Noodgedwongen vestigde P. Vlerick zich te Doornik, waar hij, ondanks talrijke opdrachten, al niet minder armoede kende dan in zijn geboortestad. Hij overleed aan de pest, volgens van Mander in 1581 en volgens andere kunsthistorici in 1590 of in 1591.
Het Kortrijks Museum voor Schone Kunsten is in het bezit van een werk: Suzanna met de Ouderlingen, dat, vooral op grond van opvallende Venetiaanse reminiscenties, aan P. Vlerick (die trouwens een dergelijk onderwerp heeft behandeld) wordt toegeschreven, en men veronderstelt, dat het doek Serpent-Bijtinge, dat in de St.-Maartenskerk bewaard wordt, ook van zijn hand zou zijn.
Ten slotte wil ik doen opmerken, dat wij ons de vraag kunnen stellen of Pierre Vlerick, een onzer hedendaagse schilders (die, als ik het goed voorheb, thans in het Gentse verblijf houdt) soms een verre nazaat is van de beroemde Kortrijkenaar.
Carel van Mander (Meulebeke 1548 - Amsterdam 1606) wordt enigszins onder de Kortrijkse beroemdheden gerangschikt, niet alleen om wille van de biografische bijzonderheden, die ik reeds terloops vermeldde, maar ook omdat zijn vader (Cornelis) poorter was van de stad en hoofdschatter van de kastelnij, en omdat zijn zoon Karel er vermoedelijk werd geboren. (Die zoon wordt in de kunsthistorie aangediend onder de naam van Karel II. Opgeleid door zijn vader, onderscheidde hij zich vooral in het ontwerpen van behangtapijten. Hij werkte en overleed te Delft en was in hoog aanzien bij Koning Christiaen IV van Denemarken.)
Gezien Carel van Mander kan bogen op een ruime vermaardheid (hij was immers onze Vlaamse Vasari), acht ik het overbodig uit te weiden over het karakter en de verdiensten van zijn veelvuldige activiteit.
In verband met de stad Kortrijk moet ik er evenwel op wijzen, dat van hem in de St.-Maartenskerk nog op heden een werk bewaard wordt.
De schilder kreeg vanwege het gilde der wevers de opdracht voor een der zijkapellen van de kerk een drieluik te maken met als onderwerp: de Marteldood van de H. Catharina van Alexandrië en van Porphisia.
Slechts het middenpaneel is daarvan overgebleven, ...een ietwat gruwzame en zielloze compositie, die jammer genoeg niet kan doorgaan voor een der beste onder de weinige schilderijen, die wij van deze kunstenaar nog aanwijzen kunnen. (Als verzachtende omstandigheid kan worden ingeroepen, dat het werk - voltooid in 1582, dus in het jaar, waarin C. van Mander voorgoed de stad zou verlaten - geconcipieerd werd in een troebele en uitzichtloze tijd met een fatale nasleep van zware geldelijke bekommernissen).
Lowys Heme (geb. in 1549 of in 1550) werd hoger reeds geciteerd als leerling van P. Vlerick. Ongetwijfeld zal hij de Italianiserende invloed van zijn leermeester hebben ondergaan; wij kunnen ons evenwel niet met zekerheid op nagelaten werken beroepen om dit vermoeden te staven. C. van Mander beschouwt hem als een der beste lokale schilders van zijn tijd en zegt, dat hij P. Vlerick zeer nabij kwam in het schilderen van bouwwerken en perspectieven.
Hymans was de mening toegedaan, dat een Heilige Martinus, die in de St.-Maartenskerk hangt, aan hem kan toegeschreven worden.
Bernard de Rycke (of de Ryckere) (Kortrijk ± 1535 - Antwerpen 1590) was de zoon van een gegoede goudsmid, die medestichter en deken was van de op heden nog bestaande rederijkerskamer De Kruisbroeders.
Het is niet gewaagd te veronderstellen, dat hij ook en leerling zal geweest zijn van Willem Snellaert.
Over het leven en het werk van deze schilder beschikken wij over heel wat meer gegevens dan C. van Mander in zijn Schilder-Boeck opgeeft. Bernard vestigde zich immers vroegtijdig in de Scheldestad, waar hij niet alleen vrijmeester werd van het St.-Lucasgild, maar meteen zodanig als kunstenaar op de voorgrond trad, dat men hem meer als een sinjoor dan als een Kortrijkzaan is gaan beschouwen.
In zijn geboortestad, waarmee hij trouwens veel in contact bleef, werd zijn talent op hoge prijs gesteld.
Reeds vóór hij zich te Antwerpen vestigde, schilderde hij in opdracht van de Kruisbroeders een Kruisdraging, bestemd ter versiering van het altaar dier vereniging in de St.-Maartenskerk. (Dit schilderij hangt er thans in de doopkapel).
In 1585 werd hij door de kerkmeesters van diezelfde kerk gelast met het vervaardigen van een drieluik, getiteld Pinksteren. (Thans te bezichtigen in de noordelijke kruisbeuk boven het St.-Antonius-altaar).
Het plaatselijk Museum voor Schone Kunsten bezit een Heilige Agnes, die, al is men er niet honderd procent zeker van, op het actief van B. de Rycke wordt geplaatst.
Deze schilder, die geen romanist was, heeft alvast te Antwerpen onrechtstreeks Italiaanse invloeden ondergaan. Hij had prijzenswaardige kwaliteiten maar miste een sterke persoonlijkheid en legde niet altijd getuigenis af van imperatieve kunstbezieling.
Jaak Savery (vermoedelijk geb. te Kortrijk en overleden te Amsterdam in 1602) was volgens sommigen de vader, en volgens anderen (met de meeste kans op waarschijnlijkheid) de broeder van de beroemde Roelandt.
De Savery's, die afkomstig waren uit het Doornikse of uit Picardië, waren zich in de xvide eeuw te Kortrijk komen vestigen, maar weken meest alle - ongetwijfeld ingevolge de godsdienstberoerten - al spoedig naar Noord-Nederland uit.
Het feit, dat de familie veel afstammelingen telde, waarvan sommige een zelfde voornaam droegen, heeft de latere kunsthistorici heel wat hoofdbrekens bezorgd. (In 't voorbijgaan doe ik opmerken, dat Albert Saverijs, die thans te Deinze woont, wel een nazaat van die kunstenaarsfamilie kan zijn.)