Art et liberté spirituelle
De reeks L'art et Dieu is een aanvulling van het Parijse tijdschrift L'Art sacré, dat op het gebied der gewijde kunst een voorname rol speelt. De reeks bevat o.m. het bekende werk van Régamey, Art sacré au xxe siècle? Thans verschijnt een eerste bundel artikels en voordrachten van die andere grote Dominikaan M.A. Couturier, die in 1954 gestorven is, maar wiens invloed niet te overzien is.
Reeds in het meinummer 1954 was in L'Art sacré een keur uit Couturiers geschriften verschenen. Thans is men begonnen met de uitgave van losse teksten van Couturier in drie of vier volumes, gerangschikt per periode. Art et Liberté spirituelle bevat teksten die meestal dateren uit de laatste oorlog, toen de auteur in de Verenigde Staten en Canada verbleef; een deel ervan was reeds in Canada uitgegeven geweest maar was niet meer beschikbaar in de boekhandel.
Over de kerk van het paviljoen Civitas Dei op de W.T. heeft men smalend gezegd: Le Christ se fait snob. Snobisme is ook het grote verwijt dat men uit onbegrip richtte tegen Couturier en zijn vrienden, die aan de basis liggen van de revolutie in de Franse gewijde kunst. De lezing van Art et Liberté spirituelle zal eenieder kunnen overtuigen van de diepte en de rechtzinnigheid der vernieuwingspogingen, waarvan Couturier, die zelf schilder was voor hij kloosterling werd en het steeds gebleven is, de woordvoerder is geweest.
Een der voornaamste hoofdstukken is betiteld La route royale de l'art. Het gaat over de verhouding van de kunst tot de godsdienst. De schoonheid in de schepping is immers een afstraling van Gods schoonheid en moet dus de mens langs een koninklijke weg tot God voeren; de artiest zal dus wel de eerste zijn om deze weg te bewandelen en zal als schepper van schoonheid meer dan wie ook God benaderen! Dat is niet waar, schrijft Couturier op het ogenblik dat hij, na zijn studiejaren in het klooster terug betrekkingen aanknoopt met de kunstwereld. De mensen maken zich immers illusies over de artiesten; het zijn dikwijls zeer lastige mensen, die hun naastbestaanden vreselijk doen lijden: La passion du beau est un chancre qui dévore tout, zei Baudelaire reeds. De kunstenaar is zozeer bezeten door zijn kunst dat er maar weinig plaats is in zijn leven voor iets anders. Daarom is hij dikwijls een onmogelijk egoïst, voor wie niets telt dan zijn kunst. Rodin vond dat de Navolging Christi een prachtig tractaat was voor de beeldhouwkunst, als men overal het woord ‘Christus’ vervangt door ‘beeldhouwkunst’; Cézanne kon naar zijn moeders begrafenis niet, want hij moest schilderen.. Deze ‘kunstbezetenheid’ heeft in de tegenwoordige tijd het paroxisme bereikt bij de kunstenaars, zodat de hedendaagse artiest werkelijk tot niets meer in staat is dan tot kunstschepping. Zo is de kunst zelf voor velen een religie, een idool geworden. Neen, als de kunstenaar God vindt, dan is het niet langs de koninklijke weg der schoonheid, maar dan zijn het zijn dwaasheden en zijn smarten, die hem bij God troost doen zoeken. Michel Angelo zegde dat noch schilderen noch beeldhouwen het hart zal kunnen tot rust brengen, dat zich tot de liefde van de Gekruiste heeft gericht.
Couturier bekent zelf in een bijgevoegde nota dat zijn uitspraken wat al te somber zijn en dat hij met de tijd tot een milder oordeel is gekomen, maar: ‘la vie des artistes étant ce qu'elle est, généralement traversée de passions et d'ambitions contre lesquelles la terrible simplification de leur coeur les défend plus mal que les autres hommes, il importe de ne pas attendre de l'art un trop grand secours pour les conduire à Dieu.’
Men vindt in dit werkje ook een interessant betoog over El Greco, waarover Couturier beweert dat hij niet de christene mystieker is waarvoor men hem dikwijls houdt: daarvoor is zijn kunst te theatraal.
Het hoofdstuk Sur Picasso et les conditions actuelles de l'art chrétien betoogt dat de decadentie van de gewijde kunst in de eerste helft der twintigste eeuw voornamelijk aan godsdienstige oorzaken is te wijten, nl. de verflauwing van de christelijke geest in het Westen. Er is zeer weinig religieus werk bij de grote hedendaagse meesters (in dit opzicht is er o.a. door de actie van Art sacré reeds veel veranderd); het hedendaagse katholicisme is geen midden dat bevorderlijk is voor de waarachtige kunst. Overigens in de naturalistische en abstracte strevingen zelf van de moderne kunst is er iets dat niet strookt met de gewijde kunst; deze richtingen zijn uiteraard ongodsdienstig.
Ook dit standpunt heeft Couturier later gemilderd, zonder evenwel op te houden het spijtig te vinden dat men zich in katholieke middens onwetend, afzijdig en zelfs vijandig betoont voor alles wat buiten de eigen kring gebeurt; hij geeft echter toe dat de onwetendheid en miskenning die de grote moderne meesters vanwege het katholieke publiek ondervonden, slechts een aspekt is van de algehele kloof die zich in de moderne tijd heeft ontwikkeld tussen de kunstenaars en het volk.
Wat de abstracte kunst betreft is hij er, zoals uit een volgend hoofdstuk blijkt, geleidelijk toe gekomen te erkennen dat zij geen heidense kunst is, die de Schepping wil blameren of haar verwerpt. De muziek bewijst integendeel dat abstracte en voorwerploze kunst heel goed godsdienstig zijn kan; anderzijds is er heel wat figuratief werk van Rubens en Rafael bvb. dat geenszins godsdienstig is hoewel het godsdienstige figuren en scenes uitbeeldt: On peut donc très bien imaginer aux murs de nos églises de grandes peintures abstraites, qui joueraient alors un rôle semblable à celui de la musique sacrée, mais qui cependant ne prendraient pas plus la place des statues ou peintures, objets de culte, que l'orgue ne remplace les paroles des mélodies grégoriennes ou le chant de l'Evangile.
Het boekje van P. Couturier bevat ook een serie kronijken, die op verre na niet alle over kunst handelen, maar een goed idee geven van de mentaliteit in de middens van Fransen, die in de laatste oorlog in Amerika en Canada verbleven.
A.S.
(Collection l'Art et Dieu, Editions du Cerf, 1958. 179 blz.)