die Claudia nooit meer zal vergeten en die haar obsedeert als de plaats waarnaar men een heel leven verlangt, maar waarvan men meteen en steeds duidelijker weet dat men er nooit komen zal.
Bij deze enkele mensen levend wordt Claudia vijftien jaar en zij begrijpt dat zij verandert, zij krijgt het volle bewustzijn van het bestaan, ver, voorbij het Zwart Goed, van de échte wereld, schitterend en een beetje gevaarlijk. Deze wereld is Portland-Oregon, waar het leven weids is en machtig en waaraan Claudia nu, zoals alle mensen, begint te denken met heimweevolle overgave en een soms hevig verlangen als naar iets dat men niet kan uitspreken of dat men slechts erkent als het voorbij is en verleden.
Op de eerste mooie dag van april, wanneer grootmoeder afwezig is, loopt Claudia, sprankelend van levenslust en nog onbewust van de relativiteit van alle dingen, de velden in. Daar bij haar brug, bij de brug van de nachttrein, ziet zij hem dan staan, de jonge god, die alles is, het verre gedroomde leven en het vreemde Portland-Oregon en moest hij er niet meer zijn, dan was alles dood. Alles waarvan Claudia in haar beperkte jonge meisjeswereld had gedroomd, vindt zij nu plots terug in de figuur van deze jonge man, ingenieur Vandervennet, die de brug is komen opmeten en die bij Amalia zijn intrek neemt. Op dit ogenblik ontluikt in het meisje Claudia het tere wonder van de eerste liefde, die de zuivere is omdat zij de eerste is, die alomvattend is, groots en hartstochtelijk, die bijna geen wederliefde vraagt en die men niet kan vergelijken met de liefde die uit verliefdheid voortspruit omdat die toch altijd gebouwd is op compromissen. De liefde van Claudia is bijna niet toegespitst op de man Vandervennet, maar in hem op de mens tout-court, op de eeuwige mens die in concreto onbestaande is. Maar dat gaat Claudia maar bevroeden wanneer alle rimpels weer uit de vijver zullen weggeplooid zijn en wanneer haar jonge meisjesleven, na een eerste bittere ervaring, weer wordt toegedekt.
Een catharsis in de zin van een verstandelijke zuivering van het inzicht zou in dit verhaal misplaatst zijn geweest, hier moet het een prille ervaring worden van het betrekkelijke waarvan men slechts later, met een innerlijke rondblik, de zuiverende werking zal ondervinden. En dat betrekkelijke vinden wij in het tweede deel van dit verhaal herhaaldelijk terug. Daar is bijvoorbeeld de komst van Marianne - dit ogenblik is de draaischijf van het verhaal - het beeldschone, verwende nichtje van Claudia, die bij haar met vacantie komt. Marianne vertelt Claudia over de grootsteedse gebruiken, over haar uitjes met jonge mannen en hoe zij ze doet verliefd worden op haar, over hoe ze zich voelt als ze bemint en bemind wordt en over wat men in de stad de liefde heet. Marianne wordt op slag verliefd op Vandervennet, maar zij krijgt hem niet en zij gaat haar verdriet uitschreien in de beemden rond het dorp en in het hoge bed van Claudia's kamer. Een tweede ontnuchtering valt voor wanneer Vandervennet uit het dorp vertrekt en bij het afscheid alleen zegt Dag Claudia, lief kind, woorden die het meisje op dit eigenste moment niet in hun volle waarde beseft, misschien zelfs als normaal beschouwt, maar die zij later wellicht zal begrijpen als een eerste bittere verscheuring. Het enige wat zij nu al definitief weet, is dat zij geen kind meer is, dat er iets gebroken is.
Marianne sterft nog tussen het riet van de rivier. Haar lijk wordt gebaard op het hoge bed van de sterfkamer. Amalia wordt als lerares geschorst (Wat kan er niet gebeuren in zulk huis, met beelden, zeevolk, mannen en jonge meisjes!) door de nonnetjes van de school. En dan valt weer de stilte in. Het leven gaat voort, gewoon. Alleen voor Claudia is er iets veranderd: De blinde kinderogen, die niet de werkelijke dingen zien maar hun weerkaatsing op een lichtend scherm, waren op gebroken...
Tot op heden heeft Lia Timmermans een vijftal werken laten verschijnen. Zij werd vooral bekend door haar biografie van Felix Timmermans, Mijn Vader, een objectief en toch piëteitsvol levensverhaal. Voordien had zij al Vertelselkens van ons land gepubliceerd, die door haar vader waren geïllustreerd en die ook nog vrij dicht aanleunen bij de trant en de taal van Felix' talrijke vertelsels. Een eerste bevestiging van haar psychologisch inzicht en haar literair talent kwam m.i. onmiskenbaar tot uiting met Het kleine album van Martha, kleine belevenissen van een zesjarig meisje in de zo moeilijke en steeds weer bevreemdende wereld van de grote mensen. In 1956 toonde Lia Timmermans een ander facet van haar boeiende personaliteit, de humor, in hoge en prettige variëteit. Haar sociale satyre De Ridder en zijn Gade, a.h.w. in kroniekvorm de maatschappelijke opgang van een echtpaar schetsend en schertsend, is ongetwijfeld een krachttoer geweest. Meer dan tweehonderd bladzijden lang humoristisch schrijven zonder te vervelen of af te dwalen, zonder onmogelijk of ongeloofwaardig te worden is een inspanning die Lia Timmermans met dit werk tot een schitterend einde heeft gebracht.
En daar is nu Verloren Zomerdag. Opnieuw helemaal anders van opvatting en uitwerking. Is het een kunstwerk? Wij leggen hier de literaire maatstaven aan en kijken dus uit naar de belangrijkheid van het besproken thema, de menselijke sensibiliteit die erin doorklinkt en naar de uitwerking ervan in de literaire vorm. Het thema zelf hebben we uitvoerig besproken; het is niet nieuw in de literatuur, het is wel origineel behandeld, met fijne schroom en diep inzicht benaderd. Ook als literair werk beschouwd is deze jongste roman ongetwijfeld de beste die Lia Timmermans heeft geschreven; het is ook alleenstaande beschouwd een volwaardig literair werk geworden: hoog poëtisch geladen, verfijnd van constructie en verzorgd van taal.