altijd op de tenen staan - onbewust, ik ben er van overtuigd - als wou zij ook fiziek tegen het dominerend geweld van haar grote partner optornen. Ik herinner me dit debuut nog als gebeurde het gisteren, en het feit dat ik het me nog herinner en het me zo duidelijk voorstel, bewijst dat de jonge Gella indruk op mij gemaakt heeft. Men heeft haar te Antwerpen verplicht te zwemmen met haar eenvoudig in het water te werpen. En ze heeft gezwommen, want ze bood zich niet aan met ledige handen, ze bezat een bagage, die spoedig het misterieuse kistje van een wonderbare goochelaarster bleek te zijn. Ze bezat wat een toneelkunstenaar nodig heeft: vakkennis, aangekweekte maar vooral aangeboren liefde voor het vak dat in haar ogen een roeping was, en dit ondefinieerbare vuur dat als een aura rond iedere ware kunstenares waart, dat brandt zonder te verbranden, dat bijbelse braambos dat voor het modern voetlicht het simbolisch altaar van de oude grieken vervangt. Er was in de K.N.S. een jonge kracht verschenen, die zonder heiligschennis te plegen de voet kon zetten in de sporen door een Jeanne de Coen, een Ida Wassermann, een Elisa Van Camp getrokken...
Het is niet mijn taak hier Gella Allaert te belichten aan de hand van haar ontelbare grote rollen, die evenveel wonderlijke inkarnaties geworden zijn. Tussen de jonge Katharina van voor vijfentwintig jaar en Mary Tyrone in De Tocht naar het Duister ligt een hele wereld. Een wereld waarin geen enkele toets ontbreekt om het komplete gamma van de rijke dramatiek voor te stellen. Van de jonkvrouwelijke ingénue, zoals alleen Shakespeare die in zijn komedies scheppen kon, langs de grande coquette die stijl, distinktie en een fisische aantrekkingskracht opbrengen moet, naar de rijpe, getormenteerde vrouw, getekend door het leven en de hartstocht maar die het persoonlijk temperament onder kontrole moet houden, ligt een wereld van diep-menselijkheid, van persoonlijk verzaken, van dienen; een wereld van schoonheid door een volledige vrouw aan haar volk aangeboden als op een gouden vruchtenschaal. Want een grote toneelspeelster is een volledige vrouw.
De tijd van de grote vedetten, die hun tijdgenoten fascineerden door hun excentriciteiten en excessen, is - gelukkig - lang voorbij. De mens van heden is nuchter geworden en een toneelkunstenaar leeft binnen de geordende maatschappij. Hij moet zich niet meer wreken op die maatschappij die hem uitsloot (niettegenstaande de bewondering die zij hem toedroeg). Het lijk van de grote Neuberin, dat men eens over een kerkhofmuur wierp, zou nu op decente wijze begraven worden omdat de Neuberin nu als een volwaardig, en zelfs vooraanstaand lid van de maatschappij zou beschouwd worden. Het verweermiddel van diegenen die eeuwen aan de zelfkant van de samenleving hebben geleefd, is een anachronisme geworden. Een aktrice is nu een dame, arbeidend in funktie van een artistieke taak, net als een dichter, een schilder, een beeldhouwer, een musikus. Zij is zelfs meer: zij interpreteert, maar schept tevens. Er is alleen het voorbijgaand karakter van wat zij schept, dat haar arbeid zo vluchtig maakt. Zij kent alleen de grootheid van het moment, maar dat moment betekent voor haar dan ook een geheel leven. Zij verzaakt aan zichzelf, zowel aan haar schoonheid als aan een eventueel lichaamsgebrek, aan een sterke persoonlijkheid als aan een kramakkelijke gezondheid, aan haar eigen identiteit, aan zichzelf, aan alles wat haar buiten het kader van de manteau d'arlequin tot een bepaalde dame maakt, het is niet meer Gella Allaert die daar staat, gaat, praat, bemint, lijdt of sterft, maar Katharina, madame Sans-Gêne, Mary Tyrone, de mooie Helena, een heilige of een hoer. Zulke inkarnaties worden niet door middel van schmink of andere hulpmiddelen op het wezen gelegd; die geschieden innerlijk, door middel van een intense innerlijke introspektie, door extase... maar steeds onder strenge kontrole. Een grote toneelspeelster is een natuurelement in eruptie, maar onder de kontrole van een filterend intellekt. En dat is Gella Allaert. In het kader van ons vlaams nationaal
toneelpotentieel, is zij een van onze grootste toneelspeelsters.
Zij is ook een van onze mooiste toneelspeelsters. En die vaststelling van mijnentwege heeft niets met galanterie te maken. Een mooie aktrice is niet noodzakelijk een mooie dame, zoals men die op de straat of in gezelschap ontmoet, waarvoor men even omkijkt, waarover men een opmerking maakt en zijn weg voortzet. Een mooie aktrice kan een dame zijn, die niets heeft van een klassieke schoonheid - want die kan ook onpersoonlijk zijn - en die u toch fascineert omdat men achter het gewone een expressie ontwaart die van glas een edelsteen maken kan. Gella Allaert is een mooie aktrice omdat zij, eens dat zij de planken onder de voeten voelt, als geïllumineerd wordt, verlucht door de onzichtbare hand van een kunstenaar, geboetseerd in haar eigen vlees. Zij is een mooie aktrice omdat zij op het toneel skulpturaal beantwoordt aan de eisen van het toneel. Dat heeft zij gemeen met de Jeanne De Coen van vroeger (en soms nog van heden), die, eens in het licht van de schijnwerpers, Medea werd, of Anna, of een vrolijk vrouwtje van Windsor, of een volumineuze lichtekooi van Ben Jonson. Wat Jeanne De Coen ook was, Gella Allaert ook is, zij is altijd mooi, mooi van de vreugde, mooi van het leed. Zij weet vuur te slaan uit een kei, en schoonheid zelfs uit de chaos.
Oostende heeft ons Gella Allaert gegeven. Maar Gella Allaert geeft ook, meer dan het Nationaal Toneel van haar eist. Zij heeft zich, buiten haar intense arbeid aan de K.N.S., ter beschikking gesteld van de jongeren, die zich in de toneelspeelkunst en de voordrachtkunst willen volmaken. Zij heeft in haar woning te Antwerpen een toneelschool gesticht, waar zij, samen met haar even begaafde kollega Stella Blanchaert, aan talrijke leer-