Dankrede
Ik ben blij het woord te mogen nemen, omdat mij hier als Burgemeester van Roeselare, de gelegenheid wordt gegeven om openlijk, voor een uitgelezen publiek, in de tegenwoordigheid van de hoge vertegenwoordigers van alle Vlaamse, en ook Waalse provincies, en in bijzijn van talrijke afgevaardigden van onze kunstwereld, namens onze stad, een bijzondere plicht te vervullen.
In de eerste plaats wil ik, de Heren Gouverneurs en de Bestendige Deputaties van onze provincies, en in het bijzonder van de Provincie West-Vlaanderen, gelukwensen met het initiatief van deze cultuurdagen, die ditmaal als interprovinciale dagen werden opgevat, waardoor aan de schone traditie van onze provincie thans een bijzondere glans wordt verleend. In de reeks van culturele en kunstlievende manifestaties door ons provinciaal bestuur ingericht of gepatroneerd en waarvan de weerklank steeds zeer groot is, zullen de huidige dagen zeker een uitzonderlijke plaats innemen.
Vervolgens sluit ik mij namens de stad Roeselare aan bij de hulde welke hier wordt gebracht aan onze eminentste Vlaamse componisten. We aanzien het als een eer voor onze stad, dat juist in het jaar waarin onze grote Rodenbach werd gevierd, terug te Roeselare een huldebetoon plaats grijpt tegenover mensen die, in het spoor van deze geniale figuur, op zo schitterende wijze de kunst en de Vlaamse zaak hebben gediend, te meer daar onder hen, en wel juist een West-Vlaming, nog een tijdgenoot van Rodenbach voorkomt.
Des te betekenisvoller moge dit zijn, daar de viering doorgaat in het aloude Klein Seminarie, eveneens jubilaris in dit jaar, bakermat van zoveel vooraanstaande Vlamingen, waarvoor ik hier hulde wil brengen aan deze instelling.
En mijn laatste woord, en hierop wil ik steunen, zal een woord van dank zijn. Van dank aan de Provincie West-Vlaanderen, en voornamelijk aan de Heer Gouverneur en de Heren Bestendige Afgevaardigden.
Vooreerst omdat zij deze luisterrijke dagen te Roeselare hebben laten
doorgaan. Toen de plannen voor de Rodenbachherdenking werden ontworpen, en bij de
Provincie werd aangeklopt
met het voorstel de provinciale cultuurdagen 1956 te Roeselare te laten doorgaan in het teken
der Rodenbach - herdenking, was 't antwoord dadelijk positief. We zijn U daarvoor erkentelijk omdat U met
deze hoogstaande dagen een waardig slot hebt willen zetten aan de zo geslaagde Rodenbachfeesten, door, na de zovele andere manifestaties, het academisch gedeelte ervan op zo voortreffelijke wijze te verzorgen.
Daarvoor, om de eer die U daarmee aan de stad en aan A. Rodenbach betuigt, en tevens, want dat wil ik hier nog eens in het licht stellen, om de indrukwekkende morele en materiële steun die we van de Provincie West-Vlaanderen mochten genieten bij de luisterlijke A. Rodenbachviering in juli ll., onze oprechte dank.
Laat mij eindigen met de verzorgers van het uitgelezen programma van deze zitting geluk te wensen, en de hoop uit te drukken dat het cultureel werk onzer provincie, dat, speciaal onder het impuls van de Heer Bestendige Afgevaardigde Storme, een zo hoog peil heeft bereikt, in de toekomst verder moge bloeien en in stijgende lijn gaan, het Vlaamse land en volk ten bate.
J. DE NOLF, Burgemeester van Roeselare.