Vakliteratuur voor kunstenaars
Message des arts
Onder deze titel verscheen bij Bloud & Gay te Parijs en bij Desclée & Cie te Doornik een nieuw handboek voor esthetika, geschreven door Annette Bougier en ingeleid door de Franse wijsgeer Maurice Nédoncelle.
De schrijfster bedoelde een leiddraad te bieden voor het onderwijs in Frankrijk, waar de esthetika als keuzevak in het programma werd opgenomen. Tevens wil zij ook een ruimer publiek voorlichten in de kunstproblematiek en tot belangstelling en studie aanzetten.
Het werkje bevat 346 blz. en is over drie delen verdeeld. Het eerste deel geeft een schets der voornaamste kunsttheorieën van Pythagoras tot heden: Plato, Aristoteles, Plotinus, Augustinus, Thomas van Aquino, het Humanisme, Diderot, Kant, Schelling, Hegel, Schopenhauer, Nietzsche, Comte, Mallarmé, Bergson, Freud, Surrealisme, Existentialisme, Marcel, Alain, Maritain e.a. Elke geestesrichting wordt bondig beschreven op heldere wijze; de schrijfster stelt de dingen zo eenvoudig mogelijk voor en vermijdt het een te moeilijke terminologie te gebruiken; zij laat graag de denkers zelf aan het woord. Een dergelijk overzicht mag er niet naar streven volledig te zijn en de keus die gedaan werd lijkt ons uitstekend; behalve dat wij ook Alberti zouden opgenomen hebben voor de Renaissance, en Malraux en Kandinski voor de twintigste eeuw. De nadruk wordt in dit eerste deel terecht op de wijsgeren gelegd, veel meer dan op de kunstenaars; deze laatsten zijn overigens veelal intuitieven, die zich om de theorie maar weinig bekommeren en ook gemakkelijk ontsporen als zij het toch wagen te theoretiseren. De bladzijden die A. Bougier wijdt aan de hedendaagse Franse wijsgeren werden ongetwijfeld met het meest liefde en kennis van zaken geschreven; zij tonen duidelijk de scherpe tegenstelling tussen de Franse estetici en de voornaamste vertegenwoordigers der moderne Franse kunststromingen. Toch zou men dikwijls een nauwkeuriger en scherper omlijning der gedachte verlangen; de schrijfster trekt zich soms te gemakkelijk uit zaken met mooi klinkende woorden, waar een meer Germaanse geest een grondiger inzicht zou verlangen.
Dezelfde oppervlakkigheid treft men ook in het tweede deel ‘Les artistes et les oeuvres’. Kon het anders? In tweehonderd bladzijden poogt men ons een inzicht te bieden in elk der onderscheiden kunstaarden: dans, muziek, bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst, toneel, film en poëzie. Men beperkt zich niet tot een karakterisering van de aard en de eigen wetten dezer kunsten, maar men behandelt uitvoerig de hoogtepunten van elk genre. Deze hoogtepunten worden niet besproken om een totaalbeeld te schetsen van de ontwikkeling der kunst; zij zijn slechts voorbeelden, die de wezenheid van elk kunstgenre moeten illustreren en doen begrijpen. De schilderkunst krijgt het ruimste aandeel en hierin dan natuurlijk de moderne Franse richtingen. Men moet het waarderen dat in dit boek een zo grote plaats verleend wordt aan de concrete voorbeelden, in tegenstelling tot zovele handboeken van estetika, die zich voortdurend bewegen in het dikwijls ijle gebied der gedachte. Nédoncelle schrijft terecht in zijn inleiding: Le premier devoir de l'esthéticien n'est-il pas en effet de nous initier à la beauté avant de nous faire découvrir les principes? En ce domaine plus qu'en tout autre, malheur à la réflexion qui se coupe de la vie! Faites-vous d'abord une âme d'artiste, apprenez à vous détacher de la prose quotidienne, respirez l'air que les maîtres ont respiré; ensuite seulement aurez vous quelque chance de les bien comprendre et de les expliquer. Sans doute ne ferez vous que traverser le pays où chacun de ces maîtres à séjourné; mais vous en garderez du moins la nostalgie et, en comparant vos souvenirs, vous pourrez dégager avec prudence un jugement général, ce qui est le but de l'esthétique
même.
Bij de keuze der voorbeelden uit de kunstgeschiedenis wordt voortdurend, hoewel niet uitsluitend, de voorkeur gegeven aan Franse en godsdienstige kunstwerken, wat natuurlijk het perspectief soms enigszins vervalst; er zijn echter werken bij de vleet verschenen in de laatste jaren, waar het godsdienstige systematisch uitgesloten wordt tenzij voor periodes waar dit niet mogelijk is, zoals de Middeleeuwen.
In het laatste deel van Annette Bougier's estetische studie gaat zij over naar wat zij noemt: Les implications constantes de l'esthétique. Hier worden enkele basisproblemen der estetika uiteengezet. Het estetisch gevoel: het aan elkaar beantwoorden van het kunstwerk en de kunstbeschouwer, bij wie openheid en sympathie nodig zijn om werkelijk genot te beleven. De kunstenaar: de schoonheidsschepper, die zich wachten moet voor velerlei gevaren als sukses en ontoegankelijkheid, gemakkelijkheid en gemis aan bezonkenheid. Het probleem der oorspronkelijkheid en van de navolging. De graden van schoonheid, waarvan God de hoogste is. Het mysterie van het lelijke, dat, hoe paradoxaal het ook lijkt, zijn plaats heeft in de schoonheid en de schoonheidsschepping. De hoogste verheffing van de kunst, waar zij in dienst van God ‘gewijd’ wordt.
De harmonische estetische conceptie van de schrijfster vindt haar uitdrukking in volgende zin, die het boek afsluit: Nous pouvons croire en la beauté. Elle est ici-bas ce qui échappe aux raidissements, aux compromis, aux mesquineries; elle a le visage même de la joie, fût-elle douloureuse. Mais la beauté que nous rencontrons au cours de notre pélérinage n'est qu'un signe, celui de la beauté infinie de Dieu.
Inderdaad het is niet nodig van het kunstwerk een afgod te maken om het naar waarde te schatten; het is niet nodig, met Malraux, de kunst tot een ersatz-godsdienst te verheffen om de volheid van haar betekenis te eerbiedigen; zoals het niet nodig is de mens tot een God te maken om een humanist te zijn. Het boek van A. Bougier kan zeker bijdragen om niet alleen de kunst en de kunstenaar be-