| |
| |
| |
Foto P. Van den Abeele, Aalst
| |
edgard tytgat is groter dan zijn guitige anecdotiek
Wat de schilders over elkaars werk denken moet in de regel met een flinke korrel zout worden genomen. Voor een onbevangen bewonderend oordeel staan ze meestal zich zelf in de weg. Tot de scherpzinnigste beoordelaars van hun tijdgenoten acht ik nochtans te behoren Frits van den Berghe, stevig georganiseerde intelligentie, en Hippolyte Daeye, uitzonderlijk puur en kieskeurig gevoel. Die twee extremen hadden voor Edgard Tytgat, een waardering die in een grote verering en liefde culmineerde. Uit de mond van Frits van den Berghe mocht ik eens de uitspraak horen: De picturale betekenis van Edgard Tytgat is veel groter dan gemeend wordt door de doorsneecriticus, die zich niet over zijn vertellingen voor ‘sanctjes-wolle’ of mannekensbladen kan verheffen. En Hippolyte Daeye, de enige schilder die mij verbaasde doordat hij het werk van zijn confraters steeds uit een deemoedige bewondering boven zijn eigen, nochtans voortreffelijke doeken plaatste, placht van Edgard Tytgat met twintig varianten te zeggen: Dit is het meest poëtisch en geraffineerd penseel uit onze levende schilderkunst. En let wel op, het is zo voortreffelijk omdat Edgard Tytgat, vooral schilder hij Gods genade is.
De intelligente Van den Berghe, de uiterst gevoelige Daeye waren allebei ingenomen met Tytgat's lust in vertellen en verfabelen. Hoe zou het anders, waar zijn begaafdheid zo primordiaal op liefde voor de wereld en ervan verhalen op doek of prent was ingesteld? Maar verholen waren zij het eens over iets, dat moeilijk is uit te spreken om Edgard Tytgat's genius volledig recht te laten wedervaren.
Er bestaat een typische Tytgatiaanse anecdotiek, die zijn zeer gevarieerd werk vrolijk stoffeert. Men kan van Tytgat niet houden zonder ook te houden van zijn ver-
| |
| |
Burgerlijke Avondpartij, 1936.
rassende geesteskronkel, zijn teder ironische grilligheden, zijn guitige verbeelding, zijn honderd-en-één-fantasieën van fijnproever en causeur, - zijn causerieën wel te verstaan steeds in picturale geschiedenissen voorgedragen. Het is zonder de geringste eerbied voor zijn hoge kunst prijs te geven, dat ik voor mijn geest guitigheden uit zijn werk kan laten defileren, waarvan de deugnietszin een misleidend gevaar inhoudt. Zij zijn zo innemend, dat ze in ons gezellige bronnen van vrolijkheid aanboren. Maar hoe over onze lach heen te geraken?
De grondige waarheid immers lijkt me onaanvechtbaar: Edgard Tytgat is een te innige, te subtiele, te droeve schilder, ja ook droeve, Edgard Tytgat is een te diep en te ernstig schilder om in zijn anecdotiek als een soort peintre de charme of doux imagier gevangen te worden gezet. Men kan in Breughel de schilder van grappen en grollen zodanig naar voren dringen, dat men deze humaanste en smartelijkste van onze schilders in zijn diepere geaardheid miskent. De ware Breughel is groter dan zijn guitige anecdotiek. Binnen zijn eigen properties is dat ook waar voor Edgard Tytgat.
Zoekt men bij hem de zeldzame anecdote niet, ziet men over de anecdotiek heen, dan ontdekt men dat ook zijn werk zich leent om Fromentins bepaling van de schilderkunst te illustreren: de kunst van het onzichtbare, - zoals alle kunst. Met enkele attributen, wat kleur, een intuïtieve vaardigheid, waarin ook tal van onhan- | |
| |
digheden zijn opgelost, - en daar wordt schilderkundig getuigd over mysteries als het geluk, de tevredenheid, het aangegrepen zijn, de verrukkingen, die prijs geven aan het bestaan, - de droom en de poëzie van een uniek schilder.
Wij hebben ons in de mate dat het ons door de eigenaars van werk van Edgard Tytgat mogelijk werd gemaakt, terwijl enige doeken, die wij node missen, in het buitenland reizen, bij de samenstelling van deze tentoonstellnig op de eerste plaats laten leiden door die diepere zin van zijn schilderwerk, de eenvoudige humane Edgard Tytgat. Bij voorkeur hebben wij gekozen die schilderijen, waarin de anecdotische buitelingen het meest of zelfs geheel afwezig zijn. Vertellingen-inprenten, waarmee hij ongemeen charmant en geestig kon zijn, en waarin zijn fantasie hem verrukkelijke figuren en kleuren ingaf, zoals Peter en de Wolf of De inneming van Troje, hebben wij exemplatief onder de lavis en aquarellen ondergebracht.
Wij hebben de consequentie echter niet tot het absurdum willen doorvoeren en alle schilderijen met louter verbeeldingswerk van Edgard Tytgat weren. Waarom
Peter en de Wolf. - Cat. 76
Copyright A.C.L., Brussel
ons het genot ontzeggen enkele schilderkundige poëma's, zoals De Blinde en de Lente of De tragische oude mannen te verzamelen? Al was het maar om aan te duiden, dat in de ruim zeshonderd doeken van Edgard Tytgat een verrukkelijke tentoonstelling zou samen te stellen zijn met juist het tegenovergesteld thema, waarop werd gelet om Edgard Tytgat op zijn strengst te tonen: de verteller dan van parabelen en fabels zonder eind, de anecdotier in pure staat.
De variëteit van de motieven, waaraan hij dol verkleefd was, is bij Edgard Tytgat zo rijk als het leven zelf. Ik leerde hem kennen, en van hem houden, vooraan in de jaren twintig. Hij was toen de veertig voorbij. Hij was vijftien jaren ouder dan ik. Hoe intiemer wij werden, hoe meer bleek, dat hij de jongste van ons beiden was. Zijn ingenuïteit om geluk of ontgoocheling te distilleren was grenzeloos. Hij verbaasde mij altijd opnieuw door zijn vermogen om het geringste verrukkelijk te vinden en van zijn zaligheid bewust te blijven. Hij sprak mij van de sigaret, die hij na het ontbijt gerookt had, als van het wonder waarop de dag begon. Was er iets grappigs in een figuur, die wij ontmoetten, onmiddellijk
| |
| |
Fluitspeler in het raam.
Edgard Tytgat schilderend te Delft. 1939.
| |
| |
merkte hij het op en zette hij het om in iets charmants om van te schateren. Hij was in de buurt de vriend van alle kinderen. Hij vertelde mij de gesprekken, die hij er mee voerde. Hij was natuurlijk thuis in hun wereld van koddige onvooringenomenheden. Hij hield van alle spelen als een man waarin de knaap nooit stierf. Wij speelden lange partijen schaak of jacquet, wij wijdden ons geregeld aan het biljartspel, waarbij hij de elegantie en de onhandigheid tot hoogten van concentratie en gejubel, bij welslagen, op voerde en zijn commentaren een feest of een weeklacht waren.
Dit alles zou een diepere analyse verdienen, - zoals die charme, die hij op meisjes en jonge vrouwen uitoefende met een altijd sprankelende en verrassende geest, - maar ik wil hem tonen bij een voor hem en zijn whistpartners grote gebeurtenis. Na lang met redenerende gebaren van zijn wuivende hand boven zijn speelkaarten overlegd te hebben werd hij doodsbleek en kondigde hij aan, dat hij een solo-schlem spelen zou. Onze vrouwen plachten veel te gichelen. Ditmaal werd het stil. Een huis in een verlaten steppe had geen absoluter blok stilte in de oneindigheid kunnen zijn. Edgard Tytgat hijgde. Zijn grote neusvleugels trilden. Telkens hij een kaart neerlei, beefde zijn hand. Hij raapte iedere slag op als in een heilig ritueel. Naarmate in zijn berekening het grote gevarenmoment naderde steeg de spanning ten top. Als uit een groot avontuur ontsnapt legde hij triomfant zijn laatste, zekere kaarten neer. Wij waren beangst geweest voor een mogelijke mislukking. Het zou een drama geweest zijn. Wij deelden zijn volkomen geluk en vierden hem.
Dit en honderd andere kleine gebeurtenissen zijn revelatief voor de aartsengel Edgard Tytgat. Zijn leven had in een solo-schlem op het spel gestaan. Het behoorde tot zijn eigenaardige wonderlijke spontaneïteit: als van een eeuwig kind was de inzet van zijn hart altijd onvoorwaardelijk volledig. Het liep over van tederheid, medegevoel, snaaksheid, vreugde en meewarigheid. Hij was gesteld om, schavuit en argeloze, de schilder te worden van het hart, dat zich picturaal, in lofzangen en innig beklag uitstort.
Eindeloos gevarieerd waren zijn zo beminde motieven... Jawel. Maar als vanzelf doemen er enige groepen uit op, die het behaaglijk is afzonderlijk te beschouwen, omdat hij er enige van zijn hoogtepunten in heeft bereikt: 1. zijn interieurs en al wat even daarbuiten, rond het centrum van zijn wereld, zijn atelier, draait; 2. zijn staties voor die andere schouwspelen, geboden door circusvolk en gypsies, zangers en musicerenden; 3. zijn uren van geconcentreerde bewondering voor kinders, vrouwen, een volledig gezin en zijn levensgezin vooral, waaruit hij zogenaamde portretten heeft overgehouden.
Boetprocessie te Veurne. - Cat. 47
Copyright A.C.L., Brussel
| |
| |
| |
Zijn interieurs
Uit zijn academiejaren te Brussel, heeft Edgard Tytgat weinig te vergeten en te onthouden gehad. Van Puvis de Chavannes, die hij, jongeling nog, ten zeerste bewondert, gaat geen enkele reminiscentie in zijn eigen werk over. Er is iets anders, dat aan zijn leven een diepere zin geeft: zijn kennismaking met Rik Wouters en diens vrouw en enig model Nel. Daarbij is het, wel te verstaan, niet Rik Wouters' obstinate dionyzosse kleuren- en vormendrift, die in hem een gelijkaardig vuur ontsteekt. Edgard Tytgat is niet te beïnvloeden. Er is iets veel belangrijkers. Het wordt onder buren van Bosvoorde en Watermaal in de jaren 1908-1909 een gemeenschappelijke belijdenis van vriendschap en innig leven. Beiden hebben hun ware leerschool erkend. Elke bron van inspiratie ligt in de eigen belevenis. Vooral voor Edgard Tytgat houdt het ondervragen van alle kunststromingen, hier en elders, onmiddellijk op. Van het impressionisme zijn er nauwelijks enige zonnespatten in zijn werk nawijsbaar. Van huize uit is hij broer van de oude vertellers-in-mannekensbladen. Hij vertelt allereerst in houtsneden over het leven met Rik en Nel. De reactie op het impressionisme is spontaan en uiteraard. Het expressionisme, waarin men hem later om louter tijdgenootschap iets te nadrukkelijk inlijft, hangt in de lucht.
Sneeuweffect. - Cat. 2
Copyright A.C.L., Brussel
Hij trouwt Maya, bekoorlijke tongstruikeling over de voornaam Maria. Maya wordt in letterlijke zin wederhelft, en zoals Nel, zijn liefde en zijn model van altijd. Spontaan luistert hij naar zijn innerlijke stemmen, die hem zijn leven als een verrukkelijk artiestenhuis, met barokke, gezellige meubelen en speelgoed, met veel kleuren, die een ziel ademen, doen organiseren. Hij is als de schildpad. Daar waar hij zich bevindt is zijn huis, de wereld waarin voor goed Maya opgenomen is. Waar hij is schept hij zelf de atmosfeer, die van zijn weemoed, gelukzaligheid en levensliefde is gemaakt. Watermaal? De oorlog van 1914 breekt los. Rik Wouters gaat in ballingschap naar Nederland, een ballingschap in een vroege dood. Edgard Tytgat installeert zich in ballingschap te Londen. Hij installeert zich na de oorlog te Nijvel, later te Woluwe. Waar ook ter wereld, hij installeert zich ten huize van Maria en Edgard Tytgat, in hun atelier-woonkamer. Twintig maal, dertig maal schildert hij een ander interieur. Het is altijd het zelfde interieur met liefelijke varianten. De tonaliteiten veranderen. Hij heeft de vranke, heldere kleuren hoe langer hoe zuiverder ontdekt. Zij zijn opgewekt. Zij dienen mee dat constant vuur, dat innige liefde en aandacht voor het geringste détail voedt en dat in het Frans met het woord ferveur goed wordt bepaald.
Edgard Tytgat heeft de fraaie, pralerige, donkerwarme, ietwat hooghartige bourgeois-interieurs van James Ensor bewonderd. De zo atmosferische provinciale interieurs van Louis Thevenet zijn hem naar het hart gegaan. De rijkgekleurde en weelderig geharmoniseerde interieurs van Vuillard en Bonnard in Frankrijk hebben hem de schok van een nieuwe kunst gegeven. Geen enkel heeft hem als voorbeeld gediend. Hij schilderde trouw naar de natuur, en als een kind dat de natuur ook naar zijn hand zet, de intieme dingen die hem behaagden en die hij, met zijn liefde voor het oubollige en barokke, met zijn instinct voor de meest verfijnde kleurcombinaties, transfigureerde. Uiterharte leefde hij langs deze en gene zijde van het venster - on respire et on s'inspire par la fenêtre - in een typisch eigen stijl. Stilaan blijkt het dat hij als woonstee heeft een oude traditie van de oude Nederlandse schilders. Modern primitief kon hij de hand reiken aan de primitieven, die hun interieurs tot gebieden van bezonnen innerlijk leven schilderden. Pieter de Hoogh, Gerard Terborgh, al wie zoals Edgard Tytgat, naar hij zelf schreef, bij een reis rond zijn atelier de inventaris maakte van de uren die hij er, deemoedig en gelukkig, had geleefd, behoren tot zijn oude broeders naar de geest.
De som van geluk, die Edgard Tytgat, in zijn atelier, kijkende ook op de intieme schouwspelen daar onmiddellijk rond, heeft beleefd, verlenen aan een hele serie meesterwerken een eenheid van stijl, die zijn kunst evenzeer als zijn leven merkt. Hij is een meester - veel meer dan een doux rêveur, mijn beste Paul Haesaerts, - als hij in 1924 op 35-jarige leeftijd dat
| |
| |
Copyright A.C.L., Brussel
Interieur te Watermaal. - Cat. 3
Interieur te Watermaal schildert, een wereld van poëzie rond de pijp tussen hem en Maya. Hij is het in twintig interieurs. In 1940 vloeit dezelfde veine onverzwakt. Dan schildert hij dat Interieur te Woluwe, - Bonheur Vert, luidt de tweede titel van het doek, - waarop al de prille huiveringen der gelukkige intimiteit van de zich aankledende wederhelft in een tederheid zonder weerga zijn gevat. Er is zijn veelgeliefd bruinrood en groen. Er is vooral een diafane ochtendatmosfeer, zo delicaat als bij de stemmigste Vermeer van Delft.
De sneeuw is voor Edgard Tytgat altijd een bron van verrukking geweest. Zij maakt de wereld mooi en verinnigt alle intimiteit. Men beschouwe dat doek uit 1940: Mijn venster geeft uitzicht op de sneeuw. Tytgat is gewoon zich om een menigte leuke attributen en velerlei kleuren te verheugen. Hier gaat hij tot het uiterst geminimaliseerd motief, maar ook tot het uiterste van de innigheid. Zijn chromatische vondsten op roze, wit en bleekbruin doen hem een zeldzaam voorname atmosfeer scheppen. Het is niet zeker, dat hij zelf - of een van zijn tijdgenoten - verder is gegaan in de gedepouilleerde mysterieuse betovering van de zuivere schilderkunst.
Jozef Muls, die in zijn boekje Edgard Tytgat een in vele opzichten voortreffelijke kenschets van de schilder heeft geschreven, poneerde de aanvaardbare stelling, dat hij misschien wel de hoogste uitdrukking van zijn kunst bereikt heeft in zijn intérieurs.
1 | Uit het venster ziende
1912 - 60 × 78 cm.
Private verzameling. |
2 | Sneeuweffect
1912 - 79 × 60 cm.
Verzameling Emile Henin, Verviers. |
3 | Interieur te Watermaal
1914 - 85 × 105 cm.
Verz. Dr. J. Hoet, Gent. |
4 | Mevrouw Tytgat naaiend voor het raam
1917 - 65 × 90 cm.
Private verzameling. |
5 | Het poseren
1918 - 63 × 76 cm.
Verz. J.P. Ganseman, Brussel. |
6 | Mijn atelier-woonkamer
1922 - 70 × 80 cm.
Verz. Mr. en Mevr. J. Milo. |
7 | De prentendrukkerij van Watermaal te Nijvel
1922 - 90 × 100 cm.
Verz. G. Weber, St.-Katelijne-Waver. |
8 | De tafel met kleurstalen
1923 - 90 × 120 cm.
Verz. Ets. Vanderborght Frères, Brussel. |
9 | Herfst in mijn tuin
1940 - 81 × 65 cm.
Verz. P.J. Knops, Brussel. |
10 | Mijn venster geeft uitzicht op de sneeuw
1940
Ministerie van Openbaar Onderwijs, Brussel. |
11 | Interieur te Woluwe
1941 - 80 × 65 cm.
Verz. Mme Janson-Hallet. |
12 | In gesprek
1941 - 73 × 92,5 cm.
Kon. Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel. |
13 | Edgard en Maya in het atelier
1943 - 116 × 89 cm.
Verz. P.J. Fiedler, Tervuren. |
14 | Het huis onder de sneeuw
1948 - 65 × 54 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
Edgard en Maya in het atelier. - Cat. 13
Copyright A.C.L., Brussel
| |
| |
In gesprek. - Cat. 13
| |
Zijn circus- en concertartisten
Jozef Muls geeft er zich rekenschap van, dat Edgard Tytgat ze desondanks met andere hoogtepunten heeft afgewisseld. Slechts terloops maakt hij evenwel gewag van zijn leuk kermisvolk. Ik houd het er nochtans voor, dat Edgard Tytgat in enkele van zijn circus- en concertartisten ver boven de gezellige anecdotier is uitgerezen en tot zeldzame spitsen is opgeklommen.
Circus en theater, clown en danseres, hebben veel de moderne schilders bekoord. Seurat heeft er gedistingeerde suggesties van haute école mee gedaan. Degas' tutu-gefladder is vol van de gratie van vluchten meeuwen. Voor Edgard Tytgat was een tijd zonder circusvertoning of zonder concert-spectakel, een tijd zonder extra-aandoening of zonder geamuseerde bewogenheid. In zijn circusaandoeningen komen op de tweede plaats zijn altijd jeugdige blijdschap bij het zien van zwierige chassé-croisés aan de zweefrekken. Hij reconstitueert ze in al hun elegantie en adembenemende luchtigheid. Zoals hij een meesterwerk van gratie en lichtgevederde danskunst schept in dat poëtisch dansnummer, waarvan hij het programmanummer als titel heeft bewaard: Maanlicht op de Alster. Die gratie en lichtgevederdheid beantwoordden volledig aan iets luchtigs, dat in zijn eigen wezen lag. Ik heb nooit een schilder zo aërisch
| |
| |
als Edgard Tytgat zijn penselen zien hanteren: hij streelde ermee zijn figuren op de lucht, alvorens zijn tedere toetsen met vaste hand neer te zetten.
Maar ik zou het hebben over zijn eerste, zijn diepere circus-aandoeningen, die hij in werken van de allereerste rang heeft omgezet. Er bestaat bij hem geen beeld van het magnifieke, vorstelijke circus, dat als de trotse nomade van een uitgebreide troep souverein een gehele stad in beslag neemt. Het circus naar het hart van Edgard Tytgat is de kleine tent met min of meer armtierig karakter, die slechts ten dele door publiek bezet wordt in een mager duister van armoe en matte kermisglans. Het is goed aan te voelen, dat het schriel orkestje terzijde is samengesteld uit acrobaten. De piston zal straks ook wel zijn nummer in de arena uitvoeren. Men zie dat koddig-vreemd Cirkusnummer uit het museum van Luik.
Het valt te vrezen, dat een echt meesterwerk van Edgard Tytgat uit zijn circusreeks De Debutante onder de jongste oorlog te Berlijn is vernield: al de broze jeugd van een kind-nog werd er ontroerend geconfronteerd, met het witgepoeierd gezicht van de oudere clown, die u met al de plechtige melancholie der clowns-sinds-alle-eeuwen uit grote ogen aanblikte.
Er bestaan daarnaast, gelukkig, nog onvervalste meesterwerken in dezelfde serie. Het zou moeilijk zijn verder
Melodieuze Clown. - Cat. 20
| |
| |
Loa Loa, of het Baskisch Lied. - Cat. 23
picturaal door te dringen, over het koddige heen, in dat aangrijpend verhakkelde van het musicerend koppel uit het Circus in Vlaanderen: de vrouw met het gek gevederd hoedje en de zuinige sleep, zal de schuiftrompet spelen; de man schreept met verminkt kort armpje op een onmogelijk snaarinstrument. Welke schrijnende muziek moet dat maken, de muziek van die twee uit een zonderling poppen-museum? Cirkusvreugde? Neen, iets schrijnends van het menselijk tekort, ergens in een verlaten tent te lande, uit de grensgebieden van het mooi aangeklede miserabele.
Met misschien nog meer tederheid, maar zeker met evenveel meewarigheid werd de Melodieuze Clown geschilderd, die hobospeler van een menselijk heimwee en een armzalige berusting zonder naam. Er ontbreekt een mouw aan zijn pak. Wat ontbreekt er niet aan het hele leven? Berooiden zijn ze, die in achterbuurten kermisvreugde brengen. Het melodieuze dromerige clowntje speelt van iets berooids in ons. Het gehele doek is geschilderd in verdoofde bruine en grijze tonen. Alleen de fijne hobo-neus van de clown is door een bleekvale trek beklemd, waardoor het meewarig accent nog wordt verhoogd.
Evenveel als het circus, heeft de concertzaal Edgard Tytgat geïnspireerd. Zeker, de muziek schonk hem welbehagen. Maar allereerst was hij opgetogen - de opgetogenheid was zijn natuurlijke staat - over het spectakel, dat de musicerenden hem boden. En hier
| |
| |
oefende zich speciaal zijn snaakse opmerkingsgeest: van ieder muzikant merkte hij geamuseerd een koddige trek op in de figuur, in de houding, in het toegewijd en ijverig musiceren, in de opstelling van de groepen. Niemand schiep als hij zulke goedmoedige en welgehumeurde plastische Gesamtbilder van recitals en concerten, omdat het schildersoog goedlachs alle grappigheden onderving. Was zijn hart van ernstige overgave vervuld, dan schiep hij harmonische doeken, als dat voortreffelijk: Loa, Loa, Baskisch lied. Het motief zelf bood hem dan de gelegenheid in alle ernst pure schilderkunst met grote allure te scheppen.
15 | Cirkus in Vlaanderen
1925 - 65 × 58 cm.
Verz. Marcel Mabille |
16 | De rijke dame en het arme meisje
1926 - 50 × 61 cm.
Verz. A. Moeller de Laddersous |
17 | Gypsies
1926 - 50 × 65 cm.
Verz. Adv. J. Van Heurck. |
18 | De Contrabasspelers
1927 - 100 × 81 cm.
Verz. Prof. en Mevr. de Strycker. |
19 | Vioolspeler
1929 - 100 × 81 cm.
Museum voor Schone Kunsten, Oostende. |
20 | Melodieuze Clown
1930 - 100 × 81 cm.
Ministerie van Openbaar Onderwijs, Brussel. |
21 | Een cirkusnummer
1930 - 89 × 116 cm.
Musée des Beaux-Arts, Liège. |
22 | Maanlicht op de Alster
1934 - 55 × 46 cm.
Verz. O. Mairlot, Verviers. |
23 | Loa, Loa, Baskisch lied
1938 - 100 × 80 cm.
Verz. Tony Herbert. |
24 | Poulenc's Bestiaire
1945 - 81 × 100 cm.
Verz. Mevr. Wwe E. Tytgat. |
25 | De vier maagden
1946 - 100 × 81 cm.
Verz. Paul Collaer. |
Poulenc's Bestiaire. - Cat. 24
| |
| |
Jonge vrouw met groene bolero. - Cat. 34
| |
Zijn portretten
Zal ik bekennen, dat ik uiterst gevoelig ben voor zijn eerste proeven in een genre, waarin hij veel heeft getast en gestameld, maar op de toppunten enige definitieve meesterwerken heeft geschilderd, - dat van het portret? Zij rijzen, beiden uit 1909, nog uit donkerte op, dat met zoveel liefde geschilderd portret Mijn moeder, met de levende blik en de strakke mond, en het Portret van mij en mijn dorp, uit het Museum te Antwerpen, waarin hij zich zelf nog strak en met stramme jeugdzorg vóór de eerste ontbolsterde dorpspoëzie heeft geplaatst. Zij dragen, al zijn ze nog meer met terre d'ombre dan met vranke kleur geschilderd, reeds geheel het merkteken Edgard Tytgat.
Het portret bloeit geleidelijk bij Edgard Tytgat uit zijn familiale geluksatmosfeer op. Zijn Saskia, zijn Nel, zijn levensgezellin Maria neemt al de vormen aan van zijn liefderijke levensvervulling. Nooit wordt hij moe haar met aandachtig hart te beschouwen. Zij bezielt eerst zijn intérieurs, die concentratie van zijn uren geluk. Hij zelf figureert op veel van zijn werk met de hand vóór de mond om van zijn bewondering te getuigen. Telkens weer slaat hij de hand voor de mond om Maria
| |
| |
te beschouwen en haar in al haar gedaanten te schilderen: tweemaal ernstig met losse vlecht, als in dat opmerkelijke Vrouw vóór Kaptafel uit het Stedelijk Museum van Amsterdam, gelaten melancholisch als in die Droefheid van een uitgewekene, souverein ingetogen als in de Vrouw in groene trui. De gehele suite van Maria's, in een beperkte tentoonstelling bijeengebracht, zou perfect aantonen, tot welke hoge stijl Edgard Tytgat de beschouwing van zijn wederhelft in alle ernstige overgave heeft opgevoerd.
Van zich zelf pleegt hij in tal van anecdotische doeken en tekeningen een guitig poppefiguurtje of medespeler te maken. Men late zich niet in een vergissing lokken. In 1921 schildert hij Mijn portret, dat waarlijk tot zeer grote schilderkunst behoort: geen snaakse olijkerd met leuke tierlantijnen, - een zelfbeheerst man, die zich niet zoals James Ensor uitdagend met de veren van een middeleeuwse prins tooit, een kunstenaar, die zich met zijn penselen, volledig ontspannen en rustig, in de Spiegel kan zien.
Geheel zijn leven lang heeft Edgard Tytgat zich uit eigen lust, en zelden daartoe aangezocht, aan het schilderen van kinderportretten gewijd. In 1915 konterfeit hij met uiterste losheid en genegenheid Het Zoontje van Mijnheer Minet. Ik schrijf genegenheid. Zijn aandrift is in de meeste gevallen een spontane sympathie voor de kinderen, zijn soort duurzaam solidair zijn met hun levendigheid van geest, met hun sprankelende spontaneïteit en open gemoed. Hippolyte Daeye boog
Vrouw vóór Kaptafel. - Cat. 31
Copyright A.C.L., Brussel
Copyright A.C.L., Brussel
Het zoontje van Mijnheer Minet. - Cat. 29
zich innig geconcentreerd over dat embryonaire van slaap en leven, dat in een baby op ontbolstering wacht. Edgard Tytgat schonk zijn hart weg aan het kind, waarin tot zijn vreugde, de kwajongensgeest en de onbevangen intelligentie springlevend worden. Mijn dochtertje wilde hij absoluut schilderen omdat een van haar ogen soms charmant wegdraaide en omdat ze zo rad ter tonge was. Hij schilderde al babbelend en gekscherend met zijn kleine modellen. Al zijn werk is in grote liefde en blijdschap geschilderd, maar geen zo zeer als zijn kinderportretten.
Edgard Tytgat schilderde enkele, zeer zeldzame mannenportretten. Tenzij terloops vrienden in een of andere compositie, met enige schalksheid, trok de mannenfiguur hem niet aan. Hij was gewoon er allereerst de koddige zijde van te zien en ze tot min of meer lachwekkende poppetjes te reduceren. Het is ondenkbaar dat hij als portrettist van officiële personages zou zijn opgetreden. Hij zou innerlijk om een of andere van hun tekortkomingen of komiekigheden hebben geproest. Alleen de mecenas Tony Herbert waagde het hem een familieportret te bestellen. Wat hij er aan gestalte bij inschoot, won hij door de charme der kleurige en losse veelvuldigheid van zijn Sporenhofvolk. Hij bleef daarentegen vol liefderijke deferentie voor al de kleine afwijkingen, die het vrouwelijk schoon in zijn ogen humaniseerden. De droevige uitdrukking van een
| |
| |
26 | Mijn moeder
1909 - 97 × 80 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
27 | Mijn portret en mijn dorp
1909 - 73 × 52 cm.
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. |
28 | Droefheid van een uitgewekene
1915 - 58 × 40 cm.
Verz. M. D'Haeye, Berchem-Antwerpen. |
29 | Het zoontje van Mijnheer Minet
1915 - 48 × 38 cm.
Private verzameling. |
30 | Tegenlicht
1919 - 60 × 50 cm.
Verz. G. Van Geluwe, Brussel. |
31 | Vrouw vóór Kaptafel
1919 - 76 × 61 cm.
Stedelijk Museum, Amsterdam. |
32 | Mijn portret
1921 - 65 × 55 cm.
Verz. Louis Bogaerts. |
33 | Vrouw in groene trui
1931 - 81 × 65 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
34 | Jonge vrouw met groene bolero
1932 - 116 × 89 cm.
Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam. |
35 | Melancholie
1946 - 55 × 46 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
36 | De reis zonder reden
1949 - 116 × 89 cm.
Verz. wijlen Ernest van Zuylen. |
37 | De familie Herbert
1952 - 130 × 200 cm.
Verz. Tony Herbert. |
jonge vrouw vertederde hem en inspireerde hem de compositie Melancholie in een scala van halve tonen. De zangeres Tragin kwam hem voor als een puur beeld van aristocratische gratie, - en hij schilderde naar haar dat van kleur en atmosfeer zo luchtig en elegant meesterwerk: Jonge vrouw met groene bolero, uit het Museum Boymans.
Heeft men lang met het uitgediept werk van Edgard Tytgat verkeerd, dan aarzelt men niet hem als een unicum van onze schilderkunst der jongste halve eeuw te beschouwen. Met duizend-en-één vertellingen, in zijn uiterst persoonlijke stijl, heeft hij ons bekoord. Wij trappen niet in de valstrik, die hij met al zijn leuke geschiedenissen en zijn monkellach heeft gespannen. Enkele vierkante decimeter zee, en het is zijn kleurige ruime zee. De sjezen, een klein doek, en meer dan een criticus herinnert zich plotseling de ontroering, die hij heeft ervaren bij het beschouwen van de oude schoenen van Vincent Van Gogh. Een ogenschijnlijk onbeduidende aquarel Vlissingen en een volle warmte van bruin-groene harmonieën is gewekt. Laat de luchtige vedelaar maar vedelen. Onze glimlach moet niet wijken om te erkennen: de begenadigde schilder Edgard Tytgat is groter dan zijn guitige anecdotiek.
MAURICE ROELANTS
De reis zonder reden. - Cat. 36
Copyright A.C.L., Brussel
| |
| |
Schommelen, schommelen, 1927. - Cat. 46
38 | Afgunst
1922 - 44 × 55 cm.
Verz. Georges Baines, Antwerpen. |
39 | Spijt
1923 - 44 × 55 cm.
Verz. Georges Baines, Antwerpen. |
40 | De blinde en de lente
1924 - 65 × 81 cm.
Verz. Juffrouwen D'Haeye. |
41 | De tragische oude mannen
1924 - 80 × 100 cm.
Verz. Tony Herbert. |
42 | De zigeuners
1925 - 65 × 81 cm.
Verz. F. Van Gelder, voorm. verz. René Lyr |
43 | Onder de bekoring van het fluitspel
1925 - 61 × 50 cm.
Verz. Marcel Stal, Brussel. |
44 | Het jongetje met de roze koe
1926 - 65 × 81 cm.
Verz. Mr. en Mevr. J. Milo. |
45 | Herinnering aan een zondag
1926 - 89 × 116 cm.
Verz. Jules D'Hondt, Deurle. |
| |
| |
46 | Schommelen, Schommelen
1927 - 116 × 89 cm.
Museum voor Schone Kunsten, Bazel.
Stichting Emanuel Hoffmann. |
47 | Boetprocessie
1927 - 61 × 100 cm.
Verz. Mevr. K.H.R. |
48 | Zondagmorgen te lande
1928 - 89 × 116 cm.
Verz. Otto Junne. |
49 | De danseres
1930 - 65 × 50 cm.
Verz. F. De Voghel. |
50 | Op de daken van Luik
1933 - 150 × 200 cm.
Verz. wijlen Ernest van Zuylen. |
51 | Rebecca's liefde
1931 - 73 × 60 cm.
Museum voor Schone Kunsten, Bazel.
Stichting Emanuel Hoffmann. |
52 | St. Idesbald - grijs weer
1937 - 61 × 46 cm.
Verz. Emile Henin, Verviers. |
53 | Herinnering aan Portugal.
1937 - 82 × 100 cm.
Verz. A. Taevernier. |
54 | De sjezen
1940 - 33 × 24 cm.
Private verzameling. |
55 | De abdij van Ter Kameren in vogelvlucht gezien
1941 - 73 × 88 cm.
Verz. Juffrouw L. Thibau. |
56 | Claude en Marianne
1944 - 65 × 54 cm.
Private verzameling. |
57 | Bij 't aanbreken van de lente
1946 - 73 × 60 cm.
Verz. J.M. Haesaerts. |
58 | Het paardje met de hoepel
1947 - 54 × 65 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
59 | De geestelijke en de meeuwen
1947 - 41 × 27 cm.
Stedelijk Museum voor Schone Kunsten, Brugge. |
60 | De baadster
1947 - 27 × 41 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
61 | De dichter vindt zijn muze terug
1956 - 116 × 89 cm.
Verz. Dr. Kenis. |
62 | Interieur
1919 - 51 × 61 cm.
Verz. A. Cuvelier. |
| |
Potloodtekening - lavis - aquarellen
63 | Rik Wouters op het balkon te Watermaal
1909 - 43 × 45 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
64 | Meisje met vlinder
1921 - 58 × 43 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
65 | Vlissingen
1932 - 26 × 35 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
66 | Vier jonge meisjes gaan op avonturen uit
1939 - 63 × 78 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
67 | Barvaux
1942 - 53 × 51 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
68 | Porcheresse
1942 - 53 × 51 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
69 | De kamer van de pastoor van Sterrebeek
1944 - 54 × 65 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
70 | Onder de tover van Mozart
1945 - 55 × 70 cm.
Verz. R. Cheruy, Ukkel. |
71 | Nieuwpoort.
1947 - 33 × 43 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
72 | De IJzer bij laag tij
1948 - 33 × 41 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
73 | De vismijn te Nieuwpoort
1948 - 33 × 43 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
74 | De IJzer
1948 - 33 × 43 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
75 | Piazza del Popolo - Rome
1948 - 50 × 70 cm.
Verz. Tony Herbert. |
76 | Peter en de wolf
1948 - 75 × 110 cm.
Verz. W. Veuve, Brussel. |
77 | Amsterdam bij nacht
1949 - 70 × 50 cm.
Verz. Tony Herbert. |
78 | De verovering van Troje
1950 - 50 × 66 cm.
Verz. Em. Langui, Brussel. |
79 | Het leven van Anna Boleyn
1952 - 78 × 55 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
80 | Ontvoering der poppen van Versailles
1952 - 50 × 64 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
81 | Een jong meisje bewondert zichzelf
1952 - 50 × 66 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
82 | Van het kwaad tot de barmhartigheid
1953 - 50 × 66 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
83 | Wandeling van de naakte maagd
1956 - 38 × 50,5 cm.
Verz. Mevr. Wed. E. Tytgat. |
84 | Grootheid en verval van een koningin
1956 - 55 × 34 cm.
Verz. O. Jespers, Brussel. |
|
|