West-Vlaanderen. Jaargang 7
(1958)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||
Gallo-Romeinse Sporen te KortrijkRegardez le sol, le Passé n'y meurt jamais complètement; les traces s'en sont perpétuées jusque dans les faits d'aujourd'hui. Het is betreurenswaardig vast te stellen welke geringe belangstelling er tot in de laatste jaren in Vlaanderen betuigd werd ten overstaan van de Gallo-Romeinse oudheidkunde. Daaruit spruit dat onze geschiedenis, strekkende over een periode van 4 à 5 eeuwen, onvolledig is en bij gebrek aan geschreven bronnen, die uiterst zeldzaam zijn, zeer grote leemten vertoont. Men was de mening toegedaan dat Vlaanderens bodem niet geschikt zou geweest zijn voor een diepgaande bezetting en steunend op statistische gegevens maakt men gevolgtrekkingen die overhaast schijnen. Volgens R. De MaeyerGa naar eind* vermeldt de verspreidingskaart der romeinse villas in België het hierna opgegeven aantal villas voor iedere provincie:
- hetzij 2 Romeinse villas voor 3 Vlaamse provinciën tegen 327 voor het overige gedeelte van ons land. Deze toestand vindt overigens zijn weergave in de rijke verzamelingen Gallo-Romeinse voorwerpen van de Musea van Doornik, Luik, Tongeren enz...; de soortgelijke verzamelingen in Vlaamse steden daarentegen zijn heel wat minder talrijk en de enkele voorwerpen die er zich bevinden zijn ofwel vreemde ofwel van onbekende herkomst. Zonder te willen beweren dat de dichtheid der Gallo-Romeinse nederzettingen in Vlaanderen deze evenaart van de Maasvallei bijv., kan men toch deze besluiten niet aanvaarden, want de werkelijkheid is totaal verschillend om reden o.a. van gemis aan opzoekingen in onze streken. Tijdens de laatste jaren zijn de vondsten talrijker geworden: laten we er enkele opsommen: Wervik, Emelgem, gans de kuststreek, Oudenburg, enz. Te Kortrijk en omliggende: in de gemeenten Lauwe, Marke, Kuurne, Beveren, Deerlijk, Waregem en Vijve-St.-Elooi alleen reeds werden talrijke overblijfselen van villa's, graven (lijkverbranding), waterputten, muntschatten en grote hoeveelheden aarden vaatwerk dagtekenend van de Iste tot de IIIde eeuw, teruggevonden. Voor wat Kortrijk zelf betreft, men had er tijdens de laatste eeuwen wel sporadisch een of ander geldstukje ontdekt, maar het is de vondst ten jare 1897 van een schat zilveren muntstukken, samen ongeveer 7 kg wegend, op de linker Leieoever bij de St.-Elooidreef, die de aandacht trok van de oudheidkundigen. In 1913 ontdekte men in de J. Liebaertlaan op de andere Leieoever, een prachtig bronzen Venusbeeldje dat thans in het Museum van Mariemont bewaard wordt. Naar het oordeel van deskundigen gaat het hier om het schoonste bronzen beeldje dat ooit in België ontdekt werd. Deze twee vondsten zouden het vertrekpunt vormen van de opzoekingen strekkend tot de vaststelling waar gebeurlijk het VICUS, t.t.z. de Romeinse agglomeratie zich zou bevonden hebben. Na enkele jaren van voortdurende waarnemingen kon men een aantal plaatsen bepalen, alle gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de eerste vondsten; overblijfselen van grondvesten, houten waterputten, en een grote hoeveelheid keramiek lieten toe een VICUS te localiseren op elke oever, bijna tegenover elkaar gelegen. Voor zover de opzoekingen tot op heden toelaten te besluiten zouden ze zich ieder hebben uitgestrekt over een tiental ha; deze van de linkeroever gaat van de Leie tot aan de baan op Kuurne en bevindt zich gedeeltelijk op het grondgebied dezer gemeente; de tweede is eveneens begrensd door de Leie enerzijds en door de Gentse baan anderzijds. Overblijfselen van badinrichting, verwarming door uitstraling langs wanden en bevloeringen, bepleistering in drie lagen en beschilderd met fijne, witte, groene, rode, kleuren van verregaand confort. Te oordelen naar de zeer fijne keramiek, herkomstig | |||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||
1 Kuurne. Opgravingen linkeroever.
Strigiladecor. Eerste eeuw.
2 Kortrijk. Opgravingen J. Liebaertlaan.
Fragment deversorium. Tweede eeuw.
3 Kortrijk. Opgravingen rechteroever 1953.
Fragment met drie der vier elementen: aarde, water, lucht. Tweede eeuw. | |||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||
van het Rijnland en Zuid-Gallië, werden deze oorden bezet vanaf de Iste eeuw. De invallen der barbaren van de jaren 275-276 schijnen een einde gesteld te hebben aan deze bezetting en een nieuw bebouwde kom vormde zich wellicht op de plaats nabij de huidige markt, langs de beek thans Klakkaersbeek genaamd, welke nabij de Broel in de Leie vloeide. Het is immers daar, omheen een feodale burcht dat de middeleeuwse stad zich later ontwikkelde. Overblijfselen van Romeinse grondvesten werden ontdekt in de Cokelaerestraat, scherven van Romeinse pannen bevinden zich overal in de grond vanaf het voorplein van St.-Maartenskerk, de Oostkant van de markt en zelfs tot in de Rijsel- en Leiestraten. Omtrent de dagtekening der bezetting van dit kwartier beschikt men tot nog toe over geen nauwkeurige gegevens. Nederzettingen werden eveneens waargenomen buiten de stadskom; op het gehucht Walle, langsheen de Klakkaersbeek vond men twee brand-graven, sporen van funderingen met Doorniks arduin en vaatwerk van de IIde eeuw; in de Roggestraat, op de Oudenaardesteenweg, enz... haarden, houten waterputten. Opgravingen nabij de Ten Ackerdreef leidden onlangs tot het blootleggen van een hoek van een Romeins kamp, waarschijnlijk een marskamp dagtekenend van het begin der bezetting. De grote hoeveelheid potscherven die opgehaald werden uit de spitsgracht wijst met zekerheid naar de jaren 30 à 40 na Christus (Claudius). Deze kampen speelden een grote rol tijdens de bezetting en de romanisatie van het land; zij zijn wel bekend door ontdekkingen in Nederland, te Ermelo en in Duitsland. In België is het Kortrijkse het derde soortgelijke kamp dat werd ontdekt; de beide andere bevinden zich te Eysden en te Elewyt. Te Kortrijk bevond zich dit kamp op kleine afstand van de Klakkaersbeek en in de verlenging van de St.-Denijsweg, die van langsom meer mag aanzien worden als de weg die Kortrijk met Doornik verbond en verder met Reims, onze hoofdstad in dien tijd. De huidige Doornikse steenweg kan immers deze verbindingsbaan niet geweest zijn. Een andere Romeinse weg, van overwegend belang voor de ontwikkeling der stad tijdens de eerste eeuwen, is deze komend uit de richting Arras, over Rijsel, die de grens bereikt nabij Roncq in Frankrijk; over de grens, vormt zij de ‘Dronkaertstraat’ (lees de Ronkestraat) en loopt verder overheen het grondgebied van Rekkem, Lauwe, Marke. Deze weg wordt de Rijselstraat te Kortrijk, de Kapittelstraat, begrenst verder de noordkant van het Begijnhof en bereikt de Deerlijkstraat ter hoogte van de ‘Blaasbalg’. Zij loopt verder naar Harelbeke, Deerlijk, Waregem en totdat men haar spoor verliest in de omstreken van Kruishoutem. Om er zich van te verzekeren dat het wel een Romeinse weg was, heeft men in de Rijselstraat twee gleuven onderzocht die de baan doorsneden en op een diepte van 1.30 m vond men een laag keien, en arduinstukken het RUDUS vormend, op een laag zand waaruit men bovendien scherven van Romeinse pannen opgehaald heeft. Deze aloude weg is bovendien afgebakend door meerdere vondsten waaronder wij de twee typische waterputten van Harelbeke aanstippen. Uit één dezer putten haalde men een ton boven die nog de merken droeg van Gallo-Romeinse kuipers: Vitalis, Tertius Severus, Lucius Severus, e.a. De tweede put schonk ons een mooi brokstuk van een kunstig uitgesneden sandaal die het paviljoen der Sieraden van Expo 58 geenszins zou ontsieren... waar las ik onlangs dat geen Romein te Harelbeke ooit de voet gezet had... Deze kleine opsomming in dit maar al te kort overzicht geeft ons een ietwat vaag gedacht over dit onderwerp, waarvan zin en draagwijdte veel beter kunnen waargenomen worden door het lezen van volgende flinke werken: La Belgique Romaine van J. Breuer, en Inleiding tot de Gallo-Romeinse Archeologie der Nederlanden door Prof. H. Van de Weerd, - indien het me toegelaten is de lezing ervan aan te bevelen. Hoe beter wij het Gallo-Romeins verleden van Kortrijk zullen kennen, hoe beter wij zullen kunnen antwoorden op vragen die tot nog toe onbeantwoord gebleven zijn; - werden er aarden of stenen vestingen opgetrokken om het hoofd te kunnen bieden aan de invallen der Franken vanaf de derde eeuw en waar? Op welke plaats richtten de Noormannen hun winterkamp in tijdens de IXde eeuw? Of welke waren de stadsgrenzen ten tijde der Karolingers? Al deze vragen vloeien uit elkander en alleen de bodem kan hierop het antwoord verstrekken.
Architect JACQUES VIERIN Briefwisselend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. |
|