Beeld in hout, 1956.
zijn beelden: welke kalmte, welke statiek. Onbeweeglijk en stil staan zij vrank en vrij in de ruimte, berustend in zichzelf en toch open voor de blik, voor lucht en licht, slank en rijzig, sierlijk, fier en voornaam. De kunstenaar snijdt, plooit en smeedt het ijzer naar zijn wilskrachtig inzicht, vinnig en rank, pittig en juist, zó en niet anders.
Vonck weet wat hij wil. Hij is een koppige Westvlaming. In hem schuilt een atavistische fierheid over het goed afgewerkt, tot in de puntjes verzorgd stuk. Hij verfoeit de oppervlakkige en gemakkelijke trukjes der improvisatie, zo aan de orde van de dag. Nooit tevreden, heeft hij reeds ontelbare werken vernietigd, die velen nochtans gaarne in hun living zouden zien prijken... In een tijd van soms uiterst gedurfde bluf pleit dat voor zijn ernst.
Als modern kunst-ambachtsman: voorbeeldig. Bekijk zijn gekleurde reliefs, ten onzent gans nieuw, steeds nobel als waardevolle sieraden, ‘definitief’ als enig stuk, ‘kunst-voorwerp’ in de volledige betekenis van het woord. Dekoratief? Ik zal de laatste zijn om het te ontkennen. Maar dan onder voorwaarde dat we deze bepaling even herzien...
Want dit moet onderstreept: Vonck is een modern mens-kunstenaar die in vormen en kleuren een plastische visie, een innig doorleefde innerlijke noodwendigheid heeft uit te drukken in een taal die de taal is van zijn tijd en spreekt tot en verstaanbaar is door (intelligente en gevoelige) mensen van onze tijd. Toen ik met zijn globaal werk kennis maakte, heeft mij diep getroffen hoe deze jonge kunstenaar, in een milieu dat stellig daartoe geen gunstig klimaat bood, zo scherp stelling nam (niet door woorden maar door realisaties) voor de abstrakte kunst, een kunst die in Vlaanderen, zoals door Hitler in Duitsland, door een weliswaar kleiner wordende schaar nog steeds als een ‘ontaarde’ kunst wordt bestempeld. (Tussen haakjes, voor deze mensen: veel geluk met het gezelschap van Hitler en het ‘réalisme socialiste’!...)
Relief-Teckhout, 1957.
Vonck levert dus abstrakt werk, zuiver authentiek, volledig. Geen verdoezelde figuratieve kunst als zovelen. Geen ‘willen en niet durven of niet kunnen’. Maar naakt en wezenlijk. Vonck is ook geen handelaar in oud ijzer. Hij kopieert geen luchtfoto's of vochtvlekken op muren. Zijn kunst is wat Apollinaire noemde een kunst die niet meer uitgaat van een onderwerp buiten zichzelf, maar van het innerlijk onderwerp. Wat uit zijn handen komt is splinternieuw.
Hij heeft, ten slotte naar eigen temperament een eigen schrijfwijze gevonden, een eigen taal gesmeed, een eigen stijl veroverd. Wees gerust, hij heeft die niet zó maar uit zijn mouw geschud, want hij ontkent niet dat hij het voorbeeld van grote voorgangers oprecht bewondert. Maar langzaam, stap voor stap, in de stilte buiten de belangstelling, in de eenzaamheid van de onverschilligheid, heeft hij moedig, bedacht en beheerst, steeds dieper gedelfd en de schat gevonden die hij zocht. Maar hij west evengoed, als wie ook, dat alles verre van gezegd is. Dat men hem slechts de gelegenheid schenke (dat moet in West-Vlaanderen mogelijk zijn) zijn talent te wijden aan de intergratie van zijn kunst in de architektuur, zowel in kleine, toegepaste sierkunst, als in grootse, monumentale muurschilderingen en openluchtsculpturen. Hij zal niet, zoals velen, (rotte) appelen voor citroenen verkopen.
Vlaanderen, dat is Rubens en Permeke. Maar dat is ook, en zeker niet minder, Van Eyck en Servranckx. Vonck staat dichter bij deze laatsten, bij hun Diets scheppingsvermogen, bij hun éénheid van geest en hart. De adel van zijn werk in al zijn aspekten dwingt onze bewondering af. Voor ons modern kunstpatrimonium is het oeuvre van Vonck, voorbeeld van eigentijdse Vlaamse scheppingskracht, onbetwistbaar een rijke aanwinst.
Maurits Bilcke