West-Vlaanderen. Jaargang 5
(1956)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
VerbondsberichtenLustrumflitsenOM tweehonderd artisten in beweging te krijgen naar een plaats waar ze zullen moeten zitten en luisteren, is er niet alleen een berg papier en goed weer nodig, maar er moet nog iemand zijn die alles concerteert. Die man was onze administrator, en sinds 30 september weet hij dus ook wat het betekent met artisten om te gaan. Hij heeft het lustrumfeest zeer goed ingericht, van het begin tot het einde. Er waren meer dan tweehonderd artisten, er waren zelfs enkele leden van onze redactieraad, er waren ouderen en jongeren, artistieke vijanden en vrienden door dik en dun. Het was een bonte bende. Vooraan een slagorde personaliteiten en op het podium een bijna modern tafeltje, muziekstoeltjes en een gammele Parnassosberg in het verschiet. Als ik hoor declameren denk ik altijd aan Fernandel. Dat blijft voor mij tot nog toe het summum van stemtaal. Maar misschien zullen onze Vlaamse artisten vroeg of laat de vergelijking op internationaal plan kunnen doorstaan. Gerard Vermeersch, uit Ieper, een nog weinig bekend talentvol declamator, heeft een kloeke, buigzame stem. Hij weet ziel te leggen in zijn woord. Wij herinneren ons het bonkig-frisse stuk uit Matthys' ‘Louis Kardoen’, en de schrijnende tragiek uit Germenprez' ‘Iseland’. Er werd muziek gespeeld op die akademische zitting, werk van Ryelandt, Decadt en Bouquet, prima uitgevoerd door het kamerorkest van de Conservatorium te Roeselare, onder de leiding van André Messens. Nadien kwam Bernard Verhoeven aan het woord. Deze zestigjarige Nederlandse dichter en essayist hield een schitterende rede over de taak en de roeping van de kunstenaar in onze tijd. Bernard Verhoeven, die pas herkozen werd als lid van de Nederlandse tweede Kamer, is stichter en eerste directeur geweest van de Jan van Eyckakademie te Maastricht en van de toneelschool aldaar. Hij heeft zopas ook Heiko Kolt geëngageerd voor zijn toneelschool. Hij schreef gedichten, en sterk opgemerkt essayistisch werk, over Guido Gezelle, Karel van de Woestijne, Henriette Roland Holst, Graham Greene en anderen. Hij publiceerde ook een merkwaardige studie over ‘Kunst en Leven’ en een niet minder diep en van uiterst persoonlijk aanvoelen getuigend essay over ‘De lach’. Hij is altijd een vriend van Vlaanderen geweest. ‘Is dat eigenlijk een Hollander?’ vroeg men in mijn buurt. Het was de dichter die voor ons stond en die ons ook door de vorm van zijn woord bekoorde; de dieper denker tevens, die soms met verrassende juistheid en welsprekendheid het preciese woord vond voor zijn zoekend gedacht; de kenner van Vlaanderen en van onze Vlaamse kunstenaars. Meer dan een half uur lang hebben alle aanwezigen zijn diep-ingrijpend woord beluisterd. Hij sprak over de werkelijkheid van de artist, die een heel andere is dan de werkelijke. Is Shakespeare's Hamlet voor ons niet werkelijker dan het lijfelijke prinsje dat misschien in Denemarken heeft bestaan? Te weinigen nog hebben inderdaad het woord van Paul Klee begrepen: ‘Kunst gibt nicht das Sichtbare wieder, doch macht sichtbar’. Het is een geheimzinnige wereld waarin de kunstenaar leeft, men dringt er moeilijk door, men botst op moeilijkheden, misschien wel op tegenstrijdigheden. Doch ernstige grote kunst is altijd moeilijk en daarom gemakkelijk. Er ligt iets in van het kind. Bernard Verhoeven sprak over de oorspronkelijkheid van de artist en over zijn vrijheid. De kunstenaar is deloyaal, hij staat vrij tegenover iedere macht, hij is zichzelf: ‘Mijn roek's, ik laat ze zwetsen, ik ga, zij blijven staan’. Een deloyaliteit die echter altijd eerlijk blijft en uitmondt in diepe nederigheid: ‘Mijn dagelijks gedicht is mijn dagelijks gebed.’ Wij wisten dat Bernard Verhoeven een vriend was van Vlaanderen en uitstekend kenner van onze letteren en onze kunst. Vooral Gezelle en Van de Woestijne kent hij à fond en met vele voorbeelden toonde hij de universaliteit en de actualiteit van onze twee grootste dichters. Niet minder vertrouwd is Bernard Verhoeven met de grote literaire figuren van het ogenblik. Onze tijd grijpt de mens aan in zijn naakte bestaan. Ook dit moet de artist aanvoelen en uitdrukken. Wij hebben van zijn spreekbeur genoten. Hij moge nog dikwijls de weg vinden naar Vlaanderen en naar ons kunstenaarsverbond. Op de lustrumviering werd nog het woord gevoerd door Dr. Marcel Grypdonck, door de heer Gouverneur van de provincie en door Mgr. M. De Keyzer namens de kerkelijke overheid. Ook de heer Storme, onze voorzitter sprak een inleidend woord, waarin, hij een overzicht gaf van de werking van onze vereniging tijdens de afgelopen vijf jaar. Hij heeft veel mensen en instanties bedankt. Maar hij kon natuurlijk zichzelf niet bedanken. Dat mocht nochtans gebeurd zijn. Want de heer Jozef Storme heeft met zeer veel ijver, met doorzettingskracht en toch met wijze voorzichtigheid het kunstenaarsverbond tijdens dit eerste lustrum geleid. Er was nog een banket 's avonds met tafelredevoeringen door Kanunnik Jozef Dochy, Senator Robert De Man en de heer H. Jozef Vandenberghe. Nadien was er nog een avondfeest, waar men zich, naar het schijnt, best vermaakt heeft. In verschillende Vlaamse kranten werden ‘verslagen’ gegeven van het feest. Over de betekenis van het bestaan van onze vereniging, de heilzame invloed die ervan kan uitgaan en het vele werk dat nog zou kunnen gebeuren, lazen we in een tweetal Nederlandse weekbladen. Radio-Kortrijk zorgde voor een uitstekende reportage, die vele vrienden van onze vereniging hebben opgemerkt. Die sympathieke samenhorigheid, die men vooral op feestelijke plechtigheden waarneemt, moge meer en meer werkelijkheid worden in de bonte bende artisten die rond dit tijdschrift gegroepeerd zijn. Dan zullen we misschien geen vijf jaar moeten wachten om opnieuw een dergelijk feest te beleven, met een inslaande rede en een uitstekende artistieke omlijsting. En nog iets: er werd op de lustrumviering gesproken over een mogelijke uitbreiding van onze vereniging, en meegaande van ons tijdschrift, tot een algemeen Vlaams kunstinitiatief. Wij weten dat dat niet ‘zo maar’ kan gebeuren. Trouwens, sinds enkele jaren worden er pogingen aangewend, die echter té | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dikwijls afschampen op onverschilligheid en typisch(?) particularisme. Het blijft nochtans een mooi doel. Kan dat niet wat geintensifieerd worden, vooral nu een tweetal grote Franse tijdschriften overwegen binnenkort een Nederlandse editie te brengen; nu wij toch zien dat nog té vaak verdienstelijke Vlaamse artisten uit internationale prestaties uitgeschakeld blijven. Er is waarachtig nog werk! - fb. | |||||||||||||||||||||||||||||||
TerechtwijzingBIJ het artikel ‘Arno Brys en de Rodenbachstoet te Roeselare’ verschenen in West-Vlaanderen, jaargang 1956, nr. 5: Zoals uit de titelopgave blijkt was het kennelijk de bedoeling de inhoud van dit artikel zoveel mogelijk tot de pikturale bijdrage van de h. Brys te beperken. Hierdoor heb ik gemeend geenszins afbreuk te doen aan de medewerking van andere kunstenaars tot het welslagen van de Rodenbachfeesten in het algemeen, speciaal deze van de hh. A. Demedts, P. Van Eechaute en A. Vander Plaetse. Evenwel heb ik bij vergissing dhr Brys vernoemd als ontwerper van de stoet. Uit een nadien mij ter kennis gebracht stuk wordt in het stedelijk kontrakt de h. Vander Plaetse inderdaad als ontwerper en regisseur van de stoet en als regisseur van het spel vernoemd. Mijn bijdrage ging echter over de specifieke pikturale uitwerking, vooral van de kostumeringen door de h. Arno Brys. Het woord kostuumontwerp duidde trouwens in deze zin. Dr. Roger Fieuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het septembernummer over religieuse kunstDE verlofomstandigheden hebben veroorzaakt dat in het september-nummer enkele onnauwkeurigheden bleven. Het betreft vooreerst het artikel van Dr. Fieuw; de schrijver zelf is zo goed geweest een terechtwijzing op te stellen. Het betreft vervolgens het citaat uit De Sacerdotio van Joannes Chrysostomos, dat, samen met een gezegde van Mascherini, vooraan het nummer op speciaal grijs papier werd gedrukt. De vertaling uit het grieks was zeer onnauwkeurig en misleidend; bovendien is het citaat uit zijn verband gerukt. De lezer krijgt erdoor de indruk dat volgens de grote kerkvader alleen de kunstenaar over een kunstwerk een oordeel mag vallen; dat bijgevolg, waar het religieuse kunst betreft, de kerkelijke overheid geen sprekensrecht heeft. Wie ook maar iets afweet over Chrysostomos begrijpt onmiddellijk dat zulks niet kan de mening zijn van de Kerkvader. Het zal dan ook - zo durven we ten minste verhopen - de vele studenten in de Wijsbegeerte, met wie we ettelijke jaren samen Chrysostomos lazen, verwonderd hebben in West-Vlaanderen een tekst te vinden, die zo weinig overeenkwam met het beeld dat wij hen van deze kerkvorst hebben geschetst... Intussen is echter bij de redactie een stuk binnengekomen, dat ons de moeite spaart de nodige rectificaties te doen. Het is van de hand van de limburgse Jezuïet P. Poukens, Prof. in Patrologie aan de theologische Faculteit der Sociëteit te Leuven, lid van het Ruusbroecgenootschap en schrijver van hoogaangeschreven wetenschappelijke werken. Wij verheugen ons zijn beschouwingen en vertaling in extenso op te nemen. De bedoeling van P. Poukens is een verkeerd begrijpen van Chrysostomos te doen vermijden. Dit betekent geen goedkeuring voor alles wat in ons land gebeurt op gebied van de kerkelijke kunst; de uitspraken van vele commissies, zowel kerkelijke als burgerlijke, zijn inderdaad zeer betwistbaar. Men gaat voort met het ontwerpen en oprichten van totaal buitentijdse gebouwen. In andere landen schijnt men hieraan een eind te willen maken, vooral Duitsland kan m.i. ons veel leren, meer zelfs dan Frankrijk, omdat de nieuwe kerkelijke kunst er, volgens mij, dieper godsdienstig schijnt. In dit verband kan medegedeeld dat naar aanleiding van de laatste Katholikendag te Keulen een merkwaardige expositie doorging over de kerkenbouw in het Rijnland; de catalogussen dezer tentoonstelling voldoen om zich van de eigen achterlijkheid te overtuigen. Ook vermelden wij dat bij het Lichtbildverlag Schumacher, Oer-Erkenschwik i. W., zeer interessant lichtbeeldmateriaal verschenen is: Kataloognummer 250: Die Entwicklung des modernen Kirchenbaues. Dr Schmidt. Kirchenneubauten nach dem zweiten Weltkrieg (stopfilm met 78 beelden wit/zwart over Dtschl. en Frkr.) Kataloognummer C 261: Moderne christliche Kunst in Frankreich. Dr Schmidt (15 diapositieven in kleur) Kataloognummer 197: Kunst oder Kitsch? Eine Gewissensfrage an den Christen! Dr Schmidt (stopfilm met 51 beelden wit/zwart). In voorbereiding zijn de nummers 315 (Moderne Kunst im Gotteshaus) en 316 (Moderne Textilkunst im kirchlichen Raum). Priesters en architecten, die rechtstreeks betrokken zijn in de kerkenbouw, kunnen op ons adres inzage krijgen van dit beeldmateriaal. Dr Albert Smeets. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Kunst en kritiek volgens de H. Joannes ChrysostomosIN zijn werkje Over het priesterschap V. 6-7 geeft de grote redenaar enkele wijze raadgevingen aan de predikant ten overstaan van zijn gehoor. Slechts zeer weinigen zijn instaat diens welsprekendheid naar waarde te schatten; enigen gunnen hem uit nijd de lof niet waarop hij recht heeft; de meesten echter zijn niet ontwikkeld genoeg om de schoonheden van zijn preek te vatten. De onwetenden mag de redenaar hun tekort niet kwalijk nemen; de afgunstigen mag hij slechts beklagen; maar noch door de enen noch door de anderen mag hij zich laten ontmoedigen, want door hun kritiek wordt zijn talent aangetast. Dan gaat de Kerkleraar voort:Ga naar voetnoot1 ‘Want als een uitstekend en allen in kunde overtreffend schilder een met zorg getekend beeld door in de kunst onbevoegden zag verachten, zou ook hij niet moedeloos mogen worden noch wegens de kritiek van onwetenden zijn tekening lelijk mogen achten, zoals hij ook een waarlijk lelijke niet bewonderenswaardig en liefelijk zou mogen heten wegens de opwinding van onkundigen. Want de beste vakman zelf zij ook rechter over zijn scheppingen en houde zijn gewrochten voor schoon of lelijk, wanneer de geest die ze heeft verwezenlijkt dat oordeel uitspreekt. De mening echter van buitenstaanders, de verkeerde en onkundige, late hij zelfs niet tot zijn geest ooit toe. Dat ook hij dus, die het zware werk der predikatie op zich heeft genomen, geen aandacht schenke aan de Intellectuelen plaatsen West-Vlaanderen in hun wachtkamer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
loftuitingen van buitenstaanders noch, bij ontstentenis daarvan, zijn ziel terneder late slaan. Maar als hij in het bewerken van zijn redevoeringen met het oog op Gods welbehagen - want Deze moet hem norm en doel zijn van zijn beste pogingen daarin, niet handgeklap noch loftuigingen - nu ook geprezen wordt door de mensen, late hij dan die toejuichingen niet verwerpen; zouden zijn toehoorders echter hem die niet schenken, late hij ze dan niet zoeken noch er om treuren. Want het weze hem een voldoende troost, ja zelfs de grootste van alle, dat hij zich bewust kan wezen zijn preek tot Gods welbehagen te hebben samengesteld en geordend.’ In de bedoeling van de auteur betekenen de cursief gedrukte woorden wel niet, dat het oordeel van buitenstaanders altijd verkeerd en onkundig zou zijn. Had hij dat willen uitdrukken, dan had hij, in het voor schakeringen zo uiterst gevoelige Grieks, op zijn minst een andere woordorde moeten gebruiken, of aan het tussenvoegsel ‘de verkeerde en onkundige’ door een bijwoord een onbeperkte zin geven. Zoals de tekst er nu uitziet, kan die onbeperktheid door geen objectief bewijs gestaafd worden. - Aanhalingen zijn slechts goed, wanneer ze juist zijn.
Prof. Dr. J.B. Poukens S.J. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Nog over het septembernummerNaast Die neue Kirche en Neue Kölner Kirchen, de twee publicaties die ons inlichtten over de exposities die tijdens de afgelopen zomer te Keulen werden ingericht, en waarover hoger wordt bericht, moet volledigheidshalve ook gewezen op merkwaardige exposities van moderne religieuze kunst die sinds verschillende jaren in Frankrijk, o.m. te Parijs, te Vezelay en te Dijon worden georganiseerd. De jongste Parijse expositie kreeg een uitstekende cataloog. Voorts dient vermeld de eerste expositie van moderne gewijde kunst in de oratoriën van de dom te Salzburg, te beschouwen als een tegenhanger van de door het Vaticaan gestimuleerde deelneming aan de Biënnale van Venetië. Tenslotte waren er tijdens de jongste zomer in dit domein nog kleinere tentoonstellingen o.m. in Nederland. De aandacht werd daar vooral getrokken door een door het aartsbisdom Utrecht gepatroneerde expositie van ‘Negerkunst en Christendom’, alwaar het zeer bijzondere vraagstuk van de gewijde kunst in de missielanden moedig werd behandeld, o.m. door Dr. Van Tricht, s.a.m. - fb. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Aktuele gewijde muziekNog in aansluiting met het septembernummer moeten wij even het woord geven aan Carl de Nys, directeur van de uitzendingen Symphonia Sacra in de Parijse radio, die in ons vorig nummer een artikel publiceerde over aktuele gewijde muziek. De leiding van de afdeling muziek in onze redactie heeft enkele aantekeningen aangebracht. Het artikel en de aantekeningen hebben in de geïnteresseerde middens nogal wat belangstelling gewekt. Ook de auteur van het artikel heeft hierop nog gereageerd. Hij schreef ons op 6 okt.: ‘Quant aux notes ...eh bien, je serai franc! Les compositeurs que vous citez, je les connais malheureusement et je ne vois aucune commune mesure entre eux et ceux que je cite; je crois en particulier qu'il faudrait lutter contre la filiation postfranckiste à commencer par le néfaste Tournemire de soi-disant “orgue mystique”, sincère sans doute mais qui est de la bien mauvaise musique. Il en est de même pour les commentaires sur l'encyclique; sauf un, j'ai lu tous ceux que vous citez en note et dont vous supposez que je les ignore; ils n'ont absolument pas souligné l'importance réelle de l'Encyclique Musicae sacrae disciplina. Je trouve aussi qu'il est faux de citer le passage sur le chant grégorien à propos de ce que je fais remarquer sur le chant populaire; je n'ai jamais dit que le grégorien n'avait plus son importance dans la nouvelle perspective de Pie XII; seulement qu'il avait perdu son hégémonie absolue instaurée depuis le motu proprio... Ce | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sont peut-être là chicanes, mais je préfère être franc et mettre les choses bien au point et il me semble, à lire les notes, que la situatien n'est pas tellement différente en Flandre.’ Na nog enkele brieven, waarin de auteur over de zaak nog wat nakaart, sluit zijn correspondentie met ‘Il est piquant que le courier des auditeurs de la radio à Paris m'a amené ces temps derniers également des lettres de séminaristes de Bruges se plaignant du traditionalisme de leurs responsables musicaux. Je précise qu'elles datent d'avant la parution de votre numéro!’ Er zou nu kunnen over gediscuteerd worden of dit laatste voor West-Vlaanderen een geruststelling of een ontgoocheling is. Du choc des idées... - fb. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Hebben aan dit nummer meegewerkt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Streuvels 85BEGIN oktober werd te Brussel door de Vlaamse club een Streuvelshulde op touw gezet waar het woord werd gevoerd door André Demedts. ‘Niemand is sant in eigen land’, verklaarde hij. Dat is echter niet waar wanneer men spreekt over Stijn Streuvels. Zijn naam en de karakteristiek van zijn oeuvre staat blijvend in onze literatuurgeschiedenis opgetekend. En toch staat er in die geschiedenis heel wat dat niet helemaal met de waarheid strookt. Streuvels is groter, ruimer, menselijker dan de kritiek hem heeft voorgesteld. Er zijn, wat hem betreft, veel vergissingen begaan, o.a. reeds wat zijn geboortedatum betreft; vergissingen wat zijn afkomst betreft, waar men zijn vader een bakker noemt, terwijl het 'n kleermaker was, die zijn zoon de les spelde en zei: Jongen, benen zijn gemaakt niet om op doch onder tafel gezet te worden, wat Stijn onthouden heeft, want hij is 'n tijdje bakker geweest. Streuvels zou Westvlaams schrijven, heeft men beweerd. Dat is ook niet helemaal juist: zijn taal is niet het geijkte Westvlaams doch de overgangstaal van de streek tussen West- en Oost-Vlaanderen, tussen Leie en Schelde, met daarbij talrijke oude woorden en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
andere, die hij zelf gesmeed heeft. De grote vergissing, die men tegenover Streuvels begaan heeft, is echter de bewering dat hij niets anders zijn zou dan een groot natuurschrijver, die het menselijk hart niet kent, die geen psychologisch inzicht heeft. Dat is in strijd met de waarheid: Streuvels is veel groter dan dat. Om Streuvels' werk te begrijpen, verklaart Demedts, moeten wij ons een ogenblik indenken in de figuur van de schrijver zelf. Hij begon vóór vijftig jaren zijn eigen levensherinneringen op te tekenen. Daarin lezen wij hoe hij van zijn moeder, de zuster van G. Gezelle, het sterk bewustzijn heeft meegekregen iets te zijn en te worden. Vandaar dat hij zich nooit volledig heeft kunnen aanpassen aan het leven van iedereen; hij had de roeping naar iets groots in zich. Die jonge man begint dan te schrijven: het zijn de ervaringen die voor hem reeds herinneringen waren. Hij laat het leven spreken van het volk zoals het vóór 80 jaren was in Streuvels' streek. Aldus treden de karaktertrekken van ons volk van zelf, onbewust bij Streuvels naar voren. Hij heeft zijn volk getoond op de eerste plaats in zijn lijdzaamheid en zijn schreiende duldzaamheid van ‘de enige verdrukte meerderheid in Europa.’ Dit toont Demedts aan in het boek dat Streuvels het dierbaarst is gebleven: Langs de wegen (1902). Streuvels ziet de mens als iemand die hulpeloos is overgeleverd aan hogere kosmische machten: er is een tijd van geboren worden, van opgroeien, van zaaien en oogsten en van heengaan. De gelukkigen zijn zij, die meedoen met dat leven zonder er iets aan te willen wijzigen. Wie zich verzet wordt gebroken. Het streven van het individu dat zich verzet tegen dat lot van het leven, tegen de sterkere krachten, gaat meestal ten onder in de waanzin. Aldus de novelle In het water, verschenen in Zonnetij (1900), en verder in De teleurgang van de Waterhoek en eveneens in de figuur van Boer Vermeulen. Dit was inderdaad het geloof van ons volk: wij mogen niets doen dat buiten het gewone gaat of wij worden gekraakt. Het is deze mentaliteit, die er het Vlaamse volk steeds heeft onder gehouden. Toch heeft Streuvels die stalen muur willen doorbreken, vooral met zijn kinderverhalen, Horieneke, Kinderzieltje, Prutske, enz. Het kind zal die starre wet kunnen doorbreken, meent hij, doch hij vergist zich. Het gebeur slechts één keer, nl. in Kinderzieltje. Laat het leven meester, zo niet breekt het ons, dat is de levenswijsheid van ons volk. Wel tracht Streuvels dat noodlot te vergeten, zoals ons volk het wil vergeten: door het godsdienstige of door de humor. De humor van Streuvels is heel anders dan die van een Timmermans of van een Nest Claes. Zijn humor is de kleine machteloze troost die de kleine man zoekt om zijn leed te vergeten: men lacht om niet te schreien. Deze karaktertrek komt in tal van Streuvels' werken voor, vooral echter in De Maanden, waarin hij enkele humoristische figuren geschapen heeft. Doch ook in deze figuren belijdt Streuvels zijn opvatting: de schoonste mens is hij, die het leven ondergaat, of er zich tegen verzet, maar dan in grandioze eenzaamheid ten onder gaat. Zo is het Vlaamse volk: het is te wijs, te konkreet, het neemt te veel waar en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
is te bang om in opstand te komen tegen de wetmatigheid! Lijdzaamheid die duldt, verzet dat strandt, poging om te ontsnappen aan het lot door het kind, en dat alles overgoten met een vleugje godsdienstigheid en humor, dat is ons volk. Deze kenmerken vinden wij terug bij Bruegel, Memlinc, Rubens, Rodenbach, Gezelle. Het moment dat voorbij is, voor ons volk, werd nooit zo heerlijk uitgebeeld in proza als in dat van Streuvels. Daarom zal ons volk in hem zijn eigen wezenheid blijven bewonderen. Langzamerhand dringt Streuvels ook in het buitenland door. Een vorige generatie heeft hem in Vlaanderen trachten te kleineren, thans herleeft hij hier, en verovert hij zijn plaats, niet alleen bij de Duitsers, doch ook bij de Slavische volkeren: op dit ogenblik is Streuvels de buitenlandse schrijver die het meest wordt gelezen in Rusland. In hem vinden de Russen een zekere verwantschap met Tolstoi, Dostojefski, Gorki, enz. Dezen zien echter meer de mens alleen, terwijl Streuvels de mens ziet met en in zijn omgeving. Omdat hij de trouwe vertolker is van de Vlaamse volksziel, zijn wij hem als bewonderaars en trouwgenegen vrienden dankbaar, besloot de h. Demedts zijn ontroerend mooie voordracht, die op een echte ovatie vanwege het publiek werd onthaald. (Uit De Standaard) L.H. |