houden worden. Waar anderen om dit contact te bewaren angstvallig bij de, vaak misbruikte, schat aan folkloristische gegevens blijven zweren, durft hij zijn weg gaan in een volledig nieuw beeld dat toch de aandacht boeit. Doorheen zijn persoonlijke visie weet hij die aanlokkelijke toon te treffen welke de mensen bekoort.
Schalksheid, humor en genoegen uit het leven gedistilleerd zijn even zoveel nuances welke kleur schenken aan het spel van een met zorg ingeweven symbool dat geen nood heeft aan het louter decoratief tierlantijntje, de versiering zonder zin noch noodzaak.
Alles spreekt. Alles in zijn kaarten heeft bovendien een onmiskenbare eigen taal die gradueel sterker wordt, expressiever in een steeds beknopter vorm. Alles blijft echter jong, opmonterend. Zelfs de door hem getekende ouderdom verliest de tinteling van levenskracht niet.
Met al deze middelen onderlijnt hij het belang van het contact. Elke kaart houdt ergens een oogje op de koper en kijkt vanuit een andere hoek de geadresseerde aan; uit beide ogen lacht de olijkheid, als een monkel.
Wat de kleuren betreft, ook deze laatste toets geeft niet toe aan de zucht van het volk om verwaterde chromokleurtjes op papier te brengen. Zonder schraal te zijn dringen de kleuren van Geert zich op en vaak ongemeend fris.
Hiermee meenden wij even de Nieuwjaarskaarten van Geert voor te stellen. De eigenschappen welke wij hebben aangestipt gelden echter ook, en soms nog méér, voor de overige wenskaarten welke hij bij de hiervoor vermelde uitgever liet verschijnen. Ook daar tintelt de jeugd, ook dat straalt die humor die nooit verteert maar telkens tot bezinning dwingt.
We drukken de wens uit - en blijkens de laatste ontwerpen van Geert, toch reeds telaat - dat deze stijl, zo eigen-geaard zou mogen groeien. Aan talent ontbreekt het deze jonge kunstenaar stellig niet.
Paul Vanderschaeghe