Ontmoetingen
Henry van de Velde
Op 26 oktober 1957 overleed in Zwitserland - 95 jaar oud - de te Antwerpen geboren architect Henry Van de Velde.
Dit afsterven in de vreemde van deze landgenoot tekent het leven van deze universele denker en voorlichter met woord en daad. De grenzen van het eigen vaderland zijn hem te eng geweest om - De Heilige Weg - te banen, naar de rationele conceptie, in bouw-nut en sierkunst.
Na de jeugdjaren, wanneer hij begonnen als kunstschilder, naar eigen getuigenis, het geloof in het schilderij had verloren en het penseel neerlegde om zich te onttrekken aan deze kunstvorm die hij toen als egoistisch en antisociaal beschouwde, schakelde hij over naar de ambachtskunsten. Te Brussel in 1894 gaf hij met zijn voordracht ‘Deblaiement d'art’ het eerste signaal om op te ruimen en af te rekenen met al de leugenachtige gedaanten en bedorven vormen die hij met verbijstering om zich heen zag. Hij kwam in opstand tegen alle voorwerpen vermomd onder een gedaante die beantwoordde aan een andere bestemming.
In de geest van ‘zo gij de wereld wenst te verbeteren, begin bij uzelf’, tekende hij, die voorheen nooit zich met bouwkunde inliet in 1895 het ontwerp voor eigen woning en interieur. Hij wenste tot elke prijs ‘zij die er in toegestemd had zijn leven te delen, en de kinderen die uit het huwelijk zouden geboren worden’ te beschermen tegen de smaakverbastering, ‘want de lelijkheid besmet de ziel en de geest, evenzeer als de ogen’.
Het eigen huis zal echter niet lang in het vaderland gelegen zijn. Zijn wekroep werd gehoord in Duitsland. Daar verbleef hij, op uitnodiging van de Groothertog van Weimar sinds 1901, om er als raadsheer voor kunstaangelegenheden ‘het peil van de voortbrengselen der kunstnijverheden van het land op te voeren’.
Onder zijn leiding werd te Weimar in 1908 de Kunstgewerbeschule gebouwd en ingericht, - de eerste proeve in Europa van een kunstschool, waarvan het programma systematisch de studie der stijlen verbande, elk model verwierp en zonder andere voorbereiding de verwachtingen bouwde op de ingeboren faculteit der vinding, geleid door de logica der meest rationele conceptie van alle dingen.
De grondslagen werden toen gelegd van het door Walter Gropius in 1919 gedirigeerde Bauhaus te Weimar en later te Dessau.
Na sinds de oorlog 14-18 in Nederland te hebben verbleven, kwam hij eindelijk terug naar zijn vaderland. In 1926 werd hem van officiele zijde gelegenheid geboden, zijn zuiverende zending bij ons te vervullen. Hij werd de eerste directeur van het Hoger Instituut van de Abdij Ter Kameren, en aan het Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis te Gent werd hij lesgever. Aldus kon hij bij eigen volk, de stuk voor stuk gewonnen inzichten omtrent de rationele vormgeving formuleren. Dit deed hij niet op bazige toon, maar rederlijkerwijze, met kalme zekerheid.
Hij toonde aan alle stijlnabootsers, die omwille van de schoonheid ook gebouwd hadden aan wat hij, als een smaad aan de schoonheid, veroordeelde, dat zij de heilige weg niet hadden gekozen.
Hij leerde hen dat er geen subliemer voorbeelden van de schoonheid bestaan dan de talloze scheppingen waarin de natuur onthult dat zij geschapen werden volgens de opperste wet, die de vormen bepaalt naar hun functie.
Hij bewees dat van de oeroude tijden af, dit functionele voorbeeld werd gevolgd, maar dat eerst bij de officiele romeinse bouwkunst, en later bij de Renaissance - de Barok en het Rococo het misverstand tot uiting kwam, oorspronkelijk functionele elementen te degraderen tot ornamenten.
Zijn verzet tegen het ornament, vloeide niet voort uit een dorre gevoelloosheid, immers wie schreef met groter bezieling over het soevereine ornament van gebouw en gebruiksvoorwerpen, waarin ‘zoals in een bloem of in het menselijk lichaam, verwezenlijkt wordt het spel van verhoudingen, volumen, doordrongen
Portret getekend door de auteur van dit artikel, Hilaire Gellynck, toen hij in 1927 Henry Van de Velde als leraar had te Gent.
van een rythme, even meeslepend als een muzikale fraze’.
Hij richtte zich heftig tegen de dwaasheid van ‘met zuilen en portieken beladen tempel-kasten en buffetten, waarvan de zuilen met de deur meedraaien en meteen het zware fronton in de steek laten, dat zij te torsen hadden’.
Henry Van de Velde is de rusteloze zendeling geweest van de nieuwe stijl. Hij heeft in volle overgave zich gebogen evengoed op de beste vorm voor een papiersnijder, als op de creatie van het Werkbundtheater te Keulen.
Zijn nieuwgezindheid was antimodieus en traditiegetrouw verbonden aan de idee van het moreel-eerlijk uitzicht der dingen.