Ontwaarding der literatuur?
Maar sedertdien is er veel veranderd; iedereen weet het. De Vlaamse auteur kan zich troosten bij de gedachte dat de verandering der mentaliteit niet een louter Vlaams, maar een internationaal fenomeen is.
De hedendaagse geestesgesteltenis werd goed weergegeven door Giovanni Papini in zijn monsterachtige figuur Gog, waarin hij met karikaturale overdrijvingen aantoont hoe de moderne mens reageert tegenover wat hem omringt. Bepaald kenschetsend is Gog's reactie ten opzichte van de traditionele litteraire waarden.
Gog verhaalt in zijn vermeend dagboek dat hij voor een of ander doel wilde kennis maken met wat men de meesterwerken der literatuur noemt. Hij vroeg daarvan een beknopte lijst aan een beroepsbibliothekaris, kocht de boeken in een dure uitgave, sloot zich op en bleef te bed om de hele stapel door te lezen.
Het werd een teleurstelling over de hele lijn: Het scheen ongelooflijk, verhaalt hij, dat dergelijke humbug werkelijk de hoogste kwaliteitsproducten waren van de menselijke geest. Wat ik niet begreep, leek mij nutteloos; wat ik wel begreep schonk mij geen vermaak of ergerde mij. Belachelijke vervelende rommel. Onbeduidend of weerzinwekkend.
De boeken, die Gog te lezen kreeg, waren inderdaad erkende meesterwerken, maar hij ziet er niets in dan een uiterst dwaze story: Drommen mensen, zogezegd helden, die tien jaar achtereen elkaar slachten onder de muren van een kleine stad, terwille van een oude verleide vrouw (Homeros); de reis van een levende in het rijk der doden, als voorwendsel om kwaad van doden en levenden te spreken (Divina Comedia); een magere en een dikke gek die over de wereld zwerven op zoek naar stokslagen (Don Quichotte); een lafaard wiens vader men vermoord heeft en die uit wraak het meisje, waarvan hij houdt, en verschillende andere mensen laat doden (Hamlet)... In dezelfde trant gaat Gog verder met het afmaken van litteraire idolen: Orlando furioso, Gullivers reizen, Candide, Le Diable boiteux, Madame Bovary, So sprach Zarathustra, Schuld en Boete... niets vindt genade. Gog besluit: In mijn onschuld kwam ik ertoe te denken, dat de zo geroemde literatuur nauwelijks aan het stenen tijdperk toe was, en groot was mijn ontgoocheling. De vorm kon hij niet beoordelen, want hij moest vertalingen lezen; de inhoud leek hem, zoals hij werkelijk is, verouderd, onzinnig, dom en overdreven.
Gog voegt er wel aan toe dat hij gelukkig later enige jonge schrijvers leerde kennen, die zijn oordeel over deze oude werken deelden en hem hun boeken lieten lezen; zij bevielen hem beter, ondanks hun verwardheid. Maar toch meent hij: het is zeer waarschijnlijk, dat over een eeuw niemand zich meer wijden zal aan een zo achterlijk en armoedig vak: de literatuur.
Men vergeve deze wat uitvoerige verwijzing naar Papini; zij toont goed aan hoe zich in deze tijd een smaakwijziging aan het ontwikkelen is, dezelfde smaakwijziging als die René Huyghe constateerde voor de plastische kunsten en die men ook in andere kunsttakken waarneemt. Een smaakwijziging waarbij men thans estetisch genot meent te vinden in wat men voor honderd jaar aartslelijk oordeelde, en omgekeerd.