgever (die voor eigen rekening boeken liet drukken o.m. te Parijs) en als boekhandelaar. Caxton is een der eerste figuren van de nieuwe Europese boekenmarkt.
| |
| |
Bladzijde uit de ‘Ovide Moralisé’
gedrukt door Colard Mansion in 1484.
Illustratie in houtsnede voorstellend de dood van Pyramus en Thisbe.
| |
| |
Fragment van het ‘Doctrinal’ gedrukt door Jan Brito.
Explicit van het ‘Jardin de Devotion’ door Colard Mansion in grote bastaardschrift gedrukt vóór 1476.
| |
| |
Colard Mansion. Bladzijde uit de ‘Somme Kurale’ van 1479 uitgevoerd in ‘lettres de somme’.
Drukkersmerk van Colard Mansion.
Drukkersmerk van Hubrecht De Croock (Stadswapen met het Beertje als schilddrager)
| |
| |
| |
Colard Mansion
Mansion daarentegen, die vanaf 1475 voor zichzelf drukte, schijnt als drukker (en als copiïst en illustrator) geen goede zaken te hebben gedaan. Financiële moeilijkheden hebben in 1484 een einde gesteld aan zijn bedrijvigheid en aan zijn verblijf te Brugge.
Men kent van hem een twintigtal uitgaven van Franse en een paar van Latijnse werken. Zes werken: Jardin de Dévotion, Boèce, Boccace, Quadrilogue, Somme rurale, Ovide, zijn gedateerd en liggen tussen 1474 en 1484. De betekenis van Mansion ligt echter minder in de inhoud van zijn boeken dan in de vorm die hij er aan gegeven heeft.
De gebruikte letter is een bastaardschrift, trouw nagesneden naar de schrijfletter die Mansion bij zijn copiïsten-arbeid gebruikte. Sommige werken zijn gezet in lettre de somme. De eigen aard van de lettertypes van Mansion laat vermoeden dat zij te Brugge gegoten zijn. Als ‘prentere’ trachtte Mansion het geschreven boek van zijn tijd te evenaren, niet alleen in de luister van het lettertype doch ook in de miniaturen. Zijn Boccace, van 1476, is het allereerste met kopergravures geïllustreerde boek in de geschiedenis. Deze gravures werden op opengespaarde plaatsen toegevoegd (ingelast of opgeplakt). In de bekende exemplaren zijn deze prenten meestal wit-zwart gebleven, hoewel ze bestemd waren om door de miniaturist verlucht te worden.
Het laatste werk van Mansion, zijn Ovide moralisé, een door hemzelf gemaakt vertaalwerk, is met houtsneden versierd. Sommige van deze prenten volgen de verluchting na van een handschift van hetzelfde werk dat tot de librije van Lodewijk van Gruuthuse heeft behoord. Heeft deze laatste, groot verzamelaar van rijk verluchte handschriften, Mansion op de weg van de nieuwe kunst en techniek aangemoedigd, of hem eerder geremd? Gegevens ontbreken om daarop positief te antwoorden.
Mansions Ovide van 1484 was het tweede geïllustreerde boek dat in de zuidelijke bourgondische provinciën van de pers kwam: alleen Jan Veldener was in 1476 te Leuven met zijn Fasciculus Temporum voorgegaan. Om technische redenen worden de gravures van de Boccace van 1476 hier buiten rangorde gelaten.
| |
Jan Brito
Een andere Fransman, eveneens te Brugge gevestigd, liet het boekschrijven varen om drukker te worden. Jehan Breton ‘escripvant, né de Bretaigne’ kwam in 1456 uit Doornik naar Brugge wonen. In 1477-1478 drukte deze Jan Brito er, met vier soorten bastaardschrift, een Deffense de monseigneur le due et madame la duchesse de Bourgogne, een octavo van 80 bladen; daarop volgden een Doctrinal van Gerson, de Franse berijmde vertaling van Maerlants Wapene Martijn en de Disticha Catonis met Franse en Vlaamse tekst. In het beruchte Doctrinal verklaart de drukker dat hij het middel gevonden heeft om te drukken zonder dat iemand het hem leerde.
Een bijzondere vermelding verdient Jan Brito nog wel om de volgende reden. Op de Brugse drukpers was het Frans overheersend; in geringe mate zijn het Latijn en het Engels (met Caxton) aan de beurt gekomen. Brito is de eerste en enige Brugse drukker uit de incunabeltijd die - in de Disticha Catonis - Vlaamse woorden heeft gezet en gedrukt. Met dit ca. 1/8 diets van zijn totale productie neemt hij een treffende plaats in nevens de Antwerpse drukker Mathijs van der Goes († 1491) die op een productie van tachtig grote en kleine boeken niet meer dan een zestal Vlaamse in het licht zond.
In de mededinging naar het glorierijke vaderschap van de nieuwe kunst is Brugge niet zover gegaan als de steden Haarlem in het Noorden en Feltre in het Zuiden die de ‘prioriteit’ van hun Coster en van hun Castaldi in het brons van standbeelden hebben staande gehouden. De plaats van Brito in de curiosa van de legendarische geschiedenis der drukkunst mag niet doen vergeten dat hij feitelijk te Brugge heeft gewerkt en goed werk heeft geleverd: in een karakteristieke lettervorm - type bastaardschrift - en met een persoonlijk accent in zetspiegel en tekstschakering bracht hij een vijftal werken voort die Caxton in zijn Londense periode hebben geïnspireerd.
Het fatale jaar 1488 in de Brugse geschiedenis - het conflict met aartshertog Maximiliaan - is ook het eindjaar van de Brugse incunabeltijd. Na Mansion, Caxton en Brito vertoont de drukkunst te Brugge een gaping van een volle generatie. Eerst in de jaren 1520 zou een drukpers te Brugge weer boeken op de markt brengen.
Het tijdsgewricht van dit dertigjarig typografisch zwijgen is buitengewoon belangrijk. Het laatste Brugse incunabel is nog middeleeuws naar inhoud en vorm, de eerste Brugse Vives-uitgave (1526) weerspiegelt de geest en de visie van een nieuwe tijd. Het is, in plastische waarden gezien, de overgang van het stadhuis van Damme naar de Schouw van het Brugse Vrije. Het humanisme is in wezen en verschijning doorgebroken.
Brugge heeft in deze overgangsjaren zeer snel en onherroepelijk aan rang en standing verloren. Als toetssteen van het culturele peil is het gedrukte boek onbedriegelijk. Tot meer dan ‘brillant second’ brengt de oude residentiestad het niet meer, hoewel zij door de humanistische retoriek met de vleinaam ‘Nederlands Athene’ wordt getooid. De economische inzinking spreekt duidelijk uit het feit, dat geen drukker er een zaak commercieel weet te organiseren. Bij gemis aan
| |
| |
Drukkersmerk van Hubrecht De Croock.
Titel van de ‘Statuta Generalia’ voor de Minderbroeders gedrukt door Hubrecht De Croock in 1523.
| |
| |
kapitaal en handelsbetrekkingen trekt de stad niet langer meer meesters van de ‘zwarte kunst’ aan, terwijl Neurenberg (Koberger) en Basel (Froben), Parijs(Gourmont en Badius), Venetië (Aldus) en in onze Nederlanden Antwerpen (Hillen en Vorsterman) een technisch en artistiek hoogtepunt bereiken, en grote namen worden op de boekenbeurs van Frankfort in Keizer Karels tijd en grote namen blijven in de geschiedenis van het boek. Zelfs de werken van eigen auteurs over onze eigen Vlaamse geschiedenis zullen niet te Brugge (ook niet te Gent!) doch op Antwerpse persen gedrukt worden. Dit werd het lot van de Excellente Cronike, Meyerus, Oudegherst, Marchantius: de zestiende-eeuwse klassieken van onze geschiedschrijving. Onze Joost de Damhouder zal nog (zoals Meyerus) een eerste werkje laten drukken te Brugge; zijn grotere werken staan echter op namen van Antwerpse en Leuvense drukkers. Ook Pamelius liet zijn geleerde patristische en liturgische werken drukken te Keulen en te Antwerpen, steden met kapitaal en handelsgeest. En met een krachtiger geestesleven dan Brugge.
| |
Hubrecht de Croock
Van 1523 tot 1544 was Hubrecht de Crook als meester-drukker te Brugge gevestigd. Hij was een vakman die, mits ruimer commerciële mogelijkheden, het even ver had kunnen brengen als de beste van zijn Antwerpse tijdgenoten. Hij noemt zich ‘figuersnyder’ en waarschijnlijk heeft hij verscheidene fraaie letterreeksen zelf gesneden. Hij verlaat de bastaardschrift voor een gezuiverde fractuur en voor de antiqua van de italiaanse humanisten: de smaakvolle combinatie van karolingische minuskel en romeinse majuskel. Garamond is hier blijkbaar in de buurt. De figuursnijder toont zijn kunst vooral in het mooie snijwerk van zijn initialen en titel-omlijstingen. Hij werkte meestal voor de Brugse uitgever en boekhandelaar Simon Vermeulen. Zijn naam is verbonden met deze van de Spaans-Nederlandse humanist Luis Vives die een vijftal tractaten op zijn pers liet drukken. De Croock drukte ook het eerste werk van Meyerus en Damhouder. Zijn keurige typografie vertegenwoordigt Brugge op bescheidene doch eervolle wijze in de catalogus van de Nederlandse postincunabelen.
| |
Pieter De Clerck
De werkstede van Hubrecht De Croock werd voortgezet door zijn leerling Pieter De Clerck. Typografisch bekeken is het werk van deze drukker een stilstand eerder dan een vooruitgang. Geen vernieuwing van de letter, geen oorspronkelijkheid in het zetwerk. En dat terwijl Christoffel Plantin te Antwerpen met de heerlijkheid van zijn eerste drukken debuteerde.
Zo De Clerck hier een bijzondere vermelding verdient, dan heeft hij dit te danken aan de illustratie van zijn drukken die op naam staat van Pieter Pourbus (Loterijkaart van 1574) en vooral van Marcus Gerards.
Tot in en na het Wonderjaar kent Brugge nog een opflakkering van levenskracht. Het Plus est en vous van de Bourgondische eeuw is nog geen grafschrift geworden. In 1566 publiceerde Plantin een Anatomia van Vesalius met 42 nagestoken platen, een van de eerste belangrijke boeken die in onze gewesten met kopergravures werden verlucht. Enkele maanden later verscheen bij Pieter De Clerck te Brugge een werk dat meer dan deze chronologische Antwerpse voorganger als een datum in onze boekillustratie mag beschouwd worden; namelijk De Warachtighe Fabulen der Dieren met 108 fraaie originele koperplaten tot illustratie van de Esopus-vertaling van de Brugse rederijker Eduard De Dene. De illustrator was de talentvolle schilder en etser Marcus Gerards, de beroemde auteur van het stadsplan van Brugge. Het boek werd voor rekening van Gerards door De Clerck gedrukt.
De platen van de Fabulen zijn echte meesterstukjes die, meestal op een volle quarto-bladzijde, het spel van dieren, landschap en personages uitbeelden met persoonlijke visie en in een pittige tekentrant die technisch feilloos is afgewerkt. Nooit te voor had een Nederlandse graveernaald op zo 'n poëtische wijze in een boek meegesproken. De waardering voor dit werk blijkt uit het feit dat deze platen van Gerards later door goede uitgevers te Antwerpen, Keulen en Amsterdam voor nieuwe uitgaven werden gebruikt.
| |
Hubrecht Goltzius
De Fabulen waren opgedragen aan Hubrecht Goltzius, humanist en archeoloog, die alsdan zelf als drukker te Brugge werkzaam was. Met Goltzius bereikte de oude boekdrukkunst in deze stad haar tweede en laatste glanspunt.
In de loop van een twaalftal jaren (1563-1576) brengt een Brugse pers vier grote werken op de markt in een typografie en met een illustratie die tot dan toe in Brugge onbekend waren. Bekijkt men deze prachtboeken van de Officina Goltziana - die hun naam en faam tot heden in de internationale bibliofilie hebben gehandhaafd - dan ontkomt men niet aan de indruk dat deze prestatie de normale ontwikkelingsgang van het Brugse drukkersbedrijf doorbreekt. Men staat hier feitelijk voor de onderneming van een tweespan van humanisten die, geheel opgaand in de passie voor de antieke archeologie, hun rijke verzameling van Griekse en Romeinse munten - en hun ontzaglijke Europese documentatie over dat onderwerp - wereldkundig willen maken. Het was een uitgave ‘in eigen beheer’,
| |
| |
Hubrecht De Croock.
Titelpagina van de Res Flandricae (1531) van Meyerus.
Onderaan het wapen van het Rijk geflankeerd door het oud en het nieuw wapen van Vlaanderen.
Titelpagina met onderaan het monogram van Hubrecht De Croock.
Figuur van Keizer Karel met zijn leus ‘Plus oultre’
en de kolommen van Hercules in de omlijsting.
Drukje van 1527.
| |
| |
Hubrecht De Croock.
Titelversiering van de Res Flandricae (1531) van Meyerus.
De Vlaamse leeuw in een ‘tuin’ houdt de banier van het Rijk.
Hubrecht De Croock.
Titelpagina van J.L. Vives, De Officio mariti, 1529.
Rijke omlijsting uit houtblokken.
| |
| |
Pieter De Clerck.
Titelpagina van de Spaanse uitgave (1568) van de eerste ordonnantie op de maritieme verzekering.
Pieter De Clerck.
Initiaal in houtsnede uit de Franse uitgave (1568) van de ordonnantie op de maritieme verzekering.
| |
| |
gefinancieerd niet uit commercieel kapitaal doch uit het grondbezit van een der vennoten.
De humanist Marc Laurin, heer van Watervliet, was een schatrijk grondeigenaar. Hij bewoonde een kasteel, het Blauwhuis, buiten de Kruispoort en had tegelijk een statig herenhuis intra muros in de Oude Burg. Hij was een geesteskind van Erasmus; Griekenland en Rome waren de vaderlanden van zijn hart, en de mensen en dingen van zijn geluksdroom vond hij terug in de taal en de kunst van oude munten en medailles. Uit heel West-Europa kocht en ruilde hij antieke stukken. De numismatiek werd de weg die Marc Laurin en Hubrecht Goltzius zou samenvoeren.
Goltzius, een schilderszoon uit Würzburg, had veel gereisd en heel wat oudheden en munten verzameld. In 1557 publiceerde hij te Antwerpen een werk over oude medailles: deze uitgave, waarvan de 134 gegraveerde portretten op ondergrond in bister waren uitgevoerd, overtrof alles wat tot dan toe op het gebied van de numismatiek verschenen was.
Door bemiddeling van de bekende cartograaf Abraham Ortelius trad Goltzius in dienst van Marc Laurin. Op dezes kosten bereisde hij Duitsland, Italië en Frankrijk; in deze landen bezocht hij talrijke humanisten en verzamelaars van oudheden en keerde met een rijke oogst van munten en tekeningen van munten in zijn bagage naar Brugge terug. In 1562 richtte hij, in verstandhouding met Laurin, een drukkerij op. In deze werkstede kwamen de vier grote numismatieke uitgaven tot stand die voor het beste werk van zijn tijdgenoot Plantin niet moeten onderdoen: Julius Caesar (1563), Fasti (1566), Caesar Augustus (1574) en zijn zeldzame Sicilia et Magna Graecia (1576), het oudste verzamelwerk over antieke stadspenningen. Deze statige boeken waren rijkelijk met gegraveerde afbeeldingen van munten en penningen geïllustreerd. De typografische vormgeving was eveneens merkwaardig en alleszins baanbrekend te Brugge. In de werkplaats van Goltzius waren immers Vlaamse noch hoogduitse typen - destijds in de Nederlanden meest gebruikelijk - meer voorhanden. Goltzius zette in de fraaie Italiaanse lettersoorten die op wetenschappelijke uitgaven berekend waren. In deze typen was hij rijk; van garamond, dessendiaan, mediaan en paragon bezat hij romein en cursief. Toen de serie van zijn grote uitgaven onderbroken werd, kon alleen Antwerpen de voortzetting opnemen. Het Thesaurus werd uitgegeven door Plantin in 1579: een jaar dat ook reeds voor de Antwerpse aartsdrukker onzekerheid en verwikkelingen allerhande medebracht.
| |
De Baroktijd en later
De grote namen in de geschiedenis van de boekdrukkunst te Brugge zijn hiermede genoemd.
Na de donkere jaren van het calvinistisch bewind en van Farneses bestuur in Vlaanderen moet men de inneming van Oostende (1604) en het Bestand van onze Aartshertogen afwachten om de boekdrukkunst te Brugge weer met verzorgd werk te zien op de markt komen. Een eervolle vermelding verdienen hier Guillaume De Neve met zijn eerste drukken van de Costumen van Brugge en van het Vrije, en Nicolaas Breyghel, die enkele goede werkjes uitgaf en o.m. de editie van een kleine courant ‘Nieuwe Tijdinghen’ aanpakte.
Toch zal de stad in lang niet meer uit de schaduw van een middelmatig vakmanschap treden. Brugge is voorgoed provinciaal geworden. Antwerpen heeft nog, vóór het sluiten van de Schelde, het boek als kunstwerk op het peil van zijn schitterende baroktijd weten te houden. Doch na 1650 treedt ook daar in de beste werksteden, ook bij Plantin-Moretus, een snelle en onherroepelijke kwijning in. Een technische verstarring die overigens in harmonie is met het vacuum van het verstandelijk en wetenschappelijk leven in de Zuidelijke Nederlanden. De moderne geschiedschrijving moge hier de dingen wenden en keren en herwaarderen, geen trouwer spiegel van het cultuurleven dan het boek naar inhoud en vorm. Een confrontatie van het boek uit Noord en Zuid na 1650 levert een getuigenis dat elke twijfel uitsluit. De luister van het Franse boek uit deze periode moet hier natuurlijk buiten beschouwing blijven. Na het Schilderboeck van de uitgeweken Karel van Mander wordt de Flandria Illustrata van de Ieperse kanunnik Sanderus te Amsterdam gegraveerd en (als Keulse editie) uitgegeven; de latere Latijnse en Nederlandse uitgaven zullen het Noorden niet meer verlaten. De Elzeviers en de namen van Blaeu, Wetstein, Waesberghe vestigen over de wereld de roem van Amsterdam en Leiden. Zowel voor de typografie als voor de illustratie. Alleen de Harrewijns, uit Amsterdam overgekomen, zullen hier een reeks goede uitgaven van Foppens te Brussel met ongemeen talent illustreren.
Het betaamde echter dat een particularistische Vlaming als Olivier De Wree (Vredius) zijn historisch ‘ultramontaanse’ Flandria niet buiten de grenzen van het graafschap zou laten drukken. Te Brugge vond hij geen drukker die uitgerust was om zijn geleerde werken op de pers te leggen. Uit Gent liet hij J.B. Van den Kerckhove overkomen om in een nieuw ingericht atelier in de Hoogstraat, in ‘Den Bibel’, zijn meesterlijke monografie over de Zegels van de Graven van Vlaanderen te drukken. Deze Sigilla Comitum - die tegelijk in Franse en Nederlandse versie op de markt kwamen - zijn het merkwaardigste wetenschappelijk boek dat gedurende de 17de en 18de eeuw te Brugge verschenen is. Doch zelfs in dit werk ligt de typografie ver beneden de prachtige gegraveerde reproductie van de zegels. Vredius, de hartstochtelijke penningkundige en sigillograaf, liep in het spoor van zijn voorgangers, Laurin en Goltzius, doch gelukkig ditmaal op het terrein van
| |
| |
Gravure van Marcus Gerards uit De Warachtighe Fabulen der Dieren, gedrukt door Pieter De Clerck, 1567.
de nationale numismatiek. En ook zijn uitgaven misten een gezonde commerciële basis. Zijn onderneming, die boven de stand van Brugge leefde, werd dan ook met een zware verliespost afgesloten.
Toch zal het, na de Franse Oorlogen van Lodewijk XIV, weer de nationale Vlaamse geschiedenis zijn die belangrijke werken op de Brugse drukpers laat afwerken. De vierdelige Chronycke van Vlaenderen, in 1735 door Andreas Wydts gedrukt en uitgegeven, mag gerust vergeleken worden, zowel voor de typografie als voor de illustratie, met het beste werk dat alsdan van Zuidnederlandse drukpersen kwam. Dat is: vóór de vernieuwing die alsdan ophanden was.
In de tweede helft van de 18de eeuw bereikte de nieuwe Franse typografie de verouderde Brugse persen. Bij enkele drukkers komen de lettertypes en de ornamenten van Fournier en Didot bovenkijken. Ook de zetwijze wordt vernieuwd. Een paar drukkers, vooral De Busschere en Van Praet, leveren dan werk dat, op de vooravond van de Omwenteling, een gelukkige opheldering van de geest weerspiegelt en aankondigt dat voor Brugge een veelbelovende typografische toekomst in de negentiende eeuw is weggelegd.
ANTOON VIAENE
| |
Appendix Oude drukkers in andere Westvlaamse steden
Alleen Ieper, Kortrijk en Oostende hebben, samen met Brugge, vóór 1800 de drukkerij binnen hun wallen gekend.
Enkele namen van Brugse drukkers in 1650-1800 zijn
| |
| |
Gravure van Marcus Gerards uit De Warachtige Fabulen der Dieren, gedrukt door Pieter De Clerck, 1567.
nog: Michiels, Van Pee, Clouwet, Roose, Beernaerts, Van de Cappelle, De Sloovere, Bogaert, De Moor.
| |
Ieper
De eerste drukpers werd hier opgericht in 1544 door Josse Destrée. De eerste bekende druk is Een dialogus of tsamensprekinghe der ziele door broeder Franchoys Amery, karmeliet te Ieper: een klein boekje gedrukt in 1547, met houtsnede op titelblad en met een portret van de auteur.
De belangrijkste drukkerij was deze van Franciscus Bellet en opvolgers (1609-1624); vermeldenswaard is hier de uitgave van het werk van Adriaen van Scrieck, een herdruk (1615) van de Nomenclator van Junius en een uitgave van de Costumen van Poperinge (1621). Andere drukkers van vóór 1800 zijn: De Lobel, Ramaut, de Backer, Arnout, Moerman, De Rave, de gebroeders Walwein.
| |
Kortrijk
Hoewel Kortrijk de eerste papiermolen van West-Vlaanderen heeft gehad (Antonius van Ghemmert 1555-1577), toch kreeg de stad haar eerste drukkerij niet vóór 1623. Pierre Bouvet uit Edingen kwam zich in dat jaar in de Leiestad vestigen en was er werkzaam tot in 1629. Het eerste bekende Kortrijkse drukje is het Traicté spirituel van pater Ange de Nivelles uit 1625; een houtsnede versiert de titel van dit boekje waarvan heden maar twee exemplaren bekend zijn.
Tot de goede drukken van Bouvet behoren de Poemata sacra van de kunstzinnige Kortrijkse kanunnik Roger Braye (1627) en de Costumen der Stede ende Casselrye
| |
| |
Portret van Hubrecht Goltzius uit de ‘Sicilia’, 1576.
| |
| |
Groot drukkersmerk in kopergravure van Hubrecht Goltzius. 1563.
Drukkersmerk van Hubrecht Goltzius in houtsnede. 1563.
| |
| |
Titelplaat van de Costumen gedrukt door Guillaume De Neve in 1619. In medaillon de portretten van de regerende Aartshertogen.
| |
| |
Allegorie van het Vrije van Brugge (landleven) uit de Chronycke van Vlaenderen van Andreas Wydts, 1735. Op de achtergrond het Paleis van het Vrije.
van Corteryck met een gegraveerde titel van Guillaume du Tielt. Dit werk uit 1627 is de eerste Vlaamse uitgave die te Kortrijk verschenen is.
Waren verder werkzaam te Kortrijk: Jan van Ghemmert (1630-; voortgezet door zijn weduwe en erven tot ca. 1677); Jan van Mullem die in 1656-1693 de programma's voor het locale Jezuietentoneel drukte. De jaren 1695-1715 wijzen een onderbreking van de drukpers aan. Daarna volgen: Moreel, Bemaert, De Langhe, Ovyn, Callewaert, Blanchet (1781-).
| |
Oostende
De eerste bekende drukker is hier Jacobus de la Rivière die in 1705 klein drukwerk leverde. Ook de volgende drukkers: Jacobus vande Kerchove, Pieter-Jan Vereecken (1781), Jan Rodenbach en Bernard Bricx hebben alleen klein drukwerk voortgebracht. Bowen's Beschrijving van Oostende werd in 1792 te Brugge gedrukt. De andere steden lieten vóór 1800 hun administratief en kerkelijk drukwerk uitvoeren te Gent en te Brugge; voor Veurne hebben tot ca. 1700 ook drukkers in Duinkerke gewerkt.
A.V.
| |
Literatuur
Albert Visart de Bocarmé, Recherches sur les imprimeurs brugeois, Brugge, 1928. - W. Nijhoff, L'art typographique dans les Pays-Bas. II. Den Haag, 1926. - A.J.J. Delen, L'illustration du livre en Belgique, Brussel, 1930. - A.J.J. Delen, Histoire de la gravure dans les anciens Pays-Bas, I-II, Parijs-Brussel, 1924-1934. - M. Funck, Le livre belge à gravures, Brussel, 1925. - A Guide to the Exhibition in the King's Library, Londen, 1926. - Hermann Barge, Geschichte der Buchdruckerkunst, Leipzig, 1940.
De monografie van J. van Praet over Colard Mansion (Parijs 1829) is verouderd doch nog niet vervangen. Over de verhouding Mansion-Caxton werd in de laatste jaren in Engeland, o.m. door L.A. Scheppard, heel wat gepubliceerd dat de voorstellingen van W. Blades (monografie over Caxton, 1882) wijzigt.
Het geval Jan Brito werd, na de monografie van L. Gilliodts (1897), nog weer opgehaald, het laatst in Unigra (1952) door P. Verbeke.
Belangrijk zijn de bijdragen over De Croock, Goltzius en Vredius in de Bibliotheca Belgica van Gent, alsook de biobibliografische studiën van A. Schouteet over de Brugse drukkers van de zestiende eeuw in de Handelingen van de Société d'Emulation 1940-1949.
| |
| |
Titelplaat van de Chronycke van Vlaenderen, gedrukt door Andreas Wydts, 1735.
|
|