Antoon Carette en de Orion-films
Er zijn mensen, die men niet voldoende kent en die men nooit zal kennen. Zij werken ongestoord, standvastig, hard en met bezieling; in een eerder beperkte kring worden zij aangemoedigd en gewaardeerd, maar ofwel komt niet de onmiddellijke gelegenheid, noch de kans zo men wil, die zo aan futiele redenen kan vasthangen, opdat zij in het volle licht zouden treden. En ten slotte wat baten waardering en officiele consecratie voor een werk dat maar enkele jaren in de mode zal zijn? Ernstig werk moet zijn tijd hebben.
Voor Antoon Carette (Brugge, 1911) was de oorlog de pijnlijke handicap, in die zin dat talloze plannen onuitgevoerd moesten blijven en dat zoveel tijd verloren ging... Reeds heel jong is Antoon Carette met het toneel vertrouwd geraakt en haast even vroeg met de film. Het werd een passie, die hem nooit meer zou verlaten. Aanvankelijk ging hij films bekijken, kritisch bekijken, er rapport over uitbrengen. Zo werd hij verplicht tegenover ieder afzonderlijk kunstwerk een telkens verantwoord en persoonlijk standpunt in te nemen. Dit scherpte zijn opmerkingsgeest, zowel wat de esthetische visie als de technische knepen van het vak betreft - essentiële vereiste en gedragslijn voor de filmartist. Maar toen kwam de tijd, nu al weer twintig jaar geleden, dat deze jonge Brugse filmkundige positief werk wilde leveren en hij begon filmscenario's te schrijven voor de 35 mm camera. Uit deze roekeloosheid groeide stilaan, met de traagheid van al wat vast en zeker wil zijn, de Filmgemeenschap Orion, die in 1937 werd gesticht.
Het was een lastig begin, zoals bij alle groot werk. Carette volgde de Ecole de cinématographie van Parijs waar hij filmregie en filmtechniek studeerde en hij maakte zijn eerste opnamen ter gelegenheid van grote bijeenkomsten, eerder in reportage-documentaire stijl, dankbare test en school voor de filmartist Carette. Van die eerste probeersels blijft niet veel meer over. Maar reeds in 1938, 39 en 40 vatte Carette de realisatie aan van de
Legende van de Brugse Zwanen; hij schreef het scenario en maakte de opnamen. Er moet bij het begin van iedere onderneming altijd iemand zijn die àlles doet, die zich inzet voor de zaak. De oorlog kwam het spel breken; doch hetzelfde thema werd op hetzelfde scenario hernomen, nu in kleur, en werd De Legende van 1954, het eerste degelijk werk dat meteen de start betekende voor een rendabel en tevens artistiek verantwoord continufilmbedrijf. Deze historische film over de stad Brugge, geweven rond de legende van Pieter Lanckhals, kwam tot stand met de medewerking van Dr. A. Janssens de Bisthoven, Drs. A.C. Roose en de h. Maurits Van den Abeele, de Brugse industrieel, die de gehele activiteit van Orionfilms trouwens ten volle steunt. Het werd een sukses, niet alleen te Brugge zelf, maar ook in de ‘grote’ steden. Naderhand kwamen in een toenemend tempo de
Legende van de schone kantwerkster, een legendarische film over de geschiedenis en de roem van de Brugse kloskant en
In het land van vlas en Leie, een film over de vlasteelt in het zuiden van de provincie, die werd gerealiseerd met de steun van de Kredietbank en van het Belgisch Vlasverbond. Nog talrijke scenario's bleven in de schuiven liggen, zoals de
Geschiedenis van het Heilig Bloed en de
Legende van Heer Halewijn. Met dit laatste werk
Antoon Carette
werd Antoon Carette overigens bekroond in een nationale prijskamp voor filmscenario's, die werd uitgeschreven door Sabam. Voor kort werd een nieuwe productie beëindigd:
In het hart van de Westhoek. Een jong meisje is het leven in de grote stad beu en besluit rust en ont-spanning te zoeken op het platteland. Zij vindt de Westhoek en Veurne. Daar hoort ze van het bestaan van de Boeteprocessie en besluit als penitentie eraan deel te nemen. Zoals alle voornoemde is ook dit werk een zogenaamde speelse documentaire, een film die het midden houdt tussen documentaire en speelfilm; ze zijn terzelfdertijd boeiend en instructief. Thans is de Oriongroep nog twee films aan het monteren, een over de haven van
Zeebrugge en een over de
inundatie van de IJzervlakte in 1914. Met deze laatste film, waarvoor de medewerking werd verkregen van de h. J. Leper, auteur van het werk
Kunstmatige inundaties in maritiem Vlaanderen, is heel wat historische reconstructie gemoeid, o.m. de scene in de raadzaal van het stadhuis te Veurne en het werk van Cogge en Geeraert.
Hier moet stellig onderlijnd worden dat Antoon Carette met al deze films, die tot hiertoe uit zijn handen kwamen, stelselmatig en blijkbaar met voorliefde, typische Westvlaamse streken en gebeurtenissen wil reveleren en illustreren. Stilaan kan men met Carette West-Vlaanderen gaan ontdekken. Maar het blijft niet bij ontdekken; het is leven dat daar wordt tentoongespreid. De uiteraard beweeglijke camera wordt door kunstenaarshanden gestuurd en op het celluloid verschijnen dan ook beelden die zullen blijven getuigen van enkele stukken onvergankelijke streektrots en van de fijne smaak en de gevoeligheid van de maker.
What about the money? durven we schalks aan Carette vragen, hierbij doelend op de commerciële mogelijkheden van een vrij en zelfstandig filmbedrijf in onze provincie. Want dat telt natuurlijk ook, niet? Als een filmzaak gezond staat, mag men al tevreden zijn. Want het duurt inderdaad enige tijd eer men wegwijs raakt in de jungle van de filmdistributie in ons land; daar komen koninklijke