naarscarriere die meer dan verdienstelijk zou worden. Schrijver van een ontelbaar aantal gelegenheidsgedichten, medewerker aan Gezelle's Biekorf en auteur van heel wat kunstkritische bijdragen die hij zowat in alle tijdschriften van zijn tijd publiceerde, verwierf Vandenberghe alras naam en faam. Zijn druk zakenleven zou er op geen enkel moment in slagen zijn onblusbare drang naar scheppen van schoonheid te sublimeren. En wanneer zijn aangeboren sprekerstalent en sociale zin hem zouden stuwen naar nieuwe horizonten, betrachtte hij als het ware de verzoening van kunst en politiek. Dit in de onmiskenbare waarde van bedreven, kwasi onnavolgbaar, meesterschap in de redekunst. Achtereenvolgens werd Jozef Vandenberghe gemeenteraadslid en schepen van de stad Roeselare (1912-1921). In 1919: toegevoegd Koninklijk Hoogkommissaris der Verwoeste Gewesten, tak Openbare Domeinen. In 1921 werd hij verkozen tot Provincieraadslid en lid van de Bestendige Deputatie, in het bijzonder verantwoordelijk voor de takken Onderwijs, Volksgezondheid en Eredienst. Sinds 1945 - als medestichter van de inrichting - is Jozef Vandenberghe Voorzitter van het Sanatorium St. Idesbald De Lovie te Poperinge. Het Nationaal Vlaams Kristelijk Toneelverbond verkoos hem tot Ere-Voorzitter in 1950.
In funktie van zijn lidmaatschap van het Kristen Vlaams Verbond schreef hij onder de stuwkracht van de toentertijdse Voorzitter Advokaat Em. Devisschere en naast zijn vrienden priester-dichter Alois Walgraeve en Lodewijk Dosfel, volkse bijbelse drama's, zo o.m. De Verloren Zoon (1909 - herdrukken in 1921 en 1927), een gedicht parabelspel in 4 bedrijven en Verrezen (1914) een gedicht passiespel in drie bedrijven.
Zijn gedichten verzamelde Jozef Vandenberghe in een viertal bundels waarvan Rusturen (1932) ontegensprekelijk het meest representatieve is.
In 1905 schonk hij ons een merkwaardig essay over Albrecht Rodenbach en zijn werk.
Het oeuvre van J. Vandenberghe draagt in zich heel zeker de gaven en gebreken, de kenmerken van de tijdsperiode waarin romantische gevoelstonen ritme en inhoud van het kunstwerk bepaalden. Nagenoeg gans zijn literaire productie ademt, in schering en inslag, diepe innigheid en onbedwingbare gevoelsheftigheid uit. Zijn redenaarstalent maakte hem een producent van oratorische alexandrijnen waarvan de uitbundige zwier in niets moesten onderdoen voor de periodische volzinnen welke hij destijds van op het spreekgestoelte voor een reusachtig gehoor over de hoofden
van de opgetogen luisteraars slingerde. Toen hij ver over de zeventig was hoorden we hem te Rumbeke voor honderden mensen met de bisschop aan het hoofd, in een magistrale feestrede een ganse zaal a.h.w. meesleuren in een woordenvloed die zo machtig was dat niemand, maar dan ook niemand aan de greep ervan ontkwam. Jozef Vandenberghe, een aristokratische figuur met rijzige brede gestalte en een stoere Vlaamse kop bovenop. Jozef Vandenberghe dichter, toneelschrijvr, politicus en zakenman. Maar boven dit alles
mens. Mens in de meest volwaardige betekenis van het woord. Stamvader van een groot nakomelingschap. Bescheiden en edel. Open voor alles dat schoon, waar en goed is. Toonbeeld voor zijn medeburgers. Zijn hele leven - niet enkel dit van de kunstenaar maar dit van de hele mens - stelde hij in dienst van de Vlaamse gemeenschap. En die gemeenschap is hem daar ook dankbaar voor.
Jozef Vandenberghe is tachtig geworden. En geen mens twijfelt er aan dat hij een soliede kans maakt op de honderd. Hij dankt die aan zijn sobere verstandige levenswijze, aan zijn talloze buitenwandelingetjes doorheen de straten van de Rodenbachstad, aan de goede zorgen van zijn huisgenoten, aan de liefde van vrouw en kinderen en tenslotte, maar vooral aan Onze Lieve Heer die hij tachtig jaar lang de ereplaats in zijn hart toekende.
H. Deylgat