zijn eigen kunstbeleven en zijn eigen persoonlijkheid.
Wat heeft dit allemaal te maken met het scheppen van een ballet? Wellicht niets voor zekere mensen; voor mij integendeel: alles. Die sympathiestroom en dat intiem aanvoelen leiden tot een compact geheel van imponderabilia, dat in de groep de bestendige atmosfeer van poëtische spanning verwekt en er tevens een vruchtbare vreugde wakker houdt zonder dewelke we ten slotte niet zouden kunnen verwezenlijken al hetgeen uit onze gezamenlijke liefde tot de danskunst in ons opborrelt. Natuurlijk zijn er soms, als overal, kleine persoonsconflicten. De meisjes zijn soms vermoeid, geenerveerd, ontmoedigd, want ze zijn toch ook maar mensenkinderen. Doch de vlag van het enthousiasme weet weer vlug op te wapperen en dit nu reeds sedert achtentwintig jaar. Gedurende heel die tijdspanne is er natuurlijk in de groep veel gebeurd en het is een bestendig komen en gaan van meisjes geweest, doch de geest is dezelfde gebleven.
Uit de scheppingsroes is dan het nieuwe thema gevonden. Het werd gewikt en gewogen. Indien dit thema zijn oorsprong in een muzikaal gegeven vindt is het probleem van de muzikale en ritmische uitwerking natuurlijk als vanzelf opgelost. Inderdaad, het ritmisch element, waarop de passen in de dansvorm van een ballet uitgewerkt worden, wordt meestal door de muziek verstrekt. Dit is echter geen algemene regel. Serge Lifar, de vermaarde balletmeester van de opera van Parijs, betoogt in zijn boek La Danse dat het ballet of danspoëem een eigen ritmisch karakter bezit, dat weliswaar meestal door de muziek wordt in het licht gesteld, alhoewel hij, bij gelegenheid, eveneens met de muzikale ritmus onverenigbaar kan blijken. Principieel staat de danskunst dus totaal onafhankelijk van de muziek. Feitelijk echter zijn de bijdragen van de andere kunsten tot het geheel van een ballet van zeer groot belang, onder meer die onder vorm van muziekbegeleiding, costumes en belichting. Hier hangt natuurlijk eveneens veel af van de persoonlijkheid van de choreauteur zelf.
Van muzikaal standpunt uit liggen er voor de choreograaf drie mogelijkheden open: ofwel vindt hij zijn inspiratie in het aanhoren van de muziek zelf; ofwel vindt hij achteraf een passende muziek als ritmische basis voor zijn ballet, muziek waarvan de geestelijke inhoud zo dicht mogelijk die van zijn eigen dansthema zal benaderen; ofwel zoekt de choreograaf een componist die hem geestelijk gesproken zeer dicht staat en van wie hij kan verwachten dat hij zijn idee volledig zal begrijpen om er een passende muziek voor te componeren.
De balletcomponist kan ofwel door een gelukkige vondst zeer vlug de vorm voor zijn idee vinden, doch, en dit is meestal het geval, zal hij zijn muzikaal thema honderden malen moeten herspelen alvorens het plastisch beeld van zijn gedachte klaar en duidelijk voor zijn geest zal oprijzen. Men mag niet vergeten dat de idee, het thema van een ballet, één ding is, terwijl dat thema zichtbaar te maken en er het middel van een communicatie kunstenaar-publiek van te maken, een totaal ander ding is. Het is een zeer bijzondere vorm van technische visuele veruiterlijking, die men, ten minste bij benadering, zou kunnen vergelijken met de techniek van de film. Net als in een goede film moet in het ballet alles begrijpbaar kunnen worden door de enkele visie en het afrollen van opeenvolgende beelden.
Wanneer de balletcomponist de beelden van zijn ballet voor ogen heeft, moet hij ze nog in danspassen weten om te zetten, die hij eerst nog aan zijn vertolkers moet trachten zichtbaar en voelbaar te maken, en dit zo duidelijk, zo spreekbaar mogelijk. En hier komt dan die affiniteitskwestie, waarover hoger, daadkrachtig ter hulp. Niets in al hetgene het publiek te zien krijgt is dan ook aan het toeval overgelaten: elke voetstap, elke beweging van de armen, elke uitdrukking van het gelaat of van de handen, elke houding van het ganse lichaam van elkeen der vertolkers, is vooraf langdurig bestudeerd. Alles werd eerst innerlijk aangevoeld en gevonden, om achteraf honderden malen herdaan en steeds verbeterd te worden. Het is slechts na veelvuldige en lange herhaling dat men tot de juiste, harmonische uitdrukking van het dansgegeven en de daaraan verbonden innerlijke spanning kan komen.
Het spreekt van zelf dat dit resultaat slechts kan bereikt worden nadat men de hele techniek van het gebruikte instrument meester is, en dit instrument is het hele beheerste lichaam. Die danstechniek meester worden vraagt veel moed, veel volharding en een groot fysisch uithoudingsvermogen. Ze is ingewikkeld en vergt veel tijd. In mijn dansschool wordt de leerstof over twee afzonderlijke secties verdeeld. In de eerste leert men al de fysische elementen die voor de danskunst nodig zijn: oefeningen van ontspanning en strekking, lenigheid, kracht, behendigheid, oefeningen aan de barres, springen, evenwichtsoefeningen en dan natuurlijk alle gebruikelijke danspassen. In de tweede leert men het gevoel te veruiterlijken. Dit begint met primaire ziele- en gemoedstoestanden uit te beelden en gaat over het zichtbaar maken van meer complexe en genuanceerde gevoelens tot het beheersen van de hele ingewikkelde techniek van de kunstvertolking.
Ten slotte moet men bedenken dat danskunst heel wat meer is dan een min of meer losse opeenvolging van loutere dansbewegingen om de dans zelf. Het is een streven om zieletoestanden, volgens de wetten van schoonheid en harmonie, een plastische en ritmische vorm te geven. Vloeit daaruit niet voort dat deze kunst een machtig hulpmiddel kan zijn ter verwezenlijking van een harmonie onder de gaven van lichaam, gemoed en geest om een zo volledig mogelijk fijnzinnig en edel mens te vormen?
elsa darciel