gedrukte woord een dienende taak: het gemakkelijk lezen om de betekenis ervan in de geest spontaan te kunnen opnemen. De op het woord overgedragen mededeling mag niet geschonden of gestoord worden door een te autonoom beeldkarakter.
Toch moeten het woord, de letter nog genoeg beeldkarakter (en dus schoonheid) bezitten om het ons mogelijk te maken - zelfs op een afzonderlijk naar voren gebracht woord of zelfs op een letter - een mededeling over te dragen en/of toe te vertrouwen, gebaseerd enkel op het beeld.
Het schrift moet zó zijn, zowel in de afzonderlijke konstruktie als in het woordverband, in de ganse regel en op de ganse bladzijde, om de stap van lezen naar begrijpen zoveel mogelijk te vergemakkelijken.
Daarom moet het schrift schoon zijn in snit en korps opdat zijn beeld harmonisch en ritmisch zou blijven, opdat ook het afzonderlijk woord reeds in zijn beeld, drager van een mededeling zou kunnen worden. Het gaat immers niet om het lezen alleen, of om het begrijpen alleen, het gaat om: zien, lezen en begrijpen.
De subjektieve waarde van het ‘beeldtype’
Het hoeft niet nader onderstreept dat de ambachtskunsten - ook de grafische kunsten - aldus gelijke tred hebben gehouden met de minder of meerdere smakeloosheid van de opeenvolgende strekkingen.
Tijdens de laatste decennia hebben wij de krisis van de typografische kunstnijverheid bijzonder kunnen nagaan in de bedenkelijke tirelantijnenstijl, in de liederlijk geblazeerde ornementatie, de smakeloze gril van de symmetrie-opbouw met overvloedige aanpassing van ter hulp bijgehaalde lijntjes, blokjes, rondjes, in het gebruik van de uit Duitsland geïmporteerde blikvangers, en van suikergoedkleurige randen en bloemenslingers, kortom in de lijnenoverdaad.
Hier en daar - bijzonder in Engeland en Duitsland - zagen zeer goede uitgaven het licht; doch er was nog veel meer vereist dan deze pogingen die meer uitblonken door hun technische verzorging, dank zij de mechanische ontwikkeling, dan door hun streven naar een esthetisch vernieuwde opbouw.
De stoot daartoe gaf William Morris in 1890 bij het stichten van de Kelmscott Press.
Hij greep terug naar het verleden en ging op zoek naar de stijl die hem de zuiverste en edelste leek.
Hij was, onbewust en intuïtief, aangetrokken door de Gothiek, omdat de kunstenaar van toen in de nuchtere zakelijke weergave van de werkelijkheid steeds bereid was om mede te delen uit de rijkdommen van zijn persoonlijk innerlijk gemoedsleven en alle elementen samenvatte in een harmoniërend geheel.
In de magere en ziekelijke lettervormen van zijn tijd, vond hij geen blijvende innerlijk-levende heerlijkheid. Daarom ontwierp hij de ‘Golden Type’, de ‘Troy Type’ en de ‘Chancer Type’.
Hij begreep dat het gedrukte letterbeeld - 'n uitvinding enkel gewenst en gezocht door het steeds groeiend beschavingspeil, de godsdienstige twisten en de geestelijke woelingen - natuurlijk geboren is uit het handschrift.
Zijn types zijn de weerspiegeling van de wetenschap dat de drukkunst niet een héél nieuw iets is, dat ‘uitgevonden’ werd, doch dat deze ambachtskunst een oplossing was om aan een nood te voldoen: het gemakkelijker vermenigvuldigen van de gedachte, een nood gesproten uit de evolutiegeest der tijden.
In de oorspronkelijke uitbouw heeft het type in zich het volledig wezen van de met de hand geschreven lettervorm overgenomen en zó perfekt mogelijk betracht om het minste vormendétail te imiteren. De gedrukte gedachte, de mededeling, moest in alle mogelijke aspekten aan het karakter van het schrift eigen zijn.
Voor William Morris stond dit ene principe vast: ‘dat drukken boven alles een kunst is, om van het handschrift, dat enkelvoudig is, te geraken, langs een procédé om, tot een meervoudige spreiding van het vastgelegde woord, van de menselijke gedachte.’
Over de betwisting betreffende de vorm van de overgangskonstruktie van de schrijfletter naar het primitieve druktype, schrijft C. Nypels: ‘Wij staan voor een glorieus begin, maar ook aan een einde’. Nypels bedoelt hiermede dat de evolutie van het boek in twee verschillende zeer waarneembare delen te splitsen is nml. ‘de aanvang van het gedrukte en het kordate einde van het geschreven boek.’
Het verging het lettertype toen zoals alle nieuwe vormen. Telkens wanneer in de wereld iets nieuws verschijnt, poogt dit nieuwe, hetgeen het vervangen of verdringen gaat, zo bedrieglijk mogelijk te evenaren.
Wie herinnert zich niet uit eigen waarneming of van afbeeldingen, de eerste carosserieën, die... rijtuigen zonder paarden waren.
Eerst later en dan nog geleidelijk ontstond de fraaie en eigen ‘autovorm’.
Volgens Nypels dus - en contra Morris - is de uitvinding van de drukkunst door Gutenberg een gans nieuwe werkelijke uitvinding, zoals de fonograaf de uitvinding van Edison is, zoals wij de telefoon aan Graham Bell te danken hebben en zoals Denis Papin en James Watt elkaar de ontdekking van de stroomkracht betwisten.
Heel begrijpelijk is het aldus dat een lettervorm met de hand gelijnd en een letter naar de eisen van de druktechniek geproduceerd, een essentieel verschil veronderstelt in het manuaal van de vorming van de letteropbouw.
Is het alleen uit hoofde van dit manuaal dat men de handgevormde letter van de mechanisch gekonstrueerde wil scheiden?