Kunstschilder Gaston Theunynck
Een kunst uit bezinning op leven en eeuwigheid geboren.
In feite is het Em. Janssen s.j., die in 1952 met zijn brochure onder de titel Kosmisch en Gelovig. De boodschap van een landbouwer die tekent en schildertGa naar voetnoot1 voor het eerst de aandacht op Gaston Theunynck vestigde.
Op een ogenblik dat vermoedelijk nog slechts weinigen het zouden aangedurfd hebben het voor hem op te nemen, ontdekte hij aldus (misschien evenzeer voor hemzelf als voor de buitenwereld) deze eenvoudige landbouwer, die na aanvankelijk in literair werk blijk te hebben gegeven van een meer dan gewone artistieke aanleg, het op zevenenveertig-jarige leeftijd nog aangedurfd had naar de tekenstift te grijpen, om uitdrukking te geven aan de wondere vizioenen van zijn verbeelding.
Behalve wat hij in zichzelf droeg, was er in het leven van Gaston Theunynck inderdaad niets, dat hem in deze richting had gedreven. Boer van huize uit was hij als zovele andere voorbestemd om ongekend te blijven, en met Gods hulp zijn eenvoudige menselijke taak te vervullen. Doch scherper en sterker dan zij beleefde hij en dacht hij na over de diepere zin van het leven. Met het gevolg dat toen hij dit indringend schouwen in het levensmysterie in 1947 ook in beeld trachtte te brengen, hij zich op een weg begaf, waarop geen terugkeer voor hem meer mogelijk zou zijn. Daarvoor was dit tekenen en schilderen bij hem te zeer uit een dwingende innerlijke behoefte en noodzaak geboren, en zou het al spoedig ook een onvervangbaar deel van zijn leven en wezen worden.
Gedurende nagenoeg vijf jaar heeft Gaston Theunynck toen gezocht naar een evenwicht tussen inspiratie en vormgeving, d.i. naar de lijnvoering die de zuivere vertolking van zijn kosmisch-religieuze vizie zou zijn. Niet dat hij niet eerder zijn doel had kunnen bereiken. Maar al spoedig wilde hij ook de kleur als uitdrukkingsmiddel in zijn werk betrekken, en daarom aarzelde hij niet, om nadat hij eerst twee jaren uitsluitend getekend had, nog eens opnieuw het gevecht met de vorm en de materie aan te vangen.
Van zijn opgang en groei hebben de tentoonstellingen die hij regelmatig in de voorbije jaren gehouden heeft, getuigenis afgelegd. Kort nadat, ingeleid door E.P. Nuyens o.p., in 1954 bij het Apostolaat van de Rozenkrans te Antwerpen, een reeks Maria-tekeningen van hem verschenen waren, waagde hij immers te Torhout zijn eerste expositie. Hierop volgden Beernem in 1956 en Aartrijke in 1957, waarna Gaston Theunynck einde 1957 te Oostende en in 1958 te Antwerpen, Eeklo en Brussel, eindelijk ook de konfrontatie met het grote publiek aandierf.
De kritiek verheelde bij deze gelegenheden haar verrassing en waardering niet. Nochtans konden alleen zij, die zijn ontwikkeling van dichter bij gevolgd hadden, de weg en de afstand meten, die hij gedurende de meer dan tien voorbije jaren afgelegd had.
Het mangelde Gaston Theunynck - en vooral dan in zijn eerste werken - zeker niet aan inspiratie en grootsheid van vizie. Om zijn kosmisch aanvoelen en beleven tot uitdrukking te brengen, ontbrak het hem aanvankelijk echter veelal nog aan de nodige beheersing. Het was pas toen hij in een daarop volgende periode van religieuze verdieping, bij manier van spreken naar meer tastbare en spontaan ook meer in het bereik van zijn mogelijkheden vallende onderwerpen afdaalde, dat hij tot gave realisaties kwam. Dit was het geval in 1951-52, toen o.m. zijn Kruisweg ontstond en ettelijke tekeningen vol dramatische en vizionaire kracht, die tot op de huidige dag toe hoogtepunten in zijn ontwikkeling gebleven zijn.