over de materie, van de wil over het lijden en de verguizing, van de mens over zijn sterfelijk lot. En naarmate de staties aan het oog voorbijtrekken deelt men in de overgave en de verrukking waarmee Notebaert uit eigen twijfels en noden dit pijnlijk scheppingsproces tot leven en religie gelouterd heeft. Zelfs de penseelstreken en de materie zijn hier draagsters van de religieuze ervaring.
Kommentaar zou hier overbodig hoeven te zijn. Geen kritiek vermag het beter dan het werk zelf de redenen op te dringen waarom dit werk ons tot in het diepst van de ziel gaat schokken. Het is een obsederende rij kruiswegstaties, een getormenteerd dialoog over het lijden van Jezus en het lijden van elke vereenzaamde mens. Jezus verschijnt voor Pilatus als de goddelijke rebel, gijzelaar in naam van ons geloof en onze revolte, en in zijn trotse miserabilisme is hij onoverwinbaar. Hoe leeg is die Pilatus, zo leeg dat al de leegheid van gerecht en leger en administratie en politiek niet leeg genoeg zijn om dat officiële leeghoofd van een Pilatus vrede te laten, want spijt alles is hij nieuwsgierig gebleven: ‘Zijt gij de koning van de Joden?’ Achter Pilatus geen achtergrond van geselkoorden, lansen noch doornenkroon. Niets dan de leegheid, het witte kleurloze onbegrip van de landvoogd Pilatus.
Jezus neemt dan zijn kruis op, hij vereenzelvigt zich met het kruis, tristis usque ad mortem, verpletterd onder de horizontale last van het kruis. En de strijd van de kunstenaar is aangevangen om uit de soberste details en het gore ontgoochelende van deze wreedaardige Calvarie die fragmenten te isoleren, die vatbaar zijn om én de mizerie én de onoverwinbare goddelijkheid van deze terdoodveroordeelde te verbinden. Het kruis brengt echter zelf de oplossing, het horizontale, het diagonale, het vertikale kruis, dat als beeldconstructieve eenheid de gehele kruiswegconceptie gaat beheersen - zoals de litanieherhalingen in de poëzie van Péquy, wiens desolate eenvoud zo helemaal in de lijn ligt van deze kruisweg van Notebaert. Zo is van meet af aan Jezus bij de kruisopneming ook plastisch één geworden met de horizontalen en de vertikalen van de kruisboom. Jezus valt voor de eerste maal. Van de pijn zijn zijn armen tot hoekhaken verkrampt. Zijn handen zijn afgrijselijk aan het klauwen én naar het kruis én naar evenwicht in een zichzelf opschorende kniebeweging. O neen, zo heeft vroeger niemand de lijdende Jezus geschilderd. Het is een Christus, die de folterkampen gekend heeft en de bestialiteit van mensenbruten! Traag zal de dood bezit nemen van dit lamlendig tot het uiterste toe gefolterd wezen, de ijzig witte rigor mortis van de tetanoswonden en de moordende haat... Maar daar is nog zijn moeder... lichtend moment in deze nooit geëindigde tragedie, lichtende liefde der hulpelozen, der vernederden en getrapten... De diagonale van het kruis schijnt hier zijn loden last en verdoemenis voor een ogenblik te verliezen en het wederzijds begrijpen vindt plastisch zijn weerspiegeling in de dichte profilering der gezichten en de in elkaar grijpende armbewegingen.
In tegenstelling tot het diepe zielsbegrijpen, dat Jezus met zijn moeder bevond, is de hulp van Simon van Cyrene slechts een zakelijke ontlasting, de diagonale vorm van het kruis schept een scheiding tussen beide, scheidt hen meer dan het hen verbindt. Het medehelpen van Simon staat nog op de laagste trap van het begrijpen. Hij is onbewust een begenadigde helper, hij is ruig en ruw, slechts ten dele medevoelend in een gebeuren dat alleen zijn handen, immers gedilateerd van de inspanning, schijnen te kunnen begrijpen.
Dan komt Veronika, zij toont het zweetdoek, zij domineert een ogenblik als het verpersoonlijkte medelijden door ons dat vreemde gelaat te tonen, waarin voor alle tijden het leed om al 's levens onverenigbare tegenstrijdigheden ligt uitgedrukt.
En Jezus valt voor de tweede maal, voorovergestuikt op de knieën, gans de voorarm op de grond neergesmakt, zoals Oosterlingen zich ritueel voor hun god vernietigen. Hoe hoekig en vernietigd onder het verpletterend kruis!
De Wenende Vrouwen kunnen zich niet langer beheersen. Met misbaar zijn zij naar Hem toegesneld, maar Jezus houdt niet van het misbaar en met zijn lichaam en met zijn kruis wijst hij het af, alsof hij hen ook terecht wil wijzen naar het zwijgende leed der miljoenen verguisden van toen en nu. Het grote lijden verraadt geen misbaar, het zoekt de stilte. Voor de enige maal heeft Jezus zijn laatste wil gestaald en agressief gereageerd.
Maar de inspanning was uitputtend en de derde val smakt hem neer, plat en languit over de grond, horizontaal verpletterd. Maar terwijl zij hem bij de volgende statie de klederen van het lijf rukken heeft hij zich in een geestelijke onthechting hervat - prachtig uitgedrukt door de overheersende vertikaallijn van zijn lichaam. Terwijl hij lineair door Notebaerts penseel tot bloedens toe wordt afgestriemd, begint hij in zijn zielegrootheid te ontstijgen aan zijn fysieke leed. Jezus is ernstig gebleven en solemneel als de imponerende traagheid, waarmee alle vroegere staties aan ons oog zijn voorbijgetrokken.
De kruisnageling! Obsederend is de vertikaallijn van het kruis in een verrassende perspektiefvervalsing op de toeschouwer gedrild, tot diep in zijn ziel waar hij de blijvende zin van dit gebeuren bevroedt, want... wie is er zonder schuld? Wie kan hier de onpartijdige getuige blijven? Wie is hier rechter en beul?
De kruisdood is nabij. Jezus zegt aan Johannes: ziedaar uw moeder. En aan de moeder: ziedaar uw zoon! Alles is vervuld. Het Kruis ook heeft zijn calvarie-functie vervuld. Het is uit het beeld verdwenen. Meditatief gezien zijn de figuren onder het kruis als de voortzetting van het Calvariegebeuren doorheen de