Van Biervliet het idee opvatte een provinciale vereniging voor beeldende kunsten op te richten samen met zijn vrienden Firmin en Lieven Colardyn; zij vormden met hun drieën de modernistische groep onder de Kortrijkse kunstschilders en zij zagen het nut in van de onderlinge steun en wedijver op provinciaal plan. Er was te Kortrijk wel een Maatschappij voor Schone Kunsten, maar deze beperkte haar aktiviteit tot het houden van een expositietje nu en dan. Zo stichten zij dan in 1932 de Westvlaamse Kunstgroep die later herdoopt werd als Westvlaamse Kunstkring. Zij vonden het beter een niet-schilder als voorzitter te hebben en boden daarom het voorzitterschap aan dhr Frans De Vleeschouwer, die als atheneumleraar grote belangstelling had betoond voor de beeldende kunst en ook reeds als kunstkriticus bekend stond. Om hun ruime opvattingen te tonen boden zij het ondervoorzitterschap aan Brugge, dat de verdienstelijke beeldhouwer Karel Laloo delegeerde, terwijl Hilaire Van Biervliet zich tevreden stelde met het schrijverschap. Dit drietal leidde de Kring tot aan de oorlog. Na de oorlog hernam hij zijn werking. Toen dhr De Vleeschouwer naar Oostvlaanderen, zijn streek van afkomst terugkeerde, om er zijn loopbaan voort te zetten droeg men het voorzitterschap op aan Karel Laloo (na zijn afsterven vervangen door Dr. Hubert Peeters), Hilaire Van Biervliet werd ondervoorzitter en Octaaf Landuyt secretaris.
Wie is Hilaire Van Biervliet?
Hij werd in oktober 1891 geboren uit een kunstminnende Kortrijkse familie. Zijn vader was patroon-schilder (een beroep dat ook door Hilaire zou voortgezet worden), maar tevens kunstschilder en toneelminnaar. Zijn vroeg gestorven broer Maurice was eveneens kunstschilder. Zelf studeerde Hilaire eerst aan de Academie zijner vaderstad, waar hij de grote medaille voor schilderkunst haalde om vervolgens zich te gaan vervolmaken aan de Gentse academie, waar hij zes jaar doorbracht; hij was er leerling van Minne en van Delvin; vooral deze laatste had grote invloed op hem, zoals op alle toenmalige leerlingen van de academie onder wie zich Jules Boulez, Alb. Claeys, R. Callewaert en Albert Saverys bevonden.
De studiën van Hilaire Van Biervliet te Gent kenden echter een lange onderbreking toen hij de oorlog moest medemaken; hij werd er overigens gekwetst. Werken van hem werden reeds gedurende de oorlog geëxposeerd te Londen. De oorlogswerken zijn meestal zeer godsdienstig van atmosfeer, zoals zijn stervende soldaat en zijn studie van de kerk van Reninge. Het duurde overigens tamelijk lang voor hij aan het front herbegonnen was te schilderen; de gebeurtenissen hadden hem te fel aangegrepen; vandaar ook de diepe treurnis, die zijn werk van toen kenmerkt en die, mogen wij zeggen, ook in zijn latere werken zal blijven hangen. Andere meer expansieve en uitbundige naturen werden door de oorlog gedreven naar een luidruchtig expressionisme vol rauwe vertwijfeling, schreeuwerige opstandigheid of bijtend sarkasme. Van Biervliet integendeel kwam erdoor tot een diep melancholische, religieus getinte kunst. De oorlog leerde hem de sombere zijde van mensen en dingen erkennen en deze uitbeelden met een van medevoelen trillend hart.
Ook het symbolisme, waarvoor hij vóór de oorlog grote bewondering had betoond, is niet vreemd aan deze ingesteldheid van zijn kunst. Hij had wel een tijd lang stil gestaan bij de verscheiden nieuwe richtingen en -ismen, die zich aanboden; hij had er veel sympathie en begrip voor, maar tenslotte overwon toch steeds zijn eigen diep-romantisch temperament. Daarom zegt Frans De Vleeschouwer terecht in de mooie studie, die hij in een prachtige Steenlandt-uitgave liet verschijnen onder de titel
Vijf Westvlamingen. Bijdragen ter belichting van de Westvlaamse Kultuuradel: ‘Hij is er ondanks zijn genegen aanvoelen der modernistische kunstinzichten, in geslaagd, de gulden middenweg te behouden, zichzelf te blijven... “Mon verre n'est pas grand, mais je bois dans mon verre”... Hilaire Van Biervliet heeft een diep ontvankelijk, vaak zeer romantisch temperament - hij is een dromer, die echter de werkelijkheid niet te gemakkelijk uit het oog verliest! - maar hij is bovenal mystisch aangelegd: zijn kijk op het leven en op de dingen rondom hem, wordt door een diep-godsdienstige en sociaal-aanvoelende, en ja, soms sterk uitgesproken melancholische gemoedsaard beheerst. Men begrijpt nu best waarom men in de doeken van deze schilder geen verblindende
Sneeuwlandschap
Foto O. Debels, Kortrijk
kleurenrijkdom aantreffen zal, waarom zijn kleurengamma's geen lachende zonneschijn-toon aanslaan, waarom hij van meet af aan de impressionistische, of beter gezegd de luministische strekking de rug toekeerde, al was het ook de strekking, die door het koopkrachtige publiek algemeen gegeerd werd.’
De onderwerpen die Van Biervliet uitbeeldt zijn eveneens typisch en vallen helemaal in de sfeer, die zo pas werd verduidelijkt. Het zijn armoedige woonsten, die neerhurken tussen de glooiïngen van het besneeuwde landschap; het zijn sjofele mensen, die langs treurige wegen met afgewende ogen voorbij spoeden naar een landelijk kerkje; het zijn vissers met vizionnaire blik ten hemel gericht; het is de bedelaar en de blinde en het oud moedertje en de goede mensen, de geslagenen, die bereid zijn voor het offer. Dat alles geeft een schilderkunst, die misschien geen weelde voor de ogen betekent, maar verwarming voor het hart. Men voelt ook dat er bij deze schilder geen pose aanwezig