programmanaam droeg Elsa Darciels euritmische spelen. In die kwarteeuw werden door deze groep nagenoeg 700 voorstellingen gegeven in Nederland, Frankrijk, doch vooral in Vlaanderen. Vanaf 1953 gaf de groep ook reeds een honderdtal balletavonden voor de dienst voor Volksopleiding van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, terwijl reeds een veertigtal keren voor de T.V. werd opgetreden. Elsa Darciel heeft in buitenlandse reizen, o.a. in Amerika en in Belgisch Kongo, de techniek en de vaardigheid die zij met haar groep heeft verworven, kunnen toetsen aan wat ginds op dit terrein wordt verwezenlijkt. Men moet haar horen vertellen over het land van de dans, Spanje. Zij heeft echter in haar jarenlange activiteit bij voorkeur uit onze eigen Vlaamse traditie en historie geput om de themas voor haar balletten te vinden. Een greep uit het répertoire zal dit verduidelijken: 1935: De geschiedenis eener Idee, naar een prentenboek van de xylograaf Frans Masereel; 1937: De Spiegel van Maskeroen; 1944: Tijl Uilenspiegel; 1948: De Legende van Sinte Godelieve; en recenter nog Pallieters Bruiloft op muziek van Flor Alpaerts.
Dans spreekt echter een internationale taal. Ook dat heeft Elsa Darciel verduidelijkt in de waardevolle plakette die zij voor enkele jaren publiceerde ‘Naar een Vlaamse danskunst’. Naast een beknopt historisch overzicht van de danskunst, met nadruk op de vernieuwingen sedert het begin van deze eeuw, heeft zij er haar eigen credo in geschreven. Provincialisme en regionalisme hebben hier geen zin; the everlasting man telt hier en themas, die, zelfs met nationale kleur getint, toch van alle landen en van alle tijden zijn. Daarom heeft Elsa Darciel haar inspiratie geënt op klassieke én moderne, doch steeds vooraanstaande artistieke werken: 1943: El ballo del Ingrato op muziek van Claudio Monteverdi; 1945: De Schone en het Beest; 1946: Eine kleine Nachtmusik; 1952: De Ridder Percevaal en de Jongeling en de Kat. Uit de jongste jaren en maanden dateren ten slotte enkele typische creaties, zoals: Cirkusballade (Kabalevsky); Lentelied en een serie sacrale dansen op muziek van Carl Orff; De Zeemeermin op muziek van Rimsky-Korsakow; Intermezzo tenebrose op het Concerto voor guitaar en orkest van Castelnuovo-Tedesco; en de Kunstenaar en zijn Droom op muziek van Bela Bartok.
Elsa Darciel heeft zich ook verdienstelijk gemaakt door het reconstitueren van de zogenaamde hofdansen die in de XVde eeuw en later nog werden beoefend. Zij kreeg hiervoor de bevoegde medewerking van de bekende musicoloog Charles Van der Borren en van het uitstekende ensemble Pro Musica Antiqua, onder leiding van Safford Cape. Met beweging, dekor en kostumering wist zij die zeer eigen sfeer van gratie en beheersing te vatten, die overigens door de hele kunst van deze eeuwen wordt uitgesproken.
Er zou nog veel moeten geciteerd; het zou een hele opsomming worden. Het is haar ongetwijfeld niet van een leien dakje gegaan; wat misliep en tegenviel vertelt deze artiste u niet, maar bepaald voor Vlaanderen kon zij slechts slagen mits veel moed en een bijna bezeten idealisme.
Verwatert deze kunst niet? is men geneigd te vragen. Wordt men ervan niet gesatureerd? Dat zou het inderdaad makkelijk kunnen worden, zo men in ballet en euritmie alleen een opeenvolging van bewegingen en standen zou zien, zoveel passen naar rechts, enz... een houterige, steriele boel kan het inderdaad worden, na een zekere tijd vervelend als een slechte film. Dat is precies het gevaar. Maar de choreograaf kan eraan ontsnappen, zo hij zijn medewerkers weet warm te maken voor de idee die achter de minste kleine beweging schuil gaat, voor de bezieling die iedere pas en ieder handgebaar moet drijven en kenschetsen. Als men dat bereikt en dat is het gewichtigste, want het materiaal bestaat uit mensen, dan is er geen gevaar voor verkilling en voor vegeteren, want dan heeft men het domein betreden van de zich steeds vernieuwende creativiteit, die de mens op zijn best in kunstuitingen bereikt. Dan kan men zich wagen aan de beheerste verbindingen van een middeleeuws of renaissancistisch ballet; en even goed aan het zich verplaatsen van lijnen in de zogenoemde abstracte danskunst, waarbij de choreograaf juist zoals de hedendaagse beeldhouwer een découpeur d'espace kan genoemd. De hand van de choreograaf is kiem en spil van het hele gebeuren. Zo 'n figuur is Elsa Darciel. Hoe een ballet ontstaat heeft zijzelf in dit nummer beschreven. Men moet er alleen nog de dwingende dynamiek en de belééfde bezieling bijdenken die deze artiste op haar medewerkers uitstraalt.
In zeer vele balletten, en meer en meer in de jongste evolutie, is het nog alleen het scenario, het historietje, dat de doorsnee-kijker en de doordeweekse theaterfan wel boeit, maar dat op zichzelf onvoldoende is voor een zuiver en hogerstaand esthetisch genot. Het feit dat men, een beetje in alle landen en bij alle groepen, af en toe reeds een stuk zuivere dans naast de pantomine stelt, bewijst overigens dat men ook in deze kunst, zoals elders, niet zozeer ontspanning wenst met slapende prinsessen en verwijfde verleiders, maar een expressief gebeuren in een sober decor.
Is er een toekomst voor jongelui die iets voor danskunst voelen? Ook deze vraag hebben wij aan Elsa Darciel gesteld. Ja, is haar antwoord, maar... een meisje dat de loopbaan van kunstenares in dit zeer bijzondere vak kiest, hetzij als choreografe of als danseres - mag men geen rad voor de ogen draaien. Veelvuldig zijn immers de moeilijkheden, zowel fysische, geestelijke als materiële die zich hier voordoen. Vooreerst is deze loopbaan, qua beroep, een van de ‘onzekerste’ die er bestaan, vooral dan in ons land, waar de danskunst nog maar in het laatste decennium doorbrak en nog altijd niet met de nodige onbevangenheid wordt bekeken, en waar slechts een drietal groepen zowel voor een goede scholing als voor een geregeld optreden kunnen instaan. Voorts is er het feit dat het persoonlijk leven van de danseres totaal wordt onderworpen aan de eisen van het beroep. Elsa Darciel kan getuigen dat dit bepaald voor een vrouw zeer hard kan zijn en dat er maar weinig meisjes zijn, die een lange test met sukses kunnen doormaken. Danskunst eist immers een dagelijkse training, die al een voortdurende fysische inspanning vergt, maar ook een psychische ingesteldheid vereist, die het zich verplaatsen van vormen en lijnen van binnen uit moet begeleiden en dwingen.
Naast de balletgroep van Elsa Darciel, kunnen wij in dit verband nog wijzen op de groep van Lea Daan en het ensemble Brabants uit Antwerpen, alsmede op enkele jongere en kleinere groepen, zoals de groep van Rose d'Ivry uit Oostende. Uit deze kernen groeit stilaan een eigen Vlaamse danskunst.
fb