Weet men in onze kringen voldoende dat wij in West-Vlaanderen een Joris Dewaele hebben, die over een paar maanden zestig jaar wordt en sinds zijn jeugd begaan is met kindertoneel en meer bepaald met poppenspel? Hij werd geboren te Kuurne en heeft het meegemaakt dat in volle oorlogstijd de normaalschool van Torhout waar hij voor onderwijzer studeerde, naar Brugge werd verhuisd. Dewaele studeerde thuis en behaalde in 1917 het onderwijzersdiploma voor de middenjury te Gent; na de oorlog werd zijn diploma ongeldig verklaard en Dewaele mocht opnieuw naar de boeken grijpen. In 1921 eindelijk werd hij onderwijzer te Waregem, waar hij spoedig een blijvende vriendschap sloot met Willem Putman. Zij speelden samen toneel, o.m. Putmans eersteling Puinen en Dewaele werd in 1924 medestichter van de toneelgroep Pogen, naderhand regisseur en voorzitter van dit dynamisch en puik toneelgezelschap. Tien jaar later, in 1934, werd door Dewaele de kindertoneelgroep De Zonnekinderen gesticht, die jarenlang talrijke voorstellingen gaf vooral in het zuiden van de provincie. In die jaren richtte hij met wijlen rector Jan Bernaerts en het tijdschrift Toneelgids studiedagen in voor kindertoneel te Antwerpen, Roeselare, Oostakker en elders.
In 1932 ten slotte, ruim een kwarteeuw geleden dus, maakte Joris Dewaele kennis met de handpoppenkast. Het was de inzet van een werkdadige activiteit, waardoor Joris Dewaele in ons land een van de beste kenners en beoefenaars van het poppenspel, en tevens auteur van talloze poppenspelteksten is geworden. Wij kunnen niet alle titels van zijn werken opsommen. Hij schreef vijf toneelstukken voor volwassenen en een twintigtal toneelwerken voor de jeugd, waarvan o.m. onlangs werden opgevoerd De Gouden Appel, Prinses Zonnelach, Hoe Schuiverluit in de Hemel kwam, Jantje Vanvoren (in december j.l. opgevoerd in het N.I.R. Brussel) en Sneeuwwitje. Het leeuwenaandeel echter van Joris Dewaele's schrijversrepertoire wordt ingenomen door zijn speelteksten voor poppenspel; er zijn er ruim veertig. Uit de titels citeren wij een greep: Reuzelied, Tijl bevrijdt Pattatenland; Kabouter Zondernaam; Grietje en Langoor; Hansje Spijbelaar; Het Katje van de Koningin, waarvan er verschillende reeds in tweede en derde uitgave zijn verschenen. Dertien van zijn speelteksten werden opgenomen in de publicatie Zijt ge daar allemaal? een keurige handleiding bij het handpoppenspel, fris uitgegeven met omslagversiering van Luc Verstraete (uitg. C.O.V. Belliardstraat 151, Brussel). Dewaele heeft immers ook over poppenspel heel wat gepubliceerd. Reeds in 1939 verscheen zijn brochure Poppenspel op de lagere school, waarvan de oplage op minder dan een jaar was uitverkocht. Het was het goede moment voor dit boekje. Allerwegen in Vlaanderen was de belangstelling hernieuwd voor het poppenspel en voor de inschakeling ervan in het lager onderwijs. Tijdens de oorlog werden op verschillende plaatsen studiedagen belegd, onder leiding van die andere poppenspelvoorman Jozef Contryn. In 1942 verscheen dan bij De Kinkhoren te Brugge
Joris Dewaele's werkje Poppenspel en in diezelfde jaren trok Dewaele rond met zijn poppenkast Tijl, waarmede hij optrad zowel voor kinderen als voor volwassenen. Dewaele was tevens redactielid van Toneelgids en werkte mede aan de tijdschriften Toneelleven, Het Westvlaams Toneel, Vlaams Opvoedkundig Tijdschrift, De Schakel en andere. Hij werkt thans aan een uitvoerige studie over De Schooljeugd tegenover het Toneel die volgend jaar zal verschijnen en die wordt ingeleid door André Demedts.
Een gevuld leven. Joris Dewaele, deze bescheiden Kortrijkse artist, mag fier zijn op zijn werkzaamheid. Hij heeft bij tal van kinderen iets van dat primitief-zuivere gebracht dat iedere kunstvorm in wezen inhoudt en bij de opvoeders heeft hij diezelfde zin voor eenvoud gewekt waarmede zij zo geredelijk het hart van kinderen weten te winnen.
fb