West-Vlaanderen. Jaargang 7
(1958)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
Luc Peire twintig jaar laterGa naar voetnoot*Het werk van Luc Peire beschouwend, komt het publiek al weer te staan voor de steeds opnieuw opgeworpen vraag: is dat schoon? Of, Peire isolerende, is hedendaagse kunst schoon? De antwoorden op deze vraag zijn, zoals men weet, legio. Zij worden in de mond van de doorsnee-man geformuleerd onder de bekende lapidaire, vaak onthutsende of soms naieve vorm. Tweemaal neen, zegt men dan, de hedendaagse kunst is niet schoon, zij is zelfs alles behalve schoon, en zij kan ook niet schoon zijn, want zij is een verraad. Steeds meer mensen beweren: ja, zij is schoon en stellig zo schoon als de kunst van vroeger eeuwen. Trouwens zij moet niet alleen schoon zijn, want wij denken niet meer in termen van schoon en lelijk, maar van juist en onjuist. Wij willen niet meer alleen de artistieke schepping en de esthetische ontroering, maar ook de oplossing, of althans een poging tot oplossing van een verstandelijk probleem. Een fractie van deze groep beweert met Federico Garcia Lorca dat wij moeten denken met ons hart en dat wij met onze verbeelding moeten aanvullen wat ontbreekt. Ten slotte is er nog een laatste groep, die ja en neen antwoordt; het zijn de attentisten; wij zullen zien, zeggen zij, de moderne kunst kan misschien wel schoon worden, de tijd zal dit moeten uitwijzen. Wanneer een artist als Luc Peire, die een vooraanstaande vrij aparte plaats inneemt onder de schilders van ons land en ook in het buitenland een zekere faam verwerft, na twintig jaar terugkomt naar zijn geboortestad om er te exposeren in dezelfde zaal waar de start lag van zijn artistiek avontuur, betekent dit een merkwaardig moment, om niet van de reeds versleten mijlpaal te gewagen. Het zou het ogenblik zijn om zich te bezinnen op de waarde van zijn werk en de boodschap die het inhoudt, op zijn betekenis in het kunstgebeuren van deze tijd, en op het antwoord dat hedendaagse kunst als de zijne kan brengen aan de zoekende, losgeslagen mens. Zou het waar zijn dat de mens niet verandert? Dat de indrukken van kindsheid en jeugd prent slaan op zijn hele leven? Dat hij die indrukken met zich blijft dragen, en er, onder alle mogelijke wisselende omstandigheden, en bij alle verschillende invloeden aan vasthoudt als aan een stukje echte waarheid, dat aan het leven hoop kan bieden? Of moeten wij ons met Anton van Duinkerken afvragen: Is iemand wel één uur geweest, wat hij altijd had willen zijn? Dit is één van de problemen, die men zich stellen kan als men met hedendaagse kunst inaanraking komt, met poëzie, sommige stukken proza, sommige plastische kunstenaars, zoals Luc Peire. Deze vragen beloeren ons van achter de geometrische lyriek van zijn Graphie-cyclus. Klinkt hier nog de stem van een mens? Hoe is het mogelijk, zei mij een intelligente man, toen wij van het vrouwenportret van 1957 wegkeken naar de Graphie's van 1958. En toen voelde ik hoe onze gedachten uit elkaar gingen: hoe was het inderdaad mogelijk dat een kunstenaar zo gestaag doordenkt en meteen zo logisch blijft met zichzelf? Want in wezen is er geen groot verschil tussen het strakke, wit-zwarte portret, dat U bevreemdend en bijna beklemmend aankijkt, en de zwart-witte rechtlijnigheid, die U vertroebelt, en doet denken. Reeds in dit portret, dat de kunstenaar afwerkte toen hij 21 was en dat hij in zijn expositie te Brugge als een aanknopingspunt met het verleden had opgehangen en als zinrijk vertrekpunt van een bijna geheimzinnig avontuur, kan men zien dat Luc Peire eigenlijk nooit à fond expressionist is geweest, althans niet, zoals wij Vlamingen dat denken en niet zoals men verwachten zou van iemand, die in de sfeer van Permeke heeft geleefd. Want er was ook Gustave Van de Woestijne en het mag ons voorkomen dat deze schilder van subtiele egaliteiten, deze lineair bepaalde en naar de symboliek en de mystiek hangende artist, Peire nader staat dan Permeke. Peire heeft nooit gedeformeerd met de wilde schoonheid en de nietsontziende trefkracht van een Permeke, want zijn hartstocht lag rustiger. Evenmin zocht hij ooit het bizarre, het irrationele, want zijn stem klonk steeds sereen en echt. Iedereen denkt altijd met een reis verder te komen. Denkt eens aan namen als Macao, Pernambuco, Estramadura, inderdaad als koralen. Odysseus zit in ieder mens. Ook Peire ging hem achterna. Spanje, Noord-Afrika, Kongo, Zuid- | |
[pagina 413]
| |
Afrika, de Canarische eilanden. Landen waar het licht domineert, en waar de weerkaatsingen van de schaduwen een even intens leven tonen als de lichtbeschenen vlakten en de lichtbron zelf. Landen waar een mens woont, die geciviliseerd is, niet in de avondlandse zin, die wij aan dit woord plegen te binden, maar in een soort oervorm, die wij wel primitief kunnen noemen, maar die misschien terugwijst naar het ongerepte menselijke zijn, toen er vooral nog geen tijd bestond. Een reis is altijd een avontuur. Zo heeft Luc Peire onder de witte burnoezen van de Marokkanen reeds de lichamen gezien, die hij in Kongo zou ontdekken. Zij hebben hem statigheid onthuld en vormschone gaafheid, gedragen en geïnspireerd, door een psychische rechtlijnigheid, die wij fierheid kunnen noemen. De vrouwelijke silhouetten, die Peire uit Kongo meebracht, hebben een plechtige adel in zijn doeken binnen geleid. Zij hebben zijn gevoel voor licht geaccentueerd, een licht dat soms maar even binnenflitst door een kier. Zij hebben vooral en blijvend zijn zin voor sterk geritmeerde compositie gelouterd en verheven. Licht en ruimte woonden reeds lang in zijn oeuvre. Het portret van 1937 is daarvan een voorbeeld. Het geeft blijk van rust. Geen passiviteit. Een bedwongen en gerichte beweging. Het is niet kouder. ook niet warmer in dit doek dan in de werken uit de Graphie-periode. Het is echter even persoonlijk, en even eerlijk. Er is ruimte in dit portret, bezielde ijlte, een ruimte-aanvoelen, dat wij, met even sterke en uitdrukkende bezieling terugvinden in de reliëf-marsch van witte en zwarte balken.
Luc Peire: Tentoonstelling Concertgebouw, Brugge, oktober 1958 (Organisatie: Raaklijn).
Links: Graphie XII; midden: Graphie XIII; rechts: Portret Mevr. V.D.C. - 1937. Het licht speelde ook in dit portret, en lang dus vóór de artist het hevige vreemde licht in zich opnam, een bijzonder voorname rol. Het ligt er streng op twee vlakken, het hoofd en één hand, geest en werkdadigheid, en het onderlijnt mét de personaliteit van de maker, meteen iets van de wezenheid van de geportretteerde. Wanneer wij de lichamelijke vormen wegdenken, blijven alleen de melkwitte vlekken in het zwarte doek. Dan wordt het licht zelf als stof, als materie. Zó gezien krijgt dit licht, als in alle belangrijke schilderijen, een zo essentiële betekenis, dat het hele werk ermee staat of valt. Ruimte, vorm en licht zijn visueel althans de drie pijlers waarop dit twintig jaar oude portret staat gebaseerd. Maar er is nog een ander element, dat het hele werk schraagt: de persoon van de maker, de creatieve zin van de schilder, die op een zeer bepaald moment tot zich zelf moet gezegd hebben: nu moet ik ophouden. Op dit ogenblik, waar Peire twintig jaar geleden ophield, gaat hij in 1958 dieper in. Hij doorbreekt visueel de geluidsmuur, en een andere, weliswaar minder terstond herkenbare, maar even duidelijke, want even aanwezige stem gaat opklinken. Het is eenzelfde aanwezigheid als die welke wij achter Bach's Inventionen of achter sommige geheimvolle blues ervaren, een stem waarvan wij alleen weten dat zij dààr is en met een zeer eigen ritme zich voortbeweegt. Een aanwezigheid, waarvan wij wél graag de laatste drijfveer en de juiste zin willen doorgronden. Maar die wij evenmin zullen vatten als de diepste eigenheid, die van het portret van 1937 een kunstwerk maakte. Bij ieder | |
[pagina 414]
| |
schilderij kunnen wij wel spreken over de vorm en de kleur, maar zolang er achter deze essentiële en constituerende elementen niet de stem klinkt van een menselijke geest, hebben wij geen kunstwerk. Het zal wel daarom zijn dat veel hedendaags schilderwerk niet hoger stijgt dan brave kleurenfotografie, aangenaam gezichtsbedrog of fraaie decoratie. Kunst is geen spel. Tussen de bundels rechten vinden wij Luc Peire terug, eenzaam en gepijnigd. Hier staan wij te midden van de eigen wereld van de artist, op de drempel waar kennis, niet gevoel, ophoudt, en waar mysterie begint. Het is het buitenzinnelijk gebied, dat wij zo gaarne betreden, maar zo lastig herkennen, als wij grote geesten benaderen en volgen willen. Hier staan wij alleen, ieder voor zich zelf, oog in oog met het kunstwerk. Het moet zeker een hoogvlakte zijn, waar de artist zelf niet helemaal thuis is, en vaak zoekend vooruitschrijdt. Maar dat hij het aandurft er binnen te treden is een verdienste, en voor ons is het gelukkig dat hij er is. Is het te verwonderen dat mystiekers hebben gehuiverd? Dat kunstenaars zich pijnigen en beroezen om het inwendige laaien minder goed te voelen? Is het dan ook te verwonderen dat echte hedendaagse kunst miskend blijft en onbegrepen? Blijft dan het uitwendige van het schilderij. De oplossing, waardoor de artist zienlijk aan zijn verstandelijke uittocht gestalte geeft. De schilderijen van Luc Peire zijn op het eerste gezicht koel, omdat zij gegroeid zijn uit een aftakeling van bijkomstigheden en uit het zoeken naar de uiteindelijke bestaanszin van een idee. Rechte lijnen, vlakke kleuren, geometrische vormen, volheid of leegte van kleur, zwart en wit, met schaarse nuanceringen. Men moet ieder doek van Peire in zich opnemen, in zich omdragen, en traag, zoals het werd gemaakt, binnendringen in die geheel eigen sfeer. Het is niet gemakkelijk. Het mag niet gemakkelijk zijn. Maar het loont de moeite. Want langs de rechten en balken, langs schaarse lijnwendingen en hier en daar een cirkel ontdekt men een verhouding, een tot elkaar staan van vormen en kleuren, en in bepaalde kleuren een schakering, gewild en berekend. Ontdekt men voorts een reliëf, dat niet alleen met kleuren, maar ook met de optische afleiding van lijnplaatsingen, een bewogen vreemd leven suggereert. Ontdekt men een ritme, ondanks de schijn in ieder werk zeer verschillend, en uitgedrukt door het syncopisch naast elkaar plaatsen van bijna naakte geometrische vormen. Wat overblijft is ruimte, en die ruimte speelt, vooral in het recentste werk van deze artist, een even grote rol, want, hoe paradoksaal ook, zij verraadt een even intense aanwezigheid. Verhouding, reliëf, ritme en ruimte zijn o.i. de integrerende elementen van Luc Peires schilderkunst. Wanneer hij dit alles nu condenseert en laadt met zijn temperament, vernemen wij een getuigenis, dat hij verduidelijkt in gelen van blijdschap, in een gulp vlammend rood, in warm melancholisch bruin en hard haast afwezig blauw. Zijn kunst heeft de bekoorlijkheid van het onbekende; het onbekende wordt er niet steeds beter door bekend, want wat wij niet kunnen kennen zal immer onbekend blijven, maar de manier waarop hij zijn tocht gaat is boeiend en bekoorlijk en laat bij ons een gevoel na van een bijna tragische jubel. Art never expresses anything but itself. Dit woord van Oscar Wilde heeft Peire als motto geschreven op de fraaie catalogus van zijn Brugse expositie. Deze dichter met zijn onbedwingbare logica en zijn vereenzaamde lyriek, spreekt alleen zich zelf uit. Of zijn werk schoon is weet hij zelf. fb |
|