[Kunstleven]
Poëtisch bericht
Windstilte
Het waait niet meer. De wind ligt stil
- tussen een maartse bui en een aprilse gril -
achter de heuvels even uit te blazen:
zelfs hij krijgt van dit dol en driftig razen
vermoeide ledematen en een schorre stem.
De bomen in het bos en ik, we missen hem.
Zonder zijn wiegelied kan ik niet inslapen
en dit stil wakker-liggen maakt me bang en ziek.
Bomen zijn nog eenzamer dan ik:
God heeft de wind tot hun gerief geschapen;
zonder de streling van zijn adem kunnen zij niet
eens spreken, zij hebben geen eigen lied
Bomen zijn stomgeboren stervelingen
die enkel ruisen als de wind het wil.
Ik zou boom onder bomen kunnen zijn, met dat verschil;
ik kan ook uit mijn eigen stilte zingen.
*
Chiromancie
Ik bekijk jouw bleekgele handen
en lees er de lijnen van 't lot
Hoe schrik ik, want achter hun randen
vermoed ik de dreighand van God.
*
Alpen
Wolken die over bergen schoven,
sneeuw en ijszee verblindend wit,
vuurzoen en zonnestreel daarboven,
donkere dennen in de kloven.
*
De stem
- Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp;
ruw blijft mijn bouwstof, ofschoon ik ze slijp.
In 't uiterst uur der wanhoop sprak een stem:
- Pluk nu de planeten, de tijden zijn rijp.
Daggrenzen
en zag een vrouw. Ze droeg
een kindje in haar schoot.
het kindje in haar schoot
de nacht joeg langs de baan,
*
Dit licht
Dit licht is van oud tin.
bewegen onder uw huid klaar
in de tijd ligt. Laat niet
| |
Marktplein
Zó, maatloos van 't voormaal'ge uitgedijd:
van woede en oproer en van 't kakelbonte
dat de veroordeelden de dood inleidt;
van de kramen en van de marktvéntersmonden.
en van de hertog die er over rijdt,
en van de hoogmoed der Boergonden,
(Zo, van uit alle achtergronden):
Noodt het de vensters van de verste zijden
aldoor maar tot zijn ruimte in,
terwijl zich leegtes volgstoet en geleide
langzaam om de winkelrijen hing.
Reikhalzend, uit hun gevels stijgend,
trachten de huisjes alles t'overzien, -
voor elkaar schuw van de torens zwijgend,
die daar pal-staan achter hen.
*
Brugge
De stegen gaan met zachte treden,
zoals vaak zieken bij 't genezen gaan,
bedenkend: wat was hiér in het verleden? -
en die aan pleinen komen blijven wachten staan
op nog een andre, die in ene pas
opkomt uit de avendklare waterplas,
met alle dingen in veel milder weelde,
een ingewelfde wereld spiegelbeelden,
zo wezenlijk als echte dingen nooit.
Verging niet deze stad? Nu zie je hoe
zij, als aan alle raadselwetten toe,
zich duidlijk in haar tegenbeeld voltooit.
als was het leven daaraan nimmer vreemd; -
de tuinen hangen groot en dieper in een leemt,
en 't licht schiet plots verheldrend uit de vensters toe
van kroegen waar de dans herneemt...
Daarboven bleef... - lk denk slechts stilte nog,
die langzaam, zonder dat ze aandrang heeft,
druif voor druif proeft in de druiventros
van klokkenklank die uit de hemel zeeft.
Op 29 december is het dertig jaar geleden dat Rainer-Maria Rilke nabij Montreux overleed. Hij is ook in Vlaanderen op doorreis geweest en heeft zijn impressies over ons land vastgelegd en in een stuk proza over de boetprocessie van Veurne, en in gedichten over Veurne en Brugge, waarvan er hier enkele volgen, in de vertaling van Wouter van Doorn.
Begijnhof
Maar wat toch spiegelt in wel duizend schijven
het kerkraam over op het plein,
waar samen stilte, schijn en weerschijn blijven,
en zich vermengen en verlengen en beklijven,
belegen en aandonkerend als wijn?
Daar sluit, niemand weet waar vandaan,
het buiten zich over het binnen,
verte om verte, eeuwigheid over vergaan;
en, verblindend, donker, ziel om zinnen.
Want er rest, tegen de wankelende grond
der zomerdagen, oud en grauw de winter:
als stond er, roerloos, een zeer zachtgezinde,
lankmoedig-lang wachtende daarginder
die zijn wenend-talmende hier vond.
|
|