Kuurne
We vielen binnen bij de Evarist-Carpentiersvrienden te Kuurne... een jolige bende kunsttroubadours uit het Leieland: echter geen ééndagsbloem; het is thans zestien jaar dat deze bedrijvige kunstkring boven de doopvont werd gehouden.
In 1942, tijdens de oorlog, begon het. De allesvernielende maalstroom van dit wereldschokkend tijdsgebeuren is er wellicht de aanleiding toe geweest, dat bij enkele koene jonge kerels uit Kuurne het verlangen naar schoonheid, goedheid en waarheid een georganiseerde vorm aannam.
Michel Depijpere, Gerard Fenaux, Meester Lietaert, Valeer Viaene en Daniel Meyfroid waren de mannen van het eerste uur. Vanaf zijn stichting draagt hun bond de naam van Kuurne's grootste kunstenaar: Evarist Carpentier (1845-1922), wiens werken verspreid zijn over bijna alle grote musea van Europa, en die gedurende geruime tijd Rector was van de Koninklijke Akademie te Luik. Hij had het ongeluk te sterven in Wallonië, maar de hoge verfijning van zijn werken maakt hem tot een bijzondere figuur uit de Vlaamse schilderswereld van de laatste eeuw.
Het spoor van deze grote, vond ook volgelingen in de meest zakelijke gemeente van ons schilderzieke Vlaanderen.
De kunstverliefde jonge Kuurnenaren, die in '42 de bakermat hielden, kunnen nu met trots hun blik laten gaan over de gespierde gestalte van hun geesteskind. Daar roert entwat. Hun noeste werkkracht heeft in deze zestien jaar de intiemste sfeer beroerd van deze Leie-gemeente met 11.000 inwoners. Daar groeien vruchten velerhande. Laat ons lukraak plukken:
Jaar op jaar houden de tweëendertig actieve leden van de Kring hun najaars-tentoonstelling van kunstwerken. Wij ontdoen ons van een paar minuten om de bovenzaal van het Middenstandshuis binnen te wippen en kennis te maken... 20 leden exposeren, allen authentische inwoners van de gemeente. De aard van hun gewrochten is even gevarieerd als het leven zelf, en als de bevolkingslagen waaruit hun scheppers voortkomen; vanaf het jolig-klaterende inlegwerk in perelmoer en houtvlakken, de stoere bakstenen landschapstrant, de kloekgeborstelde bloemenwaaiers en de breeduitwaaiende kempen en duinen, tot de melancholie van wazig-zachte stillevens, de strakke tormenten van modernistisch plasticisme en de stille verfijning van minutieuze copiën.
Zoek hier geen grootmeesters van Europees formaat. Maar adem mee met de longen van een gezonde gemeentebevolking, die schone dingen liefheeft, en de energie opbrengt om van haar liefde daden te maken. Deze gemakkelijke overgang van geest naar daad, mag wel het specifieke kenmerk heten van de evenwichtige energie der zuid-westvlamingen.
Al is hij onbevoegd tot afdoend oordeel, toch blijft uw blik haperen bij een paar werken waar belofte in steekt: zo de los-geschilderde, van levenswarmte doorbroeide werken van Felix Dalle, hun proost; de gevoelige, goudbruine stillevens van Juffrouw Rapoeye, waar warme lichtjes in branden; de Saverijs-achtige landschapstrant in duikvlucht van Valeer Viaene, die jammer genoeg al te weinig produceert; de vaardigheid en de zwier waarmee Michel Depijpere zich door alle tranten heenborstelt; de werkjes van de gebroeders Fenaux: Gerard even zacht en verfijnd, als Paul gedurfd en vooruitstrevend; de kunstzinnige elegantie van Georges Vannieuwenborgh enz... te lang om op te sommen. Loop maar langs de galerij heen, elk heeft het middel gevonden om een zorgzaam stukje schoonheid vast te leggen: Daniel Delvoye, Roger Carton, Jozef Vannieuwenborgh, Eugene Verbeke, Eric Vandevijvere, Jaak Verschelde, Lode Verschelde, (laureaat van de Brugse schilderschool, en onlangs ten stadhuize gehuldigd), Daniel Bouckaert, Juffrouw Joye, Cyriel Verougstraete, Georges Remmerie, en Mevr. Van Wijnsberghe.
Dit over de rechtstreekse kunstproductie der leden, ter gelegenheid van een tentoonstelling. Maar veel dieper gaat de werking van deze kunsttroubadours. Een van hun machtprestaties der laatste jaren, mag hier wel speciaal vermeld: 1954: de retrospectieve tentoonstelling der werken van de groot-meester Evarist Carpentier, hun schutspatroon en voorbeeld. Onder het nooit afgevend impuls van Meester Lietaert, brein en hart van de Kring, en in samenwerking met het gemeente bestuur, heeft de kunstkring niet minder dan negenendertig werken uit private collecties en grote musea (o.a. Brugge, Luik, Kortrijk) samengebracht en in het bereik gesteld van de kunstvrienden der streek. Deze prestatie is uitgegroeid tot een stille weerwraak tegen de stofferige vergetelheid waaronder een meester van de Vlaamse schilderkunst dreigde te vervagen. Meer dan één stad die zich Maecenas waant, heeft daarbij verbaasde ogen opgezet.
Bovendien richt de bedrijvige Kring regelmatig voordrachten in ter bevordering van de volksopvoeding inzake kunst, stelt zich onvoorwaardelijk ten dienste om smaak en stijl te schenken aan de volksfeesten der gemeente, en waar hun bedrijvig leven de leden overdag geen tijd laat om kunstzinnige ontwerpen voor de Lievevrouw-processie uit te voeren, treden zij op als koene nachtridders, die met nuchtere avontuurlijkheid instaan voor de opluistering van de ommegang der Schutsvrouwe van Vlaanderen.
Onder de welwillende voogdij van het Gemeentebestuur, richten zij schilder- en tekenwedstrijden in op de lagere school en vormen aldus zin voor schoonheid bij de aankomende jeugd hunner gemeente.
Met het onverwoestbaar optimisme en de nagelvaste volharding der rederijkerskamers van eertijds doorploegen zij zonder ophouden de mulle grond hunner gemeente, om wat