In memoriam Jules Boulez
Kunstschilder Jules Boulez werd geboren te Sint Eloois Vijve op 6 mei 1889. Na lessen in dictie en enscenering te hebben gevolgd, studeerde hij aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent onder leiding van Jan Delvin en Georges Minne. Twee medeleerlingen bleven goede vrienden: Albert Saverijs en Albert Claeys. Hij studeerde ook te Parijs aan de Louvre-school. In 1916 vestigde hij zich te Oudenaarde alwaar hij in de Tussenbrugstraat een
woonst betrok die getuigde van een onberispelijke smaak. Exposities van zijn werk werden ingericht o.m. te Parijs, Stockholm, Boedapest, Brussel, Tel-Aviv, Rotterdam, Dresden en in eigen land o.m. te Brussel, Gent en Kortrijk (Veranneman). Na in de laatste twee decennia een ruime werkkracht te hebben getoond, bleef hij niettemin al te veel opgesloten in zijn ‘ivoren toren’. Zonder dat zijn kunstenaarschap de nodige erkenning kreeg, overleed Julez Boulez schielijk te Oudenaarde op 23 februari 1960.
Boulez was tussen beide wereldoorlogen reeds een twistappel in het kunstgebeuren in Vlaanderen. De Oostvlaamse kunstschilder maakte het ons met zijn werk niet gemakkelijk. Op zijn oeuvre liet men liefst het etiket achter. Degenen die achtereenvolgens geloofden dat hij in het impressionisme, het expressionisme, het animisme, ‘zijn’ richting en stijl had gevonden, kwamen telkens bedrogen uit. Boulez had geen voorliefde voor het broderen op een gevonden iets. Hij was de zoeker en ook de schilder die het intellect niet uit zijn werk kon weren. Hij huldigde de primauteit van de afzondering en het bewust zoeken. Met een zeker gemak ging hij even verwijlen in het cubisme om sinds het einde van de tweede wereldoorlog ook op non-figuratief plan een sprekend resultaat te beogen. Voor hem bleef het schilderij een gesloten, op zichzelf bestaande wereld. Een ongebreideld gevoel was hem vreemd. Hij zocht telkens een evenwicht waarin compositie, materie, koloriet en geest hun taak hadden. Dit aanhoudend gevecht met een wereld waarin classificatie een voorname rol vertolkt, heeft Boulez gebracht waar hij het wenste: de eenzaamheid maar ook de trouwheid aan zichzelf.
Uit zijn ruime productie zal men niet alles kunnen aanvaarden. Verscheidene werken zullen echter mettertijd worden ‘ontdekt’. Dat dit te laat gebeurt is, helaas, het lot van een oeuvre waarvan de maker-de afzondering, de eerlijkheid verkoos boven het luidruchtige en de hang naar het knaleffect.
Raoul De Keyser