Uitdrukkingsmiddel
De fotografie heeft met het schrijven - fotograferen is schrijven met licht - verscheidene facetten gemeen. We kennen zakenbrieven, familiebrieven, liefdesbrieven, krantenartikelen, reportages in week- en maandbladen. Doch daarnaast ook proza en poëzie.
Zo ook in de fotografie.
Tegenover de familiebrief staat het eigen gemaakte kiekje. De zakenbrief heeft als tegenhanger - soms als aanvulling - de technische foto gekregen, het krantenartikel - de persfoto, de journalistieke reportage - de fotoreportage. Maar in de fotografie kennen we eveneens ‘proza en poëzie’.
Dat is fotografie gebruikt als uitdrukkingsmiddel.
De grens tussen de ene facet en de andere is bij het fotograferen evenmin als bij het schrijven scherp te trekken. Zoals een familiebrief een algemene betekenis kan hebben, kan ook een foto van een familiegebeuren soms ver uitstijgen boven het eng-partikuliere. We denken hierbij aan het fotoboek ‘Mother and child’ van Nell Dorr en aan meerdere foto's in de tentoonstelling ‘Family of Man’ bijeengebracht door Edward Steichen.
Een reportage in een tijdschrift kan behalve mededelingen tevens proza in de beste betekenis brengen. B.v. ‘Zes inwoners van Hiroshima’ door John Hersey. Zo kan ook een fotografische reportage veel meer zijn dan een serie-plaatjes-om-even-te-bekijken. B.v. ‘Hongersnood in India’ door Werner Bischof of het boek ‘This is war’ van David Douglas Duncan. En op een minder dramatisch vlak: o.a. ‘Spanish Village’ van W. Eugène Smith en ‘De kampvechters van Kordofan’ door George Rodger.
Waar de fotografie gebruikt wordt als een uitdrukkingsmiddel ontkomt ook zij niet aan de geest van onze tijd.
F. Bordewijk laat in ‘Karakter’ advokaat De Gankelaar als zijn mening uitspreken ‘De mens van heden beseft gelukkig dat alles al gezegd is en zoekt een nieuwe verdienste alleen in de vorm’.
Dit zou dan ook moeten gelden in de fotografie. Voor de fotografie kunnen we deze uitspraak echter niet in haar geheel aanvaarden. In honderd jaar kon zij niet verwerken wat andere uitdrukkingsmiddelen gedurende eeuwen veroverden. Doch bovenal, zij is te zeer een kind van haar tijd om nu reeds voor een gedeelte lam gelegd te zijn. Zij laat zich niet vergelijken met de oudere uitdrukkingsmiddelen.
De fotografie heeft vele zijpaden bewandeld, ook al ontdekten sommigen reeds vroeg haar ware wezen: de bijzondere geschiktheid om momenten vast te leggen, o.a. Stieglitz. De candid-fotografie van na de oorlog vestigde hierop wel bijzonder sterk de aandacht. De meer of mindere artistieke houding maakte plaats voor een eenvoudig aanvaarden. Daarbij waren de technische hulpmiddelen zo geperfectionneerd dat het mogelijk werd onder alle omstandigheden te fotograferen zodat het leven in al zijn veelzijdigheid betrapt kon worden.
Aangezien de mens de mens het meest nabij is en het leven variabel als de mens zelf; zal men de behoefte blijven voelen om het leven in al zijn facetten uit te beelden. Hiervoor is de camera het aangewezen middel. De camera registreert; zij geeft een waarheidsgetrouw beeld. Hierdoor wordt iedere gebeurtenis een bepaalde gebeurtenis. Deze eigenschap beperkt de waarde van de fotografie als uitdrukkingsmiddel niet. Een foto kan meer zijn dan alleen het bewijs van een feit. Niet de fotografie maar de fotograaf bepaalt of een foto meer zal zijn dan een illustratie van een gebeurtenis; of zij zich zal verheffen van het individuele plan naar het algemene; of zij alleen zal leven binnen haar afmetingen of een nieuw leven zal stellen daar buiten. Dit is een spel dat zijn bijzondere bekoring heeft. Het wordt niet gespeeld om den brode noch om de sensatielust te bevredigen, zoals velen blijkbaar nog steeds veronderstellen. Misschien kan men hier beter niet spreken van een spel. Het is eerder een drang die zich niet laat onderdrukken. Mede daarom is de fotograaf nog niet uitgesproken. Hij zal doorgaan met het brengen van de beelden van zijn tijd. Dit is het eerste aspect van de fotografie als uitdrukkingsmiddel.
Tegenover het beelden van onze tijd staat het beelden in onze tijd. Wij menen dat het niet uitsluitend aan de geaardheid van de fotografische techniek ligt, maar eveneens aan haar jeugd, haar onvolgroeid-zijn, dat de non-figuratieve tendenz bij haar later inzette. Een van de belangrijke gangmakers van deze richting was van huis uit een schilder, Laslo Moholy-Nagy, die non-figuratieve foto's bracht en daarmee de nadruk legde op de vorm.
De gebondenheid van de fotograaf aan zijn instrument is spreekwoordelijk, doch niettemin zo betrekkelijk, dat hij zich het kan veroorloven, zich op een non-figuratieve wijze te gaan uitdrukken.
Als gevoelsmens kan de fotograaf zich zeker niet onttrekken aan zijn tijd. Waarom zou men dan in de fotografie niet eenzelfde strekking ontmoeten als bij de andere uitdrukkingsmiddelen: een nadrukkelijk zoeken naar de vorm.