maker als de gebruiker betreft. Vanwege dit mens-verbonden aspect vertoont het ambachtelijk product een niet te vervangen adel en bezit het een blijvende aantrekkingskracht. Dit betekent natuurlijk niet dat het daarom mooi is. Voorwerpen met veel liefde en handvaardigheid gemaakt kunnen afschuwelijk lelijk zijn! Sommige oude ambachtelijk vervaardigde voorwerpen zijn mooi; andere zijn lelijk.
Hoe groot ook onze waardering moge zijn voor deze geestelijke betekenis van het ambachtelijke product, toch staat het vast dat onze welstand het industriële serieproduct noodzakelijk heeft gemaakt.
Alle gebruiksvoorwerpen en siervoorwerpen worden nu meestal industrieel vervaardigd. De vormen zijn niet ‘naar individuele maat’ maar volgens algemene normen berekend, aangepast aan machinale productie-methoden en nieuwe grondstoffen.
Doorgaans komt het dan zo uit dat deze technologische vooruitgang eenvoudiger vormen voor gevolg heeft. De ambachtsman moest aparte onderdelen samenvoegen en deze beperking werd vaak aangewend om een bekoorlijke schoonheid te scheppen; met de machine wordt het voorwerp ‘monobloc’ gegoten of geprest. De nabootsing van de ambachtelijke vorm is zodoende oneerlijk en bijgevolg lelijk.
Uit de verschillen van bestemming, bewerking en grondstof vloeit meestal ook een verschil van vorm voort. Elk van beide procédés, de ambachtelijke en de industriële, biedt eigen mogelijkheden en heeft met eigen beperkingen rekening te houden. Hiermede wordt absoluut niet beweerd dat het ambachtelijke product niet naar eigentijdse vormgeving mag streven! Wij geloven integendeel dat daarin juist een grote toekomst ligt voor werkelijk scheppend ambacht (kunstambacht).
Kortom de ambachtelijke en de industriële vormgeving hebben elk een eigen terrein al dienen wij te constateren dat het ambachtelijke terrein wel zeer kleintjes geworden is.
Het ‘vormgeven’ aan de industrieel vervaardigde producten is zeer belangrijk in onze eigentijdse cultuur!
Hierbij past een wondere en bemoedigende vaststelling.
De industrie heeft in haar aanvangsperiode veel lelijke dingen voortgebracht: lelijke werkplaatsen, lelijke woonwijken, lelijke producten. Men is gaan menen dat hetgeen de industrie maakt bijna noodzakelijk wansmakelijk moest zijn en er ontstond een grote kloof tussen de technische en de geestelijke aspecten van onze cultuur (beide schepping van hetzelfde menselijk genie). De industrie had op vele gebieden een gebrek aan creatieve inbeelding en bootste maar na: de eerste autos geleken op koetsen en tot voor korte tijd was er geen eigen vorm gevonden voor de electrische verlichting: men bootste kaarsen, petroleumlampen, gaslampen na. Men deed dit ook om met het verleden te dwepen. Nu begint men de moed op te brengen eigen industriële vormen te aanvaarden. Voor de electrische verlichting worden b.v. eigen vormen gezocht. Dat er aanvankelijk nog al wat buitenissigheden op de markt komen mag als onvermijdelijk worden beschouwd ook al wensen wij er op te wijzen dat modernistische buitenissigheden bijzonder ‘gevaarlijk’ zijn. Daar waar de industriële vormgeving gewetensvol opgevat wordt en niet als een hulpmiddel om door nieuwe mode de kopers te lokken, zien wij de industrie nu ook smaakvolle dingen vervaardigen. Het zijn voorwerpen die ons door hun eigentijdse schoonheid kunnen boeien, een schoonheid die er niet als een versiering opgeplakt is maar die voortvloeit uit de bestemming van het voorwerp (functionalisme), uit de eerbied voor de grondstof, uit de eerlijke machinale verwerking, uit het verantwoord spel van de verhoudingen, uit de sociale bekommernis een prijswaardig product tot beschikking van de gewone man te stellen.
Onze oude ambachtslui hebben meubelen, tapijten, vazen, gewone gebruiksvoorwerpen voortgebracht die nog na vele eeuwen de bewondering afdwingen. Het is wansmakelijk deze dingen nu industrieel, als bazargoed, na te bootsen. Sommige ‘K en K’ winkels (Kunst en Kitsch winkels) zijn een werkelijke cultuurschande.
Het oude ambacht zocht niet naar schoonheid, het maakte eerlijk en goed wat diende gemaakt te worden. Ook de industriële ontwerper zoekt niet in eerste orde te behagen. Om te beginnen berekent hij de vorm. Hij is echter niet alleen een calculerend ingenieur of een marktonderzoeker; in zijn ziel is hij daarenboven een kunstenaar en daarom is de vorm die hij ontwerpt vanzelf ook schoon: het is eerlijke schoonheid die uit de ‘natuur’ van het voorwerp voortspruit.
De industriële ontwerper die zijn roeping verstaat is de grote kunstenaar van onze tijd. Hij is de volksverbonden kunstenaar die voor de duizenden kleine lui het leven in iets beter en mooier maakt, die door zijn invloed op de wooncultuur en de levensstijl een vormgever is van onze volkscultuur.
De industrieel die miljoenen besteedt aan het aankopen van kunstwerken maar in zijn fabriek lelijke producten voortbrengt, bevordert maar één aspect van de cultuur.
De industrieel die de kloof tussen de technische en de artistieke aspecten van onze cultuur helpt overbruggen door goede en mooie producten te vervaardigen is een groot cultuurdrager.
De industrieel die trots durft te zijn op wat hij produceert of tenminste het met progressieve geest elk jaar 10% beter probeert te doen, is de man die samen met de stoffelijke welvaart de culturele welstand van ons volk verheft. Hij is trots op het geld dat hij verdient en terecht.
Aan ‘geld verdienen en werk verschaffen’ denkt de industrieel eerst en vooral! Wat het voortbrengen van steeds ‘betere’ producten betreft dient hij gesteund te worden door de gemeenschap. Daarom hebben de verenigingen voor volksopvoeding en de sociale organisaties tot taak de smaakvorming van onze mensen te bevorderen. Door de kopers kan drukking uitgeoefend worden op de industrie.
De smaak van het publiek is nu volop in evolutie en tendeert naar eigentijdse vormen. De Wereldtentoonstelling zal in die zin nog nawerken. Het publiek heeft echter leiding nodig.
De Belgische industrietakken die afgewerkte voorwerpen fabriceren hebben dringend Industriële Vormgeving nodig willen ze hun buitenlandse en welhaast ook hun binnenlandse afzet kunnen handhaven. Gelet op het feit dat deze industrie-takken overwegend in de Vlaamse streken gevestigd zijn is Industriële Vormgeving vóór alles een Vlaamse aangelegenheid.
Het ambachtelijke Vlaanderen heeft eens de aandacht van de Wereld op zich kunnen vestigen door de kwaliteit en de vorm van zijn producten. De ambachtelijke periode