Marceau, wellicht de grootste mime van onze tijd, toepasselijk: ‘Pantomine is het gevecht van de mens met de stilte, op zulke wijze dat de stilte welsprekender wordt dan alle redevoeringen. De pantominespeler grijpt naar het wezen zelf van het menselijk probleem.’
Ondanks de klaarblijkelijke betekenis van de pantomine werd deze, in onze gewone toneelwereld, géén plaatsje ingeruimd. Op uitzonderingen na wordt het mimespel meestal slechts terloops aangeraakt, ook in de onderscheiden toneelkursussen.
Voor ingewijden is pantomine nochtans de meest oorspronkelijke, maar tevens de meest moeilijke vorm van toneelspeelkunst. Omdat zij in de eerste plaats op de fantasie en op de... improvisatie beroep doet. Iemand die zin voor verbeelding en talent voor improvisatie mist, kan hoogtsens als automaat de mimebewegingen aanleren, maar nooit een groot speler worden. Want de indringende kracht van elke pantomine hangt af van de persoonlijkheid van élke speler afzonderlijk, van zijn bloedeigen manier om het opgegeven thema uit te beelden.
De mimespeler beschikt niet over het woord om de toeschouwers te binden. Hij bezit géén gedetailleerd tekstboek, hoogstens een schets van de te volgen ontwikkeling. Hij past zijn spel aan bij de reakties van het publiek. Hij moet de bewegingen, de handen, de vingers en het gelaat een specifieke taal doen spreken. Soms geeft een gebaar, een vinger, een beweging van de ogen de dramatische of de humoristische zin van de aktie aan. Dit alles zonder de vaste wetten van het rhythme te forceren.
Uit deze vaststellingen blijkt direkt hoe moeilijk het is om een perfekte mimespeler te worden. Want pantomine eist niet alleen een voortdurende training van het lichaam, soms op het akrobatische af, en een training van de geest; maar de waarachtige pantominespeler moet ook beschikken over een sterke dosis psychologie en over de gave der karakterontleding. Eerst dan zal hij er in slagen de mens (in dit geval de toeschouwer) met zichzelf te konfronteren en de klassieke impulsen (liefde, leed, angst, vreugde enz.) te populariseren.
Het is een feit dat de pantomine, op de prestaties van de Groep Marceau na, in de twintigste eeuw véél van de wervende kracht heeft verloren die ze in vroegere eeuwen vaak bezat. Omdat de pantomine alleen nog wordt uitgedragen door alleenstaande figuren en door kleine groepjes die geen publiek trekken. Slechts de naar Parijs overgeplante Straatsburger Marceau is er in gelukt met zijn ‘Compagnie’ wereldtriomfen te boeken. Niet alleen op de festivals van Berlijn, Edinburg en Florence. Maar ook in Japan en in New-York, waar hij op Broadway, wekenlang, voor drieduizend toeschouwers optrad.
Het geval Marceau bewijst dat de waarachtige pantomine nog in staat is de massa te beroeren. Wanneer dit niet meer gebeurt, tenzij uitzonderlijk, komt het in de eerste plaats omdat de pantomine-traditie in haar ruimere betekenis is teloor gegaan, omdat het ras der grote mimes is uitgestorven, omdat de pantomine als dramatisch genre officiëel wordt verwaarloosd, en tevens omdat de konjunktuur van onze tijd haar niet gunstig is, omdat de mens van onze tijd méér en méér de geestelijke inspanning ontvlucht, ook de geestelijke inspanning die de pantomine vereist.
De pantomine is nochtans altijd innig verbonden geweest met het wezen van vele volkeren. Om te beginnen van primitieve volkeren. We hoeven slechts naar onze eigen Kongo te kijken om vast te stellen hoe de stammen uit het binnenland, in hun dansen en zangen, de mimische uitbeelding een grote plaats laten innemen. Primitieve volkeren en stammen hebben altijd het mimische element bij grote gebeurtenissen (oorlog, vrede, rampspoed, huwelijk enz.) betrokken.
Andere volkeren, zoals de Chinezen, de Japanners en de Indiërs, die reeds vóór onze tijdrekening een hoge kultuur bezaten, hadden het pantominegenre tot gemeengoed gemaakt. De Oosterlingen waren (en zijn nu nog) virtuoze mimespelers. Ze werden daarbij aangemoedigd door een publiek dat iedere mimische beweging begreep en dat ingewijd was in alle specifieke symbolen (kleur, dekorrequisieten, betekenis van hand-, hoofd-, vinger- en lichaamsbewegingen, kostumering enz.) van het genre. Het aantal mimespelers was groot, de belangstelling algemeen, zodat de pantomine in het Oosten in de letterlijke betekenis van het woord tot het volksdomein behoorde.
De oorsprong van de Westerse pantomine ligt natuurlijk in Griekenland. De Griekse pantomine was niet ‘stil’, zoals dit tegenwoordig het geval is, maar bestond uit een verstrengeling van dans, zang, recitatie, akrobatie en mime. Met een vaak zéér sterke nadruk op het mimische gedeelte. Dans en mime liggen ten andere dikwijls heel dicht bij elkaar. Bepaalde moderne ballettroepen (Diaghilieff bv.) vertoonden een sterke mimische inslag. Evenals de Oosterlingen droegen de Griekse mimespelers maskers. Eerst in de moderne tijd zal de traditie der maskers wegvallen, om plaats te maken voor het wit-gemaakt aangezicht, waarmee de huidige mimespeler optreedt.
De Romeinse pantomine zette de Griekse traditie voort. Rome was het luilekkerland der mimespelers. Ten tijde van Nero leefden er duizenden vrouwelijke en mannelijke mimes in de Italiaanse hoofdstad. Te Rome werd de pantomine een op zichzelf staand dramatisch genre van een ongehoorde perfektie. De val van Rome maakte een einde aan de grote elan die de pantomine had genomen. Het interesse verdween. De traditie ging verloren. Tijdens de middeleeuwen werd het mimische element nog alleen gediend door de troebadoers, de jongleurs en de foorartisten.
Maar met het ontstaan van de Comedia dell' Arte in Italië (later ook naar andere landen, in 't bijzonder Frankrijk, overgewaaid) begint ook voor de pantomine een nieuwe bloeiperiode. De pantomine hernieuwt zich. De mimespelers spelen tevens toneel, zijn koorddansers, grappenmakers. Talrijke groepen doorreizen het land en de klassieke types, zoals Harlekijn, Colombine, Pierrot worden populair in alle bevolkingsklassen.
Grote pantominespelers duiken overal op, maar de allergrootste blijkt wel de Fransman Deburau te zijn geweest, geboren in Bohemen in 1796 en gestorven in 1846. Als Pierrot zal Deburau onvergetelijk blijven. In deze typering bereikte hij een zeldzame volmaaktheid. Door de Parijzenaars werd Deburau als een koning gevierd tijdens zijn optreden in het ‘Théâtre des Funambules’. Deburau was tevens de man die de ‘stille’ pantomine opnieuw haar volle waarde schonk.
Na Deburau kwam opnieuw de inzinking. De pantominebeweging doofde uit. Slechts enkele namen bleven over tot op het huidig ogenblik. Momenteel kunnen we slechts beroep doen op een Marceau, op een Jean Louis Barrault,