door het mechanisme van haar ontstaanswijze het aandeel van de menselijke geest niet al te zeer en bij voorbaat beperkt.
Voor mij is deze vraag sedert lang geen vraag meer. Het persoonlijke aandeel, de persoonlijke vrijheid, is bij de fotograaf stellig niet geringer dan bijv. bij de zangeres of voordrachtkunstenaar. Zelfs niet geringer ook dan bij de architect. Wie onbevooroordeeld het werk van Amerikanen als Edward Weston en Duncan, van een Fransman als Cartier-Bresson, een Duitser als Otto Steinert, een Nederlander als Martien Coppens beschouwt en onderling vergelijkt, moet toch wel tot de slotsom komen, dat deze fotografen op dwingende wijze hun stempel drukken op dit werk.
Het is waar, dat in vele foto's - ook zeer verdienstelijke - de technische bedoeling nog altijd een grote rol speelt. Niet het minst geldt dit voor de experimentele foto. De toepassing van solarisatie bijv. verrast de eerste maal dat men dit procédé ziet, maar het effect verveelt spoedig, tenzij het met grote beheersing en uit innerlijke noodzaak wordt gebruikt.
Ook bij de naturalistische opname ligt het gevaar echter in een overschatting van de geperfectionneerde fotografische techniek.
Als de sluiter van de camera de mogelijkheid biedt om 1/1000 sec. te belichten en aldus een bewegend voorwerp haarscherp weer te geven, vereist het enig inzicht en enige moed om tóch 1/10 te belichten en hierdoor de beweging door onscherpte juist te demonstreren, hetgeen vrijwel zeker de expressiviteit van de foto ten goede zal komen.
Wat dit betreft: elke kunst vraagt om de volledige beheersing van een of andere techniek, maar kunst wordt zij pas wanneer men de techniek weer vergeet. Want techniek om de wille van het technische spel leidt altijd vroeg of laat - en meestal vroeg - tot de gezochtheid, de gemaniereerdheid, tot het kunstige en kunstmatige. Hoe groter de dictatuur van de techniek in een bepaalde tak van kunst evenwel is, des te meer roem behaalt hij, die deze techniek in de expressie of zelf-expressie weet te doen opgaan.
De fotografie is dan ook niet, zoals men doorgaans aanneemt, een van de gemakkelijkste, maar ook een van de moeilijkste kunsten.
Ons eigen woord kunst komt van kunnen, zoals van het Griekse woord technè weer ons woord techniek stamt, maar termen als deze vertellen ons niets omtrent de zin of werking van het schoonheidsinstinct, omtrent het in de mens ingeboren gevoel voor harmonische of expressieve verhoudingen. Niet elke beheerste techniek, niet elke gekunde handeling beschouwen we als kunst, ook al spreken wij in de wandeling van rij-kunst, vliegkunst, kook-kunst enz.
Want bij elke kunst moet in ieder geval sprake zijn van een volledige beheersing, en met dit woordje volledig bedoelen we een niet louter-werktuigelijke, niet louter verstandelijke beheersing. Een beheersing dus die boven het cerebrale of het automatische uitgaat, een beheersing (meer of minder) met de totaliteit van ons zijn, met onze totale persoonlijkheid; een beheersing die m.a.w. ruimte laat voor factoren als daar zijn: het spelinstinct, de fantasie, de sierlust, de zin voor het evenwichtige enz. Het hangt er dan ook in feite niet zozeer van af wat we doen, maar hoe het gedaan wordt, het hangt er niet zozeer van af van welke techniek we ons bedienen, maar van de mate waarin de techniek volledig beheerst kan worden.
Vandaar dat verschillende tijden en verschillende volkeren aan afwijkende handelingen of technieken een hogere geestelijke en esthetische zin hebben toegekend. Zo was, om ons tot twee sprekende voorbeelden te bepalen, bij de Japanners het schikken van bloemen een belangrijke uiting van wat wij kunst zouden noemen, en bij de Chinezen heette de schrijfkunst, de calligrafie, zelfs de moeder van alle kunsten: zij werd nog boven de schilderkunst gesteld. Van dit standpunt uit beschouwd is kunst dus werkelijk gekende, volledig beheerste, van geest of gevoel vervulde techniek; en iedere handeling verricht met begrip, met gratie, met liefde, met vaardigheid, iedere handeling waarop de mens zijn eigen stempel drukt en waarin hij iets bloot geeft, iets zichtbaar maakt, iets aan anderen wegschenkt van zijn eigen innerlijke leven, iedere soortgelijke handeling kàn, op een gegeven moment in de geschiedenis van een volk of in de ontwikkeling van een individu, de betekenis verkrijgen van een scheppingsdaad.
Het zou te ver voeren op al de verschillende aspecten van de moderne fotografie nader in te gaan, maar een enkele kanttekening moet nog geplaatst over de abstracte of de naturalistische foto.
Een boomblad enorm vergroot werkt optisch niet langer als boomblad. Het doet zich aan ons voor als een vreemd en levendig spel van zich vertakkende nerven. Eén stap verder en het blad schijnt zelfs op te houden een natuurproduct te zijn. Het wordt poëtisch en fantastisch, het wordt een symbool van bepaalde groeibewegingen, een verrassend nervenschrift. De camera wijst aan de natuur een nieuwe weg, het concrete gaat ongemerkt over in het abstracte.
Maar ook de zogenaamde abstracte fotograaf registreert. Hij kan niet anders. Soms is zijn abstractie