West-Vlaanderen. Jaargang 7
(1958)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 378]
| |
industriële vormgeving in amerikaDe Amerikaanse organisatoren van onze studiereis in de zomer van 1953, boden ons op de dag van aankomst een boekwerkje aan, waarin van dag tot dag en van uur tot uur het gehele programma was aangegeven. Geadviseerd door de Society of Industrial Designers (S.I.D.) had men een voortreffelijk studieschema opgesteld, waardoor wij in contact kwamen met de meest bekende persoonlijkheden uit de ontwerperswereld, de medewerkers van hun bureau's, de ontwerppraktijk in de grote industrieën, met opleidingscursussen en bijzondere ontwerperscursussen. Het program was zeer bezet en niet minder vermoeiend, daar het ons voerde door het gehele oostelijke deel der Verenigde Staten binnen de lijn van de steden New-York, Boston, Rochester, Chicago, Louisville, Washington en weer New-York en dit in een tijdsbestek van vijf weken. Desondanks bood het gelegenheid tot het ontmoeten, buiten de eigenlijke excursies, van tal van bijzondere mensen en het leren kennen van de American way of life in vele Amerikaanse gezinnen. Het programma voorzag in een langer verblijf in steden als New-York, Chicago en Washington, terwijl een week-end aan de Niagara-falls eveneens programmapunt was. In de langere week-ends was er voldoende gelegenheid om in de steden rond te kijken, New-York te ondergaan vanuit de rust van Central Park tot het daverend geweld van Broadway, de stad te zien bij avond uit de top van de Empire State Building of op een zondagmorgen vanaf een bootje op de Hudson en de East River. Het was alles fascinerend en overweldigend. We hebben de grote warenhuizen bezocht en de Merchandise Mart in Chicago, het Lincoln- en Jefferson memorial, het Pentagon en het Witte Huis aan de oevers van de Potomac; de rijkdom der grote verzamelingen van natuur en techniek in New-York en Chicago, en de schatkamers der enorme musea, waar het oude Europa al zijn geestelijke glorie tentoonstelt en waar vooral de Lage Landen aan de zee stralen in de grootheid hunner meesters. Het was een verrukking in een der zalen van de Widener-collection in Washington zo maar vijf of zes Vermeers naast elkaar te zien hangen of in het Museum of Modern Art onverwacht te worden geconfronteerd met de ‘slapende zigeunerin met de leeuw’ van de douanier Rousseau. Voortdurend kwam in mij het gevoel op te reizen in een land der toekomst; met snelle vliegtochten verplaatsten wij ons over enorme afstanden; de duizenden auto's die voortschoven over de super-highway's; het leven in de wolkenkrabber-hotels; de enorme overdaad in de winkeletalage's, uitingen van een hoge levensstandaard; de drive-in bioscoop en de drive-in supermarket, de enorm doorgevoerde automatisatie in de fabrieken; dit alles waren verschijnselen van een andere wereld en van een ander soort mensen. En juist de ontmoeting met deze mensen, in feite allemaal nazaten van Europese landverhuizers, was één van de meest boeiende belevenissen. Of het nu afstammelingen waren van ondernemende voortrekkers uit Italië, Zweden, Polen, Nederland, Engeland of Duitsland, ze zijn dààr gevormd tot kinderen van één natie, van het trotse, vrije en democratische Amerika. Ik heb eigenlijk nimmer meer mensen ontmoet van een zó grote vriendelijkheid, van een zó kinderlijke eenvoud en openheid, van een zó grote mededeelzaamheid. Fabrieksdirecteuren, leiders van enorme ondernemingen, arbeiders en taxi-chauffeurs, ontwerpers en kunstenaars, regeringsvertegenwoordigers, bedienden in een drug-store en mensen van academies en kunstscholen, zij allen hebben ons een volledig en diep inzicht laten nemen in hun werk en hun problemen en met de grootste vanzelfsprekendheid en openheid hebben ze op al onze vragen geantwoord. In de fabrieken kende men geen geheimdoenerij, gaf men de meest volledige inlichtingen eventueel met statistieken, prijzen, | |
[pagina t.o. 378]
| |
Dit speciaal nummer van ‘West-Vlaanderen’ gewijd aan industriële vormgeving wordt U vriendelijk aangeboden door de N.V. Bank van Roeselare en Westvlaanderen | |
[pagina 379]
| |
calculatie's en fotomateriaal erbij. Het is uiteraard onmogelijk in een zo kort bestek ook maar enigermate een indruk te geven van de problemen der industriële vormgeving in Amerika; ik wil alleen enkele typische karaktertrekken van de Amerikaanse vormgeving belichten.Ga naar voetnoot* Het Amerikaanse zakenleven en de Amerikaanse industrie zijn volledig ingesteld op de medewerking van de ontwerper of het ontwerp-bureau en zij zijn uit de Amerikaanse economie niet meer weg te denken. Want één ding is heel opvallend in vergelijking met Europa: het doel van de Amerikaanse ontwerper is het best-verkoopbare product, terwijl de Europeaan nog altijd streeft naar het beste ontwerp. Wat een goed ontwerp is wordt door de klant bepaald en niet door een kleine vooruitstrevende elite! De Amerikaanse ontwerper ontwerpt niet voor het museum, doch voor de massamarkt. De Amerikaanse fabrikant gebruikt de industriële ontwerper alléén omdat hij heeft ingezien, dat een goed ontwerp drie fundamentele dingen omvat: a) het schept een groter verlangen bij het publiek naar een gegeven product; b) het verzekert grotere voldoening van de klant nadat het product is gekocht; c) het helpt de fabrikant een beter product te maken tegen lagere prijs. Uit een gesprek met Dreyfusz noteer ik volgende zinsneden omtrent de designer: The industrial designer is born, not made! The industrial designer must be a good salesman! The industrial designer has to study the public taste! The industrial designer must have a personal taste and a business taste! Deze laatste uitspraak is wel heel typerend. Met dat al heeft de Amerikaanse ontwerper zich een eigen, goed-gefundeerde plaats verworven, hetgeen duidelijk blijkt uit de grote staat die hij voert. Hij heeft zijn kantoor en bureaux in de duurste buurten van New-York en Chicago en de inrichting der ontvangstruimten, privé-kantoren en werkruimten getuigt van goed zakenvakmanschap, afstralend van de stijl en de aankleding van de dames in de reception. In de meeste bedrijven wordt industriële vormgeving op het hoogste niveau behandeld en is het een vice-president die deze problemen zelf beheert. De ontwerper is in de loop der jaren geworden de onmisbare middelaar tussen de fabrikant en de gebruiker; hij kent de wensen, beperkingen en mogelijkheden van het bedrijf en hij bestudeert bij voortduring op intensieve wijze de wensen, voorkeuren en verlangens van het kopende publiek. Het afbetalingssysteem leidt tot gemakkelijk kopen en de obsolescence tot het gemakkelijk overgaan op het nieuwe model van auto, koelkast, stofzuiger, televisie-set enz. dat door de fabrikant prompt ieder jaar op de markt wordt gebracht. Er is dan niet meer aan veranderd dan een nieuwe deurknop, wat chroomstrips en een nieuw modekleurtje, terwijl de advertentie de goedgelovige koper voorspiegelt dat hij een dramatic-new product koopt en pas nù iets heel bijzonders heeft! Toen de industriële ontwerper zich voor een 30-tal jaren presenteerde aan de Amerikaanse industrie, klein en bescheiden, met de hoed in de hand antichambrerend, was hij geen ingenieur, architect of kunstschilder, hoe vreemd het moge lijken, daar juist deze drie beroepen later de fundamenten vormden, waarop het beroep werd opgebouwd. Teague en Guild waren typograaf en illustrator, Loewy was een modeontwerper, | |
[pagina 380]
| |
Geddes, Dreyfusz en Russel-Wright waren toneeldecorateurs. Tom Lamb was textielontwerper en Harold van Doren museumdirecteur. De architecten, ingenieurs en kunstschilders zagen de problemen nog niet of voelden er niets voor; de schilders hadden geen zin om zich met techniek in te laten en de architecten hadden handen vol werk met het bouwen van Engelse en Italiaanse Renaissance-landhuizen. Juist de mensen, die op de een of andere wijze contact hadden met verkoopproblemen, publiciteit, etalage e.d. ontdekten het feit, dat de omzetten verdubbelden, wanneer zij de producten aan een schoonheidskuur onderwierpen. En het verdubbelen en verdrie- en tienvoudigen van de omzet is de lijn, waarin het werk van de industriële ontwerper in Amerika steeds gezien wordt en minder de behoefte om stijl, karakter en schoonheid te verlenen aan de gebruiksdingen, die door machines worden gemaakt. De depressie van de jaren dertig bracht de ontwerper nog meer op de voorgrond doordat de fabrikanten in hun nood naar middelen zochten om de vastgelopen afzet weer nieuwe impulsen te geven. Sedertdien is hij de grote tovenaar, die door zijn werk het antwoord geeft op tal van verkoops-perikelen. Wat de ontwerpers te bieden hadden was eenvoudig doch bijzonder waardevol; het was een soort van imaginair gezond verstand, dat het product in betrekking bracht met de verbruiker of gebruiker op een wijze die nimmer was opgekomen in de gedachte van de fabrikant en zijn ingenieurs. Toen Dreyfusz zijn eerste wekker maakte nam hij zich moeite en tijd om te bestuderen en te ontdekken op welke manier nu precies het publiek zo 'n ding kocht. Hij bemerkte onder meer, dat iedere klant het ding in zijn hand nam en beoordeelde op zijn gewicht, alvorens een keuze te maken. De klokjes die niet gingen bleken licht te zijn; toen ze van binnen met wat lood verzwaard werden, bemerkten Dreyfusz en de fabrikant, dat de verkoop met sprongen steeg. Hetzelfde werd geconstateerd, toen men ertoe overging om het vervelend grijs van keukenemaille te vervangen door frisse kleuren of door een steelpannetje te voorzien van een betere handgreep die bovendien niet heet werd. Dit soort ontdekkingen lijkt niet zo belangrijk maar de fabrikanten gingen begrijpen, dat hun klanten mensen waren met een uitgesproken smaak en met aanleg tot oordeel, wanneer ze voor een keuze werden gesteld. Voor de Amerikaanse fabrikant heeft aldus de industriële ontwerper maar één functie en die is: een effectief verkoopsprogram op te zetten en dit tot uitvoering te brengen met de juiste producten en op de juiste wijze. Het draagt uiteraard het gevaar in zich dat de ontwerper verwordt tot een soort super-stylist, zoals hij in de styling-divisions van de Amerikaanse autoindustrie inderdaad geworden is. Vele jongere Amerikaanse ontwerpers hebben hun verlangen uitgesproken om eens voor een tijd los te geraken uit de moeilijke Amerikaanse situatie en te kunnen werken op een Europees ontwerpbureau, waar styling nog niet karakterloosheid betekent. De enorme betekenis die in Amerika gehecht wordt aan het marktonderzoek en het testen van de smaak van het ogenblik heeft uiteraard ook geen gunstige invloed gehad op de vormgeving. Ieder groter ontwerpbureau heeft hiervoor een staf van medewerkers en het is voor Amerika typerend, dat óók dit werk aan de ontwerper wordt opgedragen. Het peil van ontwerpen blijft hierdoor op de laagte van een safe gemiddelde; ontwerper en fabrikant besteden zoveel tijd en geld aan het onderzoeken van de markten wat de klant wél en niet wil hebben, dat er voor het eigenlijke ontwerpwerk weinig tijd overblijft en nog minder voor research, experiment en ontwikkeling. Wanneer men in Amerika om zich heen kijkt, dan moet men ondanks de jarenlange werkzaamheid van de industriële ontwerper, tóch constateren, dat het resultaat als geheel nog vrij droevig is en dat men, uitgezonderd in enkele sectoren, aardig op weg is naar een gestroomlijnde burgerlijkheid en een karakterloze monotonie, die een ijskast, een wasmachine en een bordenwasser hetzelfde gezicht gegeven heeft en die het moeilijk maakt om een straalkachel, een ventilator en een batterijlamp van elkaar te onderscheiden. Deze middelmatigheid en karakterloosheid is ook oorzaak van al die glamour in chroom en plastic, de dwaze stroomlijnvormen van statische producten en de opgeblazen dikdoenerij van tal van op zichzelf eenvoudige producten. Omwille van de objectiviteit moet ik zeggen, dat we veel ontwerpers ontmoet hebben die zich niet lenen tot dit soort cosmetiek en die heel bewust naar die gewetensvolle werkwijze streven welke zich in Europa heeft ontwikkeld. Opmerkelijk was ook het feit, dat er bij de Amerikaanse ontwerpers zo grote belangstelling bestond voor de ontwikkeling der Europese vormgeving, dat er op de grotere ontwerpbureau's en vooral in de goed-geoutilleerde modelshops zoveel Europese vaklieden werkzaam waren. Hieraan is zeker niet vreemd het feit dat de Europese invloeden in architectuur, vormgeving en kunstopleiding door mensen als Gropius, Mies van der Rohe, Albers, Breuer, Wachsmann, Hilberseimer en andere Bauhausmedewerkers, zo enorm belangrijk zijn gebleken en dat dit proces nog steeds doorwerkt. De geest van het oude Europa heeft in het jonge, ondernemende en geestdriftige volk een nieuw klankbord gevonden, waardoor ook het Amerikaanse ontwerpwerk aan karakter zal winnen in de toekomst.
rene smeets Directeur van de Academie voor Industriële vormgeving te Eindhoven. |
|