strevend te zijn, in het spoor van het Vlaamse Volkstoneel. Opvoeringen als Baas best, Van de dood die bijna stierf en Toen het licht verdween, onder de leiding van Robert Castelein, maakten hem vertrouwd met de planken. Het waren onvergetelijke vertoningen in gezelschap van Leo Deburgrave, Willem Denijs, H. van de Kerckhove e.a., waaraan spelers en publiek veel vreugde en ook wel leute beleefden (bvb. die keer toen Willem Denys tot het laatste ogenblik onvindbaar was en eindelijk toch geheel verkleed en gegrimeerd als Hitler, met bles en snor, arriveerde per taxi).
Toen Roger Castelein niet meer in de mogelijkheid was genoeg tijd aan de regie te besteden werd Michel Wyffels daarvoor aangesproken; hij was amper negentien, maar hopende dat men al doende leert pakte hij het aan. Zijn ambities werden zelfs weldra zo groot dat de groep in verdeeldheid geraakte, maar de mobilisatie en het losbreken van de oorlog sloeg zijn plannen in duigen. Zij het ook niet als regisseur toch kreeg hij in de moeilijke erop volgende jaren toch nog de gelegenheid om aan toneel te doen in stukken als Pietje de landloper, Waar de ster bleef stille staan en Leontientje te Roeselare en Het dorp der mirakelen, Montserrat en Het hoogste offer te Oostende.
Hij had zich immers in 1947 te Oostende gevestigd als handelsreiziger maar was tevens tot het besluit gekomen dat hij een steviger basis moest geven aan zijn kunst. Daarom volgde hij de lessen van het Conservatorium te Oostende en te Brugge (eerste prijs met onderscheiding) en later te Gent, waar hij Edg. De Pont en Herman Van Overbeke als professoren en o.m. Guido Cafmeyer en Hector Deylgat als medeleerlingen had. Hij werd laureaat van de toneelklasse van Edg. De Pont met de rollen van Tartuffe en van Smerdiakow (Gebroeders Karamazow). Een goede leerschool waren voor hem ook de toerneeën die hij medemaakte gedurende drie jaar met de groep Orion van Magda Vrielynck. (Lourdes en De boze hartstocht, transformatiestukken die wegens het beperkt aantal spelers zware eisen stelden, omdat elke speler meerdere rollen moest uitbeelden).
Dit alles maakte van hem een doorwinterd toneelman, die, gegroeid uit het amateurstoneel, zich door studie en praktijk tot het professionele niveau had weten te verheffen, hoewel hij nog de kans niet kreeg om zich als beroepsspeler en -regisseur te vestigen; daarvoor zijn, in een land als het onze, waarachtige toneelcapaciteiten niet voldoende, gezien de uiterst beperkte mogelijkheden. Intussen nam hij toch een aantal zeer interessante initiatieven. Zijn eerste idee was van jaarlijks de beste spelers der Oostendse toneelgroepen samen te brengen voor een hoogstaande opvoering; dit slaagde en leidde tot de opvoering van Glazen speelgoed.
Het sukses bracht hem ertoe een nieuw idee te ontwikkelen, nl. de vorming van een semi-professionele groep, die toonaangevend zou zijn. Een gelukkig samentreffen was dat ook Suzy Decleer aan iets dergelijks dacht en daartoe reeds een gelegenheidsgroep had samengesteld, die o.m. te Ieper was opgetreden op een jaarvergadering van het C.V.K.V. Aldus ontstond het Oostends Kamertoneel, dat reeds bepaald moeilijke stukken ten tonele bracht zoals Anastasia (regie Edg. De Pont), Sloep zonder visser (regie Suzy Decleer), De strop en Hemelbed (regie Michel Wyffels). Ook Klacht tegen onbekende werd een sukses.
Dank zij ook de krachtige steun van organismen als De Zeewacht en het Comité voor bevordering van het Nederlands toneel te Oostende gelukte men erin een trouw en begrijpend publiek te veroveren, dat ook voor de nieuwste vormen van toneel openstaat. De formule van het ‘vestzaktoneel’ of klein toneel, die reeds te Antwerpen, Gent en Kortrijk goede resultaten gaf, werd overgenomen door het Oostends Kamertoneel. Gastopvoeringen van de zolder- en kelderteaters van Antwerpen en Gent, die waardevolle talenten (naast het onvermijdelijke snobisme en de soms ergerlijke aardig-doenerij-zucht) vertonen, kwamen eveneens tot stand. Bovendien werd ook een studio opgericht, waar jonge talenten (tussen 12 en 17 jaar) worden gevormd. Dit laatste is natuurlijk een delikate taak want de jeugd laat zich gemakkelijk medeslepen door ijdele dromen van schitterende toneel- en zelfs kinemacarrières, welke in feite uitlopen op gebroken levens, in vele gevallen althans; bovendien groeit aleens de begeerte om toneelsituaties ook in het werkelijke leven om te zetten. Daarom vraagt een dergelijk opzet veel geweten en verantwoordelijkheidsbesef; wij twijfelen er niet aan dat de ondernemers zich hiervan ten volle bewust zijn.
Daarbij beperkt zich echter de toneelactiviteit van Michel Wyffels niet. Hij treedt ook op als regisseur voor andere groepen, zoals Kinkankhoren van De Panne, de groep die verleden jaar de tweede plaats voor het Landjuweel behaalde en die zal optreden op de gouwdag van het A.W.T. in april a.s.
Wij wensen Michel Wyffels nog vele toneelvreugden. De huldiging, die hij mocht ontvangen, was zeker verdiend; ter dezer gelegenheid werd hem een mooi kunstwerk aangeboden door zijn groep, nl. een reliefstuk van de uitstekende Oostendse keramist Paul Vermeire. De droom van Michel Wyffels, zoals van zovele waarachtige toneelmensen, is natuurlijk ooit erin te gelukken zelf een professionele groep tot stand te brengen; wij verhopen dat hij moge slagen en dat deze groep dan, naar het voorbeeld van het Vlaamse Volkstoneel dat zijn jeugdideaal was, een verheffende rol moge vervullen in dienst van alles wat schoon en edel is.
A.S.